Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken

[Regeling vervallen per 01-10-2010.]
Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 15-08-2002 t/m 31-12-2002

Besluit van 13 juli 2002, houdende voorschriften omtrent het bouwen waarvoor het vereiste van een bouwvergunning niet geldt, en omtrent het bouwen waarvoor een lichte bouwvergunning vereist is (Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 27 december 2001, nr. MJZ2001143595, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 12a, vierde lid, 43, eerste lid, onderdeel c, en 44, tweede lid, van de Woningwet, en op artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

De Raad van State gehoord (advies van 30 mei 2002, nr. W08.02.0016/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 juli 2002, nr. MJZ2002056919, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

  • 1 In dit besluit wordt verstaan onder:

    achtererf: gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;

    antennedrager: antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

    antenne-installatie: installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

    daknok: hoogste punt van een schuin dak;

    dakvoet: laagste punt van een schuin dak;

    eerste verdieping: tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

    erf: al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

    voorerf: gedeelte van het erf dat aan voorkant van het gebouw is gelegen;

    voorgevelrooilijn: voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan dan wel de gemeentelijke bouwverordening;

    weg: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

    wet: Woningwet;

    zijerf: gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

  • 2 Tenzij anders bepaald, worden de in dit besluit genoemde:

    • a. afstanden loodrecht gemeten, en

    • b. maten buitenwerks gemeten.

Hoofdstuk II. Bouwvergunningsvrij bouwen

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

[Treedt in werking op 01-01-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

  • 1 Behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 5 wordt als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de wet voorts aangemerkt:

    • a. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden,]

    • b. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden,]

    • c. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden,]

    • d. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden,]

    • e. het bouwen van een antenne-installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

      • 1°. bij bouwen op of aan een bouwwerk:

        • a) de hoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, minder is dan 0,5 m, en de techniekkast:

          • 1) inpandig of ondergronds is geplaatst,

          • 2) op de grond is geplaatst en kleiner is dan 0,2 m3, of

          • 3) op een plat dak is geplaatst, kleiner is dan 0,2 m3 en meer dan 1 m achter de dakrand is geplaatst, of

        • b) de hoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, of indien bevestigd aan een gevel van een gebouw, gemeten vanaf het punt waarop de antenne, met antennedrager, het dakvlak kruist, minder is dan 5 m, en:

          • 1) de antenne, met antennedrager, geplaatst is op een hoogte van meer dan 9 m, gemeten vanaf het bij het bouwwerk aansluitende terrein,

          • 2) de techniekkast:

            • inpandig of ondergronds is geplaatst, of

            • op een plat dak is geplaatst, kleiner is dan 2 m3 en meer dan 1 m achter de dakrand is geplaatst,

          • 3) de bedrading in of direct langs de antennedrager of inpandig is aangebracht, dan wel in een kabelgoot, mits deze kabelgoot meer dan 1 m achter de voorgevel is geplaatst, en

          • 4) de antennedrager bij plaatsing op het dak van een gebouw:

            • aan of bij een op het dak aanwezig object is geplaatst,

            • in het midden van het dak is geplaatst, of

            • elders op het dak is geplaatst, mits de afstand in m tot de voorgevel van het bouwwerk ten minste gelijk is aan: 18 gedeeld door de hoogte waarop de antenne, met antennedrager, is geplaatst, gemeten vanaf het bij het gebouw aansluitende terrein tot aan de voet van de antenne, met antennedrager, of

      • 2°. bij bouwen op of aan een hoogspanningsmast, wegportaal, reclamezuil, lichtmast, windmolen, sirenemast, een niet van een bouwwerk deel uitmakende schoorsteen, of op een bouwvergunningplichtige antenne-installatie:

        • a) de hoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet minder is dan 5 m,

        • b) de antenne is geplaatst op een hoogte van meer dan 3 m, gemeten vanaf het bij het bouwwerk aansluitende terrein, en

        • c) de techniekkast:

          • 1) inpandig of ondergronds is geplaatst, of

          • 2) op de grond is geplaatst en kleiner is dan 2 m3.

  • 2 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 3 Behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de wet voorts aangemerkt het bouwen van:

    • a. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden,]

    • b. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden,]

    • c. een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten.

Hoofdstuk III. Licht-bouwvergunningplichtig bouwen

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

[Treedt in werking op 01-01-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

[Treedt in werking op 01-01-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

[Treedt in werking op 01-01-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk IV. Welstandscriteria

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

[Treedt in werking op 01-01-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk V. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de wet is voorts:

  • a. het op een zij- of achtererf van een woning of een ander gebouw dan wel op een standplaats bouwen van een bouwwerk waarvan de hoogte niet meer is dan 1 m en de bruto-oppervlakte niet meer is dan 2 m2, mits de toevoeging van het bouwwerk niet tot gevolg heeft dat het bij die woning of dat andere gebouw aansluitende zij- of achtererf dan wel die standplaats voor meer dan 50% is bebouwd;

  • b. het op een erf van een gebouw of standplaats plaatsen van een overkapping, die strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de standplaats, met dien verstande dat:

    • 1°. de hoogte van de voet af gemeten niet meer is dan 2,7 m;

    • 2°. de bruto-oppervlakte, horizontaal gemeten, niet meer is dan 20 m2;

    • 3°. door de plaatsing het bij het gebouw aansluitende erf voor niet meer dan 50% is bebouwd;

    • 4°. bij plaatsing voor de voorgevelrooilijn, de overkapping geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft;

    • 5°. bij plaatsing achter de voorgevelrooilijn, de overkapping maximaal drie wanden heeft waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren;

  • c. het aanbrengen van veranderingen van niet-ingrijpende aard aan een bouwwerk, met dien verstande dat die veranderingen geen betrekking hebben op de draagconstructie van het bouwwerk, geen uitbreiding van het bebouwde oppervlak plaatsvindt en het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik wordt gehandhaafd;

  • d. het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, van beperkte omvang op of over een al dan niet openbare weg, een spoorweg of in een al dan niet openbaar vaarwater en in de daarbij behorende bermen ten dienste van het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer, de waterhuishouding, de energievoorziening of het telecommunicatieverkeer, alsmede het plaatsen van straatmeubilair;

  • e. het bouwen van een gebouw met een inhoud van ten hoogste 3 m3 ten behoeve van het telecommunicatieverkeer;

  • f. het plaatsen van tuinmeubilair waarvan de hoogte van de voet af gemeten niet meer is dan 2 m;

  • g. het achter de voorgevelrooilijn plaatsen van een antenne, waaronder begrepen een schotelantenne met een doorsnede van ten hoogste 1 m, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet van de antenne, niet meer is dan 5 m;

  • h. het plaatsen van een elektronische sirene waarmee bij calamiteiten of dreigende calamiteiten de bevolking kan worden gewaarschuwd, of

  • i. het plaatsen van een erf- of terreinafscheiding, waarvan de hoogte, van de voet af gemeten, niet meer is dan 1 m. Indien de afscheiding wordt geplaatst op of rondom een erf of terrein waarop een gebouw staat, mag de afscheiding die achter de voorgevelrooilijn staat, ten hoogste 2 m zijn.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Artikel 40, eerste lid, van de wet blijft buiten toepassing ten aanzien van het bouwen waarmee reeds was aangevangen voor de inwerkingtreding van de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 van dit besluit, indien op het tijdstip waarmee met dat bouwen is begonnen, geen bouwvergunning was vereist.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

[Treedt in werking op 01-01-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

[Treedt in werking op 01-01-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

[Treedt in werking op 01-01-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

  • 1 De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2 Artikel 8 vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 13 juli 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Uitgegeven de achtste augustus 2002

De Minister van Justitie a.i.,

J. P. Balkenende

Naar boven