Verordening PT heffing promotie witlof 2003

[Regeling materieel uitgewerkt per 27-11-2004.]
Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 08-03-2003 t/m heden

Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van 3 juli 2002, houdende de vaststelling van een heffing over de teelt van witlof bestemd voor de promotie van witlof, voor het jaar 2003 (Verordening PT heffing promotie witlof 2003)

HET BESTUUR VAN HET PRODUCTSCHAP TUINBOUW,

gelet op de artikelen 95 en 126, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, en

gelet op de artikelen 14, 15 en 19, van de Instellingsverordening Productschap Tuinbouw 1998;

gehoord de sectorcommissie Groenten en Fruit, d.d. 20 juni 2002;

BESLUIT:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze verordening en de daarop berustende bepalingen worden overgenomen de begripsbepalingen van de artikelen 1 en 2, van de Instellingsverordening Productschap Tuinbouw 1998.

  • 2 In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a.

    het productschap:

    het Productschap Tuinbouw;

    b.

    de voorzitter:

    de voorzitter van het Productschap Tuinbouw;

    c.

    het bestuur:

    het bestuur van het Productschap Tuinbouw;

    d.

    de ondernemer:

    de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft waarin de teelt van witlof wordt uitgeoefend;

    e.

    de productwaarde teelt:

    de verkoopsom van de door de ondernemer gedurende een kalenderjaar in Nederland geteelde witlof, ongeacht de bestemming daarvan;

    f.

    de heffingplichtige:

    de ondernemer die ingevolge deze verordening de heffing verschuldigd is;

    g.

    een afzetorganisatie:

    de natuurlijke of rechtspersoon die in opdracht van of ten behoeve van ondernemers de door hen geteelde producten verkoopt.

§ 2. Heffingsplicht

Artikel 2

  • 1 De ondernemer is jaarlijks een heffing aan het productschap verschuldigd ten behoeve van de afzetbevordering voor witlof

  • 2 De heffing als bedoeld in het eerste lid, wordt opgelegd en berekend door de voorzitter, met inachtneming van het in de volgende artikelen bepaalde.

§ 3. Grondslag en hoogte

Artikel 3

  • 1 De heffing die de ondernemer is verschuldigd wordt opgelegd naar de grondslag van de productwaarde van de witlof over het kalender 2003.

  • 2 De heffing als bedoeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in een percentage van de productwaarde van witlof en bedraagt ten hoogste: 0,4%.

  • 3 De hoogte van de heffing als bedoeld in het tweede lid, wordt door middel van een besluit van het bestuur vastgesteld.

§ 4. Oplegging en inning

Artikel 4

Indien de heffingsplichtige de gegevens die hem krachtens de Verordening PT algemene bepalingen, ten behoeve van de onderhavige verordening zijn gevraagd, niet, niet tijdig of niet volledig verstrekt, wordt de heffing berekend over de dan door de voorzitter te ramen omvang van de grondslag die op de heffingsplichtige ingevolge deze verordening van toepassing is, in welk geval de heffing met € 40 wordt verhoogd in verband met administratiekosten.

Artikel 5

  • 1 De oplegging van de krachtens deze verordening verschuldigde heffing vindt plaats na afloop van het jaar waarover de heffing verschuldigd is en geschiedt door de voorzitter door middel van toezending of uitreiking aan de heffingsplichtige van een heffingsnota.

  • 2 ledere heffingsnota is gedagtekend en bevat ten minste:

    • a. naam en adres van de heffingsplichtige;

    • b. een specificatie of toelichting omtrent de wijze waarop de heffing is berekend, en

    • c. het totaal van de heffing.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, kan de voorzitter de heffingsplichtige een voorlopige heffing opleggen tot het bedrag waarop de heffing vermoedelijk zal worden vastgesteld. De voorlopige heffing wordt verrekend met de krachtens deze verordening verschuldigde heffing.

  • 4 De heffingsplichtige kan bij wijze van voorschot de heffing ingeval van transacties via een afzetorganisatie in gedeelten voldoen. In dat geval houdt de afzetorganisatie per transactie in het door het bestuur vastgestelde percentage of vastgesteld tarief als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 5 Voorschotten als bedoeld in het vierde lid, worden verrekend met de krachtens deze verordening verschuldigde heffing.

Artikel 6

De voorzitter kan, indien hem uit te zijner beschikking gekomen gegevens blijkt dat de verstrekking van de gegevens of een raming als bedoeld in artikel 4 niet in overeenstemming is met de werkelijkheid, een opgelegde heffing aan de hand van deze gegevens herzien en opnieuw opleggen.

Artikel 7

  • 1 Betaling geschiedt binnen 30 dagen na dagtekening van de heffingsnota.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de nota terstond invorderbaar zodra:

    • a. het faillissement van de heffingsplichtige is aangevraagd;

    • b. de ondernemer het drijven van de onderneming beëindigt of van het voomemen daartoe blijkt, of

    • c. de ondernemer zich metterwoon in het buitenland heeft gevestigd of van het voornemen daartoe blijkt.

Artikel 8

Aan de heffingsplichtige, die niet of niet geheel binnen de in artikel 9 bedoelde termijn heeft betaald, kunnen de daaruit voortvloeiende extra kosten van € 22,50 in rekening worden gebracht, alsmede de wettelijke interest over het niet betaalde bedrag, te berekenen vanaf de dag waarop de betaling diende te zijn verricht ingevolge de aanmaning bedoeld in artikel 127, tweede lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

Artikel 9

De eventueel uit het niet binnen de gestelde termijn voortvloeiende invorderingskosten zijn voor rekening en risico van de ondernemer.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 10

  • 1 Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2003.

  • 2 Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2002, treedt zij in working met ingang van de dag na de datum van publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 2003.

De verordening en de daarbij behorende toelichting wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

Zoetermeer, 3 juli 2002

J. van der Veen

voorzitter

C. Kuijvenhoven

secretaris

Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 27 februari 2003 en door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 16 december 2002, nr. TRCJZ/2002/8042.

Naar boven