Centraal examen beeldende vakken 2 voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) ingaande 2003

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-08-2002 t/m heden

Centraal examen beeldende vakken 2 voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) ingaande 2003

Het examen beeldende vakken 2 zal op een aantal punten anders van aard zijn dan het huidige examen beeldende vakken (tehatex) vbo-mavo c/d.

Het examen vmbo beeldende vakken 2 zal bestaan uit twee delen.

Er is sprake van een centraal praktisch examen, CPE, en een centraal schriftelijk examen, CSE.

CPE

Opgaven

  • Voor het vak tekenen bestaat het centraal praktisch examen uit 1 opgave, waarbinnen de kandidaat keuzemogelijkheden heeft.

  • Voor het vak handenarbeid bestaat het centraal praktisch examen uit 1 opgave, waarbinnen de kandidaat keuzemogelijkheden heeft.

  • Voor het vak textiele werkvormen bestaat het centraal praktisch examen uit 1 opgave, waarbinnen de kandidaat keuzemogelijkheden heeft.

  • Voor het vak audiovisuele vormgeving bestaat het centraal praktisch examen uit 1 opgave, waarbinnen de kandidaat keuzemogelijkheden heeft.

De opgaven worden ingeleid aan de hand thema dat voor alle kandidaten in de beeldende disciplines gelijk is. Er is een duidelijke relatie tussen dat thema en het CSE. Het thema wordt aangeboden in de vorm van een katern.

In de uit te voeren opgave zal de kandidaat aandacht moeten besteden aan het proces van werken.

Beoordeling

Het CPE wordt beoordeeld door de eigen docent. Een andere docent in een beeldend vak van de eigen school treedt op als tweede beoordelaar.

Het CPE wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsinstructie.

Het proces van werken dient nadrukkelijk bij de beoordeling betrokken te worden.

Tijdsduur CPE

De tijdsduur voor het CPE bedraagt 12 lesuren van 50 minuten, verdeeld over een periode van maximaal twee weken, of een andere indeling van in totaal 10 klokuren.

De opgave voor het CPE wordt de kandidaten aangeboden 2 weken voorafgaande aan het moment waarop het CPE van start mag gaan. Het CPE start 6 tot 4 weken voorafgaande aan het CSE.

CSE

Het centraal schriftelijk examen is voor de vier beeldende vakken gelijk en bedraagt 40 tot 45 vragen, verdeeld over 3 tot 5 opgaven.

Er is een duidelijk relatie tussen het gemeenschappelijk thema van het CPE en het CSE.

De opgaven en vragen worden evenwichtig over de verschillende beeldende disciplines verdeeld.

In het CSE komen beeldende kunst en vormgeving aan bod op het gebied van:

  • Tweedimensionale autonome en toegepaste beeldende kunst en vormgeving en audiovisuele vormgeving

  • Driedimensionale autonome en toegepaste beeldende kunst en vormgeving en audiovisuele vormgeving

De vragen in het CSE zijn overwegend kunstbeschouwelijk van aard.

In het CSE wordt het proces van werken van kunstenaars en vormgevers, bv. in de vorm van studies en schetsen, betrokken.

Het CSE bestaat overwegend uit open vraagvormen.

Er kunnen gesloten vragen voorkomen. Deze vragen hebben de vorm van meerkeuze vragen waarbij de kandidaat uit 3 tot 4 alternatieven kan kiezen.

In het CSE worden geen vragen gesteld die vakspecifieke kennis vereisen.

Naar boven