- -
dat het Haringvliet, het Hollandsch Diep en de Biesbosch vóór de uitvoering van het Deltaplan het natuurlijke overgangsgebied (estuarium) vormden tussen de zee en de Rijn en de Maas;
- -
dat het gebied met de Haringvlietdam van de directe zee-invloed werd afgesloten;
- -
dat het beheer van de sluizen in de dam sindsdien, behalve op de veiligheid tegen overstroming, vooral gericht is geweest op voordelen voor het menselijk gebruik zoals het in stand houden van een goede watervoorziening in delen van Zuid-Holland, Noord Brabant en Zeeland;
- -
dat dit heeft geleid tot verlies aan natuurlijke samenhang en kwaliteit en dat voortzetting van dit beheer op termijn bovendien tot hoge beheerskosten zal leiden;
- -
dat in verband hiermee in de derde Nota waterhuishouding, het Natuurbeleidsplan en het Rijn Actie Programma is aangegeven dat het gebied als mondingsgebied van de Rijn en de Maas niet naar wens functioneert;
- -
dat het mijn bedoeling is om na het afwegen van alle belangen de Haringvlietsluizen zo te beheren dat dit goede voorwaarden biedt voor karakteristieke estuariene levensgemeenschappen en voor duurzaam gebruik van de wateren ter weerszijden van de sluizen;
- -
dat de veiligheid tegen overstroming daarbij onveranderd gehandhaafd zal blijven;
- -
dat in een milieueffectrapport alternatieven voor het huidige beheer zijn onderzocht;
- -
dat mede op grond van dat milieueffectrapport in de vierde Nota waterhuishouding is geconcludeerd dat beheer van de Haringvlietsluizen volgens het alternatief ‘Getemd getij’ meer recht doet aan de doelstellingen van het integraal waterbeheer;
- -
dat bij beheer volgens Getemd getij de fysieke verbinding tussen het estuarium en de Voordelta, beide deel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in Nederland en onderdeel van het Europees ecologisch netwerk Natura 2000, grotendeels wordt hersteld;
- -
dat bij dat beheer, in termen van de Habitatrichtlijn, kan worden gesproken van een ‘gunstige staat van instandhouding’ van estuarium en Voordelta;
- -
dat bij dat beheer wat betreft de Vogelrichtlijn en Wetlandconventie, de verschuivingen in de prioritaire en andere vogelsoorten in het gebied als geheel, positief worden beoordeeld;
- -
dat een beheersbesluit om Getemd getij daadwerkelijk in te voeren pas in een later stadium (naar verwachting 10-15 jaar) aan de orde zal kunnen zijn omdat eerst uitgebreide maatregelen moeten zijn genomen om o.a. de zoetwatervoorziening veilig te stellen;
- -
dat het onderhavige besluit gaat over het beheer van de sluizen volgens het - eveneens in het milieueffectrapport beschreven - beheersprogramma ‘de Kier’;
- -
dat daarbij de sluizen op een veel kleinere opening worden gezet dan bij Getemd getij;
- -
dat dit sluisbeheer al op kortere termijn (naar verwachting 5 jaar) kan worden ingevoerd nadat een aantal maatregelen zijn genomen om de zoetwatervoorziening veilig te stellen;
- -
dat het sluisbeheer conform dit besluit past in een gefaseerde openstelling van de Haringvlietsluizen, waarvan sluisbeheer volgens Getemd getij het sluitstuk kan zijn;
- -
dat wat betreft de Habitat-, de Vogelrichtlijn en de Wetlandconventie de effecten van het sluisbeheer conform dit besluit overeenkomen met die van Getemd getij, zij het in veel beperktere mate;
- -
dat bij het sluisbeheer conform dit besluit de mogelijkheid van vis(in)trek al op kortere termijn wordt verbeterd en de geleidelijke zoet-zoutovergang gedeeltelijk wordt hersteld;