Besluit uitoefening rechtspositionele bevoegdheden gerechtsambtenaren en ambtenaren bureau Raad voor de rechtspraak

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Besluit van 10 december 2001, houdende nadere regels met betrekking tot de uitoefening van rechtspositionele bevoegdheden ten aanzien van gerechtsambtenaren en ambtenaren van het bureau van de Raad voor de rechtspraak door het gerechtsbestuur en de Raad voor de rechtspraak (Besluit uitoefening rechtspositionele bevoegdheden gerechtsambtenaren en ambtenaren bureau Raad voor de rechtspraak)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 19 november 2001, Directie Wetgeving, nr. 5134468/01/6;

Gelet op de artikelen 25, derde lid, en 89, vierde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

De Raad van State gehoord (advies van 28 november 2001, nr. W03.01.0617/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 6 december 2001, nr. 5137771/01/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 Het bestuur van een gerecht stelt de Raad voor de rechtspraak in de gelegenheid om advies uit te brengen inzake een ten aanzien van een gerechtsambtenaar, niet zijnde het niet-rechterlijk lid van een gerechtsbestuur, voorgenomen toekenning van een schadeloosstelling, kostenvergoeding of verlening van een geldelijke tegemoetkoming, in het geval de schadeloosstelling, kostenvergoeding of geldelijke tegemoetkoming op jaarbasis meer dan € 5.000 bedraagt. Indien de Raad voor de rechtspraak advies heeft uitgebracht, zendt het bestuur van het gerecht een afschrift van de vervolgens gedane toekenning aan de Raad voor de rechtspraak.

  • 2 Het bestuur van een gerecht dat voornemens is in het kader van de beëindiging van een arbeidsovereenkomst met een gerechtsambtenaar, niet zijnde het niet-rechterlijk lid van een gerechtsbestuur, een overeenkomst te sluiten als bedoeld in artikel 670b, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met die gerechtsambtenaar, stelt de Raad voor de rechtspraak in de gelegenheid daarover advies uit te brengen. Indien de Raad voor de rechtspraak advies heeft uitgebracht, zendt het bestuur van een gerecht een afschrift van de overeenkomst aan de Raad voor de rechtspraak.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitoefening rechtspositionele bevoegdheden gerechtsambtenaren en ambtenaren bureau Raad voor de rechtspraak.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 december 2001

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de twintigste december 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven