Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is wettelijke bepalingen
vast te stellen ter uitvoering van de Verordening nr. 718/1999 van de Raad van de Europese Unie van 29 maart 1999 betreffende het beleid ten aanzien
van de capaciteit van de communautaire binnenvaartvloot met het oog op de bevordering
van het vervoer over de binnenwateren (PbEG L 90), mede in verband met het door de
Verdragsluitende Staten op 28 april 1999 te Straatsburg ter zake van een uniforme
toepassing van voornoemde verordening in alle Verdragsluitende Staten ondertekende
Aanvullend Protocol nr. 5 bij de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen
Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1955, 161), alsmede de daarop betrekking hebbende Verklaring
van de Overeenkomstsluitende Staten op grond waarvan het Aanvullend Protocol nr. 5
voorlopig kan worden toegepast voordat alle akten van bekrachtiging zijn nedergelegd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a. Raadsverordening: Verordening nr. 718/1999 van de Raad van de Europese Unie van 29 maart 1999 betreffende het beleid ten aanzien
van de capaciteit van de communautaire binnenvaartvloot met het oog op de bevordering
van het vervoer over de binnenwateren (PbEG L 90);
-
b. Commissieverordening: Verordening nr. 805/1999 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 16 april 1999 tot vaststelling
van een aantal bepalingen ter uitvoering van de Raadsverordening (PbEG L 102/64);
-
c. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
-
d. lidstaten: de betrokken lidstaten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Raadsverordening;
-
e. fonds voor de binnenvaart: artikel 05.34 van de begroting van Verkeer en Waterstaat.
-
3 De ontvangsten zijn:
-
a. bijdragen als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Raadsverordening;
-
b. bijdragen van lidstaten en van Zwitserland als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van
de Raadsverordening.
-
4 De uitgaven zijn uitgaven als bedoeld in artikel 3, vierde, vijfde en zesde lid, van
de Raadsverordening.
De organisaties, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Raadsverordening zijn de
organisaties op het terrein van de binnenvaart, vertegenwoordigd in het Permanent
overlegorgaan goederenvervoer.
Onze Minister legt, overeenkomstig het terzake bepaalde in de Commissieverordening,
speciale bijdragen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, tweede gedachtenstreepje,
van de Raadsverordening op en doet de uitgaven in het kader van artikel 3, vierde,
vijfde en zesde lid, van de Raadsverordening.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de uitvoering van
de artikelen 4 en 6 van de Raadsverordening.
Het is de eigenaar verboden zijn binnenschip in de vaart te brengen in afwijking van
artikel 4, eerste lid, van de Raadsverordening.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet, de Raadsverordening
en de Commissieverordening bepaalde zijn belast:
Een speciale bijdrage als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Raadsverordening
wordt voldaan op het moment, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Raadsverordening,
zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld. Onze Minister is bevoegd tot uitvaardiging
van een dwangbevel tot betaling van de speciale bijdrage.
Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving
van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
Tegen een op grond van deze wet genomen beschikking kan een belanghebbende beroep
instellen bij het College van beroep voor het bedrijfsleven.
De Wet sloopregeling binnenvaart wordt ingetrokken.
Met betrekking tot de behandeling van bezwaar of beroep tegen een krachtens de Wet
structurele sanering binnenvaart genomen beschikking die voor het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet is bekendgemaakt, blijft de Wet structurele sanering binnenvaart van
toepassing.
-
1 Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 29 april 1999, met
uitzondering van de artikelen 6, 8, 9, 10 en 12, eerste lid, die in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad
waarin deze wet wordt geplaatst.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot.