Stcrt. 2015, 40568, datum inwerkingtreding 14-11-2015, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-10-2015.
1 Met het toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften met betrekking tot
vreemdelingen zijn belast:
-
a. de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012,
die tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn als bedoeld in artikel 142 Wetboek
van Strafvordering en die ingevolge een akte en proces-verbaal van beëdiging van de
Minister van Veiligheid en Justitie zijn belast met opsporing van een of meer strafbare
feiten ingevolge de Wet;
-
b. de ambtenaren, bedoeld onder a, die zijn belast met de opsporing van andere dan de
in dat onderdeel bedoelde strafbare feiten;
-
c. de ambtenaren van de Dienst Terugkeer en Vertrek die de functie hebben van senior
medewerker behandelen en ontwikkelen of medewerker behandelen en ontwikkelen;
-
d. de ambtenaren van de Dienst Vervoer en Ondersteuning die tevens zijn aangewezen als
buitengewoon opsporingsambtenaar in de zin van artikel 2 van het Besluit buitengewoon
opsporingsambtenaar Dienst Vervoer en Ondersteuning 2014.
2 De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, onder b, beschikken uitsluitend over de
bevoegdheden, genoemd in artikel 106a, derde lid, van de Wet.
3 De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, onder c, beschikken uitsluitend over de
bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:15 tot en met 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht,
en de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 50, en 52 van de Wet en de artikelen 4.23
en 4.45 van het Besluit.
4 De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, onder d, beschikken uitsluitend over de
bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:15 tot en met 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht,
en de bevoegdheden, genoemd in artikel 50 en 106a, derde lid, van de Wet.