Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-07-2001 t/m 04-04-2009

Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden

De Minister van Financiën;

Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op artikel 2, tweede lid, van de Wet financiering decentrale overheden,

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de wet:

de Wet financiering decentrale overheden;

b. financiële instelling:

een instelling die aan één van onderstaande bepalingen voldoet:

  • 1. een kredietinstelling die in Nederland op grond van de Wet toezicht kredietwezen 1995, of in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte onder toezicht staat;

  • 2. een effecteninstelling die in Nederland op grond van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, of in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte onder toezicht staat;

  • 3. een beleggingsinstelling die in Nederland op grond van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, of in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte onder toezicht staat;

  • 4. een verzekeraar die in Nederland op grond van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, of in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte onder toezicht staat;

  • 5. een pensioenfonds dat in Nederland op grond van de Pensioen- en spaarfondsenwet onder toezicht staat;

c. solvabiliteitsratio:

door een bancaire toezichthoudende autoriteit in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte voorgeschreven minimumniveau aansprakelijk vermogen tegenover aangehouden naar risicograad gewogen activum;

d. vastrentende waarden:

openbare en onderhandse leningen;

e. nazorgfondsen:

fondsen als bedoeld in artikel 15.47 van de Wet Milieubeheer.

Artikel 2

Bij het uitzetten van gelden, alsmede bij het afsluiten van derivaten door openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de wet, voldoen de tegenpartijen waarmee transacties terzake worden afgesloten aan onderdeel a, b of c:

  • a. financiële instellingen of door financiële instellingen uitgegeven waardepapier met minimaal een A rating, afgegeven door tenminste één gezaghebbende rating agency;

  • b. instellingen, voor wiens waardepapier een solvabiliteitsratio van 0% geldt;

  • c. financiële instellingen, met een kredietwaardigheid vergelijkbaar met het gestelde in onderdeel a, voor zover vastgelegd en onderbouwd in het financieringsstatuut en de begroting en het jaarverslag.

Artikel 3

Openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de wet, zetten uitsluitend gelden uit in de vorm van:

  • a. producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het einde van de looptijd intact is, uitgezet bij een instelling die voldoet aan artikel 2;

  • b. vastrentende waarden, uitgegeven door een instelling die voldoet aan artikel 2.

Artikel 3a

  • 1 Nazorgfondsen mogen, in afwijking van artikel 3, gelden uitzetten in de vorm van beleggingen in aandelen die genoteerd zijn aan een van overheidswege toegelaten effectenbeurs en in onroerend goedfondsen die genoteerd zijn aan een van overheidswege toegelaten effectenbeurs, mits zeker wordt gesteld dat de hoofdsom, gecorrigeerd voor inflatie, ten minste aan het einde van dertig jaar intact is door middel van:

    • a. vastrentende waarden, uitgegeven door een instelling die voldoet aan artikel 2, of

    • b. overige uitzettingen tegen rente bij een instelling die voldoet aan artikel 2.

  • 2 Voor de bepaling van het gedeelte van de portefeuille dat aangehouden moet worden in de vorm van uitzettingen als bedoeld in het eerste lid onder a en b, geldt een nominale rekenrente van 5% en een inflatiecorrectie van 2%.

Artikel 4

  • 1 Derivaten worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico's. Dit houdt in dat geen open posities worden ingenomen. Derivaten worden afgesloten met een instelling die voldoet aan artikel 2;

  • 2 In afwijking van het eerste lid, laatste volzin, kunnen derivaten ook worden afgesloten op een gereglementeerde markt in de Europese Economische Ruimte, zoals bedoeld in de Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte onder toezicht staande effecteninstelling.

    Een wijziging van deze Richtlijn gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.

De

Minister

van Financiën,

G. Zalm

Naar boven