Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting

Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2026. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 14-10-2024.
Geldend van 31-05-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Justitie houdende vaststelling van de regels aangaande het tijdelijk verlaten van de inrichting bij wijze van verlof of strafonderbreking

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 26, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, en artikel 570b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;

Gezien het advies van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing van 6 november 1998 (nr. 724485/98);

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. de minister: de Minister voor Rechtsbescherming;

  • b. wet: de Penitentiaire beginselenwet;

  • c. besluit: de Penitentiaire maatregel;

  • d. ouder: de ouder van de gedetineerde, alsmede de stiefouder, pleegouder of grootouder, voor zover deze gedurende een langere tijd de ouderrol heeft vervuld;

  • e. kind: het kind van de gedetineerde, alsmede het stiefkind, pleegkind, kind van de levenspartner of kleinkind;

  • f. broer: de broer van de gedetineerde, alsmede de halfbroer of pleegbroer;

  • g. zuster: de zuster van de gedetineerde, alsmede de halfzuster of pleegzuster;

  • h. schoonouder: de schoonouder van de gedetineerde, alsmede de ouder van de levenspartner;

  • i. levenspartner: de echtgenoot van de gedetineerde, alsmede de persoon met wie een aantoonbaar duurzaam samenlevingsverband wordt onderhouden daterende van voor de aanvang van de detentie;

  • j. poliklinisch bezoek: bezoek aan een polikliniek van een algemeen ziekenhuis, specialist, fysiotherapeut of logopedist, dan wel aan een tandarts voor bijzondere tandheelkundige verrichtingen;

  • k. ambulante psychiatrische of psychotherapeutische behandeling: bezoek aan een psychiatrisch ziekenhuis, psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis, psychotherapeutisch instituut, RIAGG of praktijk van een vrij gevestigde en geregistreerde psychiater of psycholoog in verband met ambulante psychotherapeutische of daarmee gelijk te stellen behandeling;

  • l. intakegesprek: bezoek aan een psychiatrisch ziekenhuis, psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis, psychotherapeutisch instituut, behandelinrichting voor verslaafden, hulpverleningsinstelling in verband met de toetsing van de mogelijkheden van een opname tijdens of na de detentie, of instelling of officiële verschaffer van woonruimte in verband met de toetsing van de mogelijkheden van bijzondere woonvoorzieningen in aansluiting op de detentie;

  • m. verlof: het, al dan niet onder begeleiding of bewaking, tijdelijk verlaten van de inrichting voor één van de in deze regeling genoemde doeleinden.

  • n. re-integratieverlof: verlof als bedoeld in artikel 14;

  • o. extramurale arbeid: arbeid, verricht buiten de inrichting ten behoeve van een derde, alsmede het volgen van een dagopleiding buiten de inrichting;

  • p. incidenteel verlof: verlof als bedoeld in de artikelen 21 tot en met 33 van deze regeling;

  • q. re-integratieverlof voor levenslanggestraften: verlof als bedoeld in artikel 20d van deze regeling;

  • r. levenslanggestrafte: een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een levenslange gevangenisstraf plaatsvindt;

  • s. detentie- en re-integratieplan: detentie- en re-integratieplan als bedoeld in artikel 18a van de wet;

  • t. strafonderbreking: opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf als bedoeld in de artikelen 34 tot en met 40a van deze regeling;

  • u. inrichtingsarts: de aan de inrichting verbonden arts of tandarts;

  • v. verlofadres: het adres waar de gedetineerde tijdens zijn verlof verblijft en bereikbaar is;

  • w. betrokkene: betrokkene als bedoeld in artikel 44b, onder c, van het besluit;

  • x. ernstige gewelds- en zedenmisdrijven: een misdrijf als bedoeld in:

  • y. plaatsings- en vrijhedencommissie: de commissie, bedoeld in artikel 2a, eerste lid.

Artikel 1a

Indien de veroordeling tot een vrijheidsstraf nog niet onherroepelijk is, wordt voor het bepalen van het moment waarop vrijheden op grond van deze regeling kunnen worden toegekend, uitgegaan van de veroordeling waartegen het rechtsmiddel is aangewend.

Artikel 2. Verzoek om verlof en ontvangst

De directeur neemt het verzoek om verlof in ontvangst.

Artikel 2a. Plaatsings- en vrijhedencommissie

  • 1 Er is een plaatsings- en vrijhedencommissie die de directeur van de inrichting adviseert over een voorgenomen besluit, indien uitplaatsing van een gedetineerde of de toekenning van vrijheden in het kader van die uitplaatsing wordt overwogen.

  • 2 De commissie bestaat in ieder geval uit een plaatsvervangend vestigingsdirecteur, een gedragsdeskundige en een casemanager.

Artikel 3. Inlichtingen en adviezen

  • 1 Na ontvangst van het verzoek om verlof wint de directeur alle benodigde inlichtingen en adviezen in. De directeur wint in ieder geval het advies in van de plaatsings- en vrijhedencommissie.

  • 2 Betreft het een verzoek om verlof van een gedetineerde in voorlopige hechtenis, of van een gedetineerde ten aanzien van wie het openbaar ministerie eerder in een advies als bedoeld in artikel 6:1:10 van het Wetboek van Strafvordering heeft aangegeven bij een verzoek om verlof wenst te worden benaderd, dan vraagt de directeur het openbaar ministerie om een advies.

  • 3 De directeur kan het Adviescollege levenslanggestraften om advies vragen over toekenning van re-integratieverlof aan een levenslanggestrafte.

  • 4 De directeur kan zich tevens laten adviseren door de reclassering, de politie of hulpverleners. Inlichtingen van niet aan de inrichting verbonden artsen, psychiaters en psychologen kunnen slechts worden ingewonnen met schriftelijke toestemming van de betrokkene.

  • 5 De directeur vraagt de selectiefunctionaris om advies in geval hij bevoegd is namens de minister te beslissen op een verzoek van een gedetineerde om re-integratieverlof.

  • 6 Indien de selectiefunctionaris namens de minister bevoegd is de beslissing op het verzoek om verlof te nemen, stuurt de directeur het verzoek met zijn advies onverwijld naar de minister.

  • 8 De directeur laat zich adviseren door de reclassering omtrent een verzoek om verlof van een veroordeelde voor ernstige gewelds- en zedenmisdrijven die is overgebracht op basis van artikel 43, vierde lid, van de wet.

Artikel 4. Weigeringsgronden

Het verlof wordt geweigerd in geval van:

  • a. ernstig vermoeden dat de gedetineerde zal proberen zich aan de detentie te onttrekken;

  • b. gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten;

  • c. ernstig vermoeden dat het verlof zal leiden tot alcoholmisbruik, druggebruik of een poging tot invoer van contrabande;

  • d. gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken;

  • e. risico voor een ongestoord verlof als gevolg van de gestoorde of agressieve persoonlijkheid van de gedetineerde;

  • f. risico voor een ongestoord verlof als gevolg van ernstige spanningen in de woon- of leefsfeer van de te bezoeken persoon;

  • g. risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij het door de gedetineerde gepleegde misdrijf;

  • h. gevaar voor de gedetineerde;

  • i. risico van maatschappelijke onrust;

  • j. het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres;

  • k. een gedetineerde ten aanzien van wie vaststaat dat hij na de detentie zal worden uitgeleverd of ten aanzien van wie een uitleveringsprocedure loopt, tenzij hieraan schorsende werking is verleend;

  • l. een gedetineerde die ongewenst is verklaard, ten aanzien van wie een procedure tot ongewenstverklaring loopt, tenzij hieraan schorsende werking is verleend, of van wie vaststaat dat hij na de detentie zal worden uitgezet;

  • m. een gedetineerde die op grond van artikel 15, vijfde lid, van de wet is overgebracht naar een accommodatie als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg of de Wet zorg en dwang, tenzij het gaat om incidenteel verlof.

Artikel 5. Voorwaarden

  • 1 Tenzij hij zijn verlofadres redelijkerwijs alleen over buitenlands grondgebied kan bereiken, is het de gedetineerde niet toegestaan tijdens het re-integratieverlof of incidenteel verlof Nederland te verlaten. In bijzondere omstandigheden en in geval van de toepassing van artikel 40a kan de minister toestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft.

  • 2 Bij de verlening van het verlof kunnen bijzondere voorwaarden worden gesteld, die het gedrag van de gedetineerde betreffen.

  • 3 Indien de reclassering in het advies, bedoeld in artikel 3, achtste lid, adviseert bijzondere voorwaarden te stellen, worden deze bij het verlenen van het verlof gesteld door de directeur van de inrichting. De gedetineerde is gehouden zijn medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht.

Artikel 6. Afhandeling door de directeur

  • 1 Indien de directeur bevoegd is over het verlof te beslissen, stelt hij de gedetineerde schriftelijk in kennis van zijn beslissing.

  • 2 Bij afwijzing van het verzoek wordt de beslissing kort gemotiveerd; zo nodig wordt zij mondeling toegelicht.

  • 3 Alvorens advies aan de minister uit te brengen, hoort de directeur de gedetineerde.

Artikel 7. Afhandeling door de minister

  • 1 De beslissing van de minister wordt onverwijld schriftelijk en zo nodig ook telefonisch meegedeeld aan de directeur van de inrichting waar de betrokken gedetineerde verblijft.

  • 2 Bij een positieve beslissing geeft de minister in de schriftelijke mededeling aan de gedetineerde de aanvangsdatum van het verlof en eventuele bijzondere voorwaarden aan. Een schriftelijke mededeling houdende een afwijzende beslissing op een verlofaanvraag houdt een korte motivering in.

Artikel 8. Tenuitvoerlegging straf tijdens verlof

Gedurende het re-integratieverlof het incidenteel verlof en het verlof tijdens verblijf in een inrichting voor stelselmatige daders loopt de tenuitvoerlegging van de straf ofwel de maatregel door, gedurende de strafonderbreking wordt de tenuitvoerlegging van de straf opgeschort. In het geval bedoeld in artikel 10, tweede lid onder b, en in geval van ziekte wordt de tenuitvoerlegging geschorst vanaf het moment dat de gedetineerde terug had moeten keren.

Artikel 9. Overplaatsing

  • 1 Wordt de gedetineerde tussen de verlening en het plaatsvinden van het verlof overgeplaatst naar een andere inrichting, dan voert de directeur van de laatstgenoemde inrichting de beslissing uit, tenzij gewijzigde omstandigheden hem aanleiding tot heroverweging geven.

  • 2 Wordt de gedetineerde na indiening van het verzoek om verlof maar voordat daarop beslist is overgeplaatst naar een andere inrichting, dan neemt de directeur van de laatstgenoemde inrichting de behandeling van het verzoek over. De directeur van de inrichting van herkomst verstrekt hem daartoe alle inlichtingen en informatie. Betreft het een verzoek waarover de minister beslist, dan informeert de directeur van de inrichting van herkomst ook de minister.

Artikel 10. Incidenten

  • 1 Indien zich tijdens het verlof een incident voordoet, kan de directeur, afhankelijk van de aard van het incident en het verlof, en de bestemming van de inrichting:

    • a. het volgende verlof geheel of gedeeltelijk intrekken of niet verlenen,

    • b. bij het volgende verlof bijzondere voorwaarden opleggen,

    • c. de gedetineerde intern overplaatsen, of

    • d. overplaatsing naar een andere afdeling of inrichting adviseren.

  • 2 Van een incident als bedoeld in het eerste lid is in elk geval sprake wanneer de gedetineerde:

    • a. tijdens het verlof buiten de inrichting betrokken is bij een verstoring van de openbare orde of een strafbaar feit;

    • b. verwijtbaar te laat of niet in de inrichting terugkeert;

    • c. onder invloed van alcohol of verdovende middelen in de inrichting terugkeert;

    • d. bij terugkeer in de inrichting contrabande met zich meevoert.

  • 3 Onverminderd de verplichting om het incident elders te signaleren, worden gegevens over incidenten tijdens verlof opgenomen in het penitentiair dossier.

Artikel 11. Ziekte

  • 1 Indien de gedetineerde wegens ziekte niet in staat is tijdig naar de inrichting terug te keren, meldt hij dat onverwijld aan de inrichting. De gedeti-

    neerde dient aan te tonen dat hij om medische redenen niet in staat is terug te keren.

  • 2 De directeur neemt na overleg met de inrichtingsarts en, voor zover mogelijk, gehoord de gedetineerde, maatregelen met het oog op een zo spoedig mogelijke voortzetting van de detentie, eventueel in het penitentiair of een algemeen ziekenhuis. Daartoe kan na schriftelijke toestemming van de gedetineerde door de medische dienst van de inrichting ook contact worden gezocht met de door de gedetineerde geraadpleegde arts.

Artikel 12. Verlofpas

  • 1 Aan een gedetineerde die zonder begeleiding met verlof gaat, wordt door de inrichting een verlofpas van een door de minister vastgesteld model verstrekt, waarop eventuele bijzondere voorwaarden worden vermeld.

  • 2 De gedetineerde draagt de verlofpas buiten de inrichting steeds bij zich.

Artikel 13. Financiële kwesties

  • 1 De directeur kan de gedetineerde een bijdrage in de reis- en verblijfkosten verstrekken. De minister geeft nadere richtlijnen omtrent het bedrag.

  • 2 De gedetineerde is tijdens het verlof niet van rijkswege verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid.

Hoofdstuk 2. Re-integratieverlof

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 14. Re-integratieverlof

  • 1 Re-integratieverlof omvat:

    • a. kortdurend re-integratieverlof;

    • b. langdurend re-integratieverlof;

    • c. re-integratieverlof voor extramurale arbeid.

Artikel 15. Algemene voorwaarden

  • 1 Re-integratieverlof wordt alleen verleend ten behoeve van een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- en re-integratieplan.

  • 2 Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof aan een gedetineerde die al dan niet onherroepelijk is veroordeeld, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

    • a. de mate waarin en de wijze waarop de gedetineerde door zijn gedrag gedurende de gehele detentie heeft doen blijken van een bijzondere geschiktheid tot terugkeer in de samenleving;

    • b. de mogelijkheid om aan het verlof verbonden risico’s te beperken en te beheersen;

    • c. de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof ten aanzien van een gedetineerde die is veroordeeld voor een misdrijf, als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;

    • d. de door de gedetineerde geleverde inspanningen om door het strafbare feit veroorzaakte schade te vergoeden.

Artikel 16. Geen re-integratieverlof

Onverminderd het bepaalde in artikel 4 komt een gedetineerde niet in aanmerking voor re-integratieverlof indien:

Artikel 17. Gewijzigde omstandigheden

  • 1 In verband met gewijzigde omstandigheden kan de directeur namens de minister een reeds verleend re-integratieverlof of het daarvan nog resterende gedeelte intrekken, naar een ander tijdstip verplaatsen of er nadere voorwaarden aan verbinden.

  • 2 Indien het besluit tot re-integratieverlof is genomen door de selectiefunctionaris namens de minister, stelt de directeur hem onverwijld van de gewijzigde omstandigheden en zijn beslissing in kennis.

Paragraaf 2. Kortdurend en langdurend re-integratieverlof

Artikel 18. Beslissing tot kortdurend en langdurend re-integratieverlof

  • 1 Op een eerste verzoek van een gedetineerde om kortdurend of langdurend re-integratieverlof beslist de selectiefunctionaris namens de minister indien het een gedetineerde betreft die, al dan niet onherroepelijk, is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf langer dan twee jaar tenzij de selectiefunctionaris wil afwijken van het advies van de directeur bedoeld in artikel 3, zesde lid. In dat geval beslissen de directeur van de divisie Individuele Zaken en de directeur van de divisie Gevangeniswezen en Vreemdelingenbewaring van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid tezamen namens de minister.

  • 2 De directeur is bevoegd om te besluiten op verzoeken om kortdurend en langdurend re-integratieverlof van gedetineerden met:

    • a. een gevangenisstraf tot maximaal twee jaar, en

    • b. een gevangenisstraf langer dan twee jaar indien het eerste re-integratieverlof zonder incidenten is verlopen.

  • 3 Indien de directeur wil afwijken van het advies van de selectiefunctionaris bedoeld in artikel 3, vijfde lid, dan beslissen de directeur van de divisie Individuele Zaken en de directeur van de divisie Gevangeniswezen en Vreemdelingenbewaring van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid tezamen namens de minister.

  • 4 Een volgend verzoek van een gedetineerde om kortdurend of langdurend re-integratieverlof wordt pas in behandeling genomen indien het vorige re-integratieverlof is geëvalueerd.

Artikel 19. Het kortdurend re-integratieverlof

  • 1 Kortdurend re-integratieverlof duurt niet langer dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en begint en eindigt op dezelfde dag.

  • 2 In geval van een straf tot en met zes jaar kan kortdurend re-integratieverlof op zijn vroegst worden verleend indien:

    • een periode van minimaal zes weken van de gevangenisstraf is ondergaan dan wel, ingeval de veroordeling nog niet onherroepelijk is, de duur van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd ten minste gelijk is aan zes weken, en

    • er sprake is van een periode van maximaal achttien maanden voorafgaande aan het moment waarop de voorwaardelijke invrijheidstelling of de invrijheidstelling aanvangt.

  • 3 In geval van een straf van langer dan zes jaar kan kortdurend re-integratieverlof op zijn vroegst worden verleend gedurende een periode van maximaal zes maanden voorafgaande aan het moment waarop een gedetineerde in aanmerking komt voor langdurend re-integratieverlof.

  • 4 In afwijking van het bepaalde in het tweede en het derde lid als ook in artikel 16 kan een gedetineerde in geval van zwaarwegende redenen die zien op zijn re-integratie, in aanmerking komen voor kortdurend re-integratieverlof.

Artikel 20. Langdurend re-integratieverlof

  • 1 Langdurend re-integratieverlof eindigt niet op dezelfde dag waarop het is aangevangen en duurt maximaal een aaneengesloten periode van 204 uur met minimaal een overnachting en ten hoogste acht overnachtingen per maand.

  • 2 De directeur stelt per kalenderjaar het maximaal aantal verlofuren vast waarop de gedetineerde dat kalenderjaar aanspraak kan maken en neemt dit op in het detentie- en re-integratieplan. Indien zich een wijziging in de duur van de straf of straffen voordoet, past de directeur het aantal verlofuren aan. Verlofuren kunnen niet van het ene naar het andere kalenderjaar worden doorgeschoven.

  • 3 In geval van een gevangenisstraf tot en met zes jaar komt een gedetineerde op zijn vroegst in aanmerking voor langdurend re-integratieverlof indien:

    • 1°. ten minste vier maanden van de onvoorwaardelijk opgelegde straf is ondergaan dan wel, ingeval de veroordeling nog niet onherroepelijk is, de duur van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd ten minste gelijk is aan vier maanden;

    • 2°. ten minste de helft van de gevangenisstraf is ondergaan, en

    • 3°. er sprake is van een periode van maximaal twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de voorwaardelijke invrijheidstelling of de invrijheidstelling kan aanvangen.

  • 4 In geval van een gevangenisstraf langer dan zes jaar wordt het aantal maanden dat een gedetineerde op zijn vroegst in aanmerking komt voor langdurend re-integratieverlof voorafgaand aan het moment waarop de voorwaardelijke invrijheidstelling of de invrijheidstelling kan aanvangen, berekend volgens de volgende formule:

    twaalf maanden + (anderhalve maand x het aantal volle jaren boven 6 jaar gevangenisstraf).

  • 5 Het totaal aantal verlofuren langdurend re-integratieverlof waarop een gedetineerde in een kalenderjaar aanspraak heeft, is gelijk aan het aantal volle maanden waarvoor hij in aanmerking komt voor langdurend re-integratieverlof berekend op basis van het derde en vierde lid, vermenigvuldigd met de factor 72. In geval van een gebroken getal wordt naar boven afgerond.

  • 6 Het aantal verlofuren wordt geleidelijk in relatie tot het re-integratiedoel over het kalenderjaar verdeeld. Het langdurend re-integratieverlof wordt op aanvraag van de gedetineerde aaneengesloten toegekend. Meer dan een langdurend re-integratieverlof per maand is niet toegestaan. De directeur draagt er zorg voor dat het aantal opgenomen verlofuren per kalenderjaar in het detentie- en re-integratieplan wordt vastgelegd.

  • 7 Indien de voorwaardelijke invrijheidstelling niet wordt verleend, bepaalt de directeur het aantal verlofuren langdurend re-integratieverlof door het aantal volle maanden van de resterende detentie te vermenigvuldigen met de factor 72. Het eerste, tweede en zesde lid zijn van toepassing.

Paragraaf 3. Re-integratieverlof voor extramurale arbeid

Artikel 20a. Beslissing voor re-integratieverlof voor extramurale arbeid

Op een verzoek van een gedetineerde om re-integratieverlof voor extramurale arbeid beslist de selectiefunctionaris namens de minister.

Artikel 20ab. Re-integratieverlof voor extramurale arbeid

  • 1 Re-integratieverlof voor extramurale arbeid kan worden verleend voor de duur van minimaal vier weken en van maximaal twaalf maanden. In het detentie- en re-integratieplan wordt de duur van het re-integratieverlof voor extramurale arbeid vastgelegd.

  • 2 Re-integratieverlof voor extramurale arbeid kan op zijn vroegst worden verleend:

    • a. bij een gevangenisstraf langer dan zes maanden, en

    • b. gedurende ten hoogste een zesde deel van de opgelegde straf voorafgaand aan het moment waarop de gedetineerde in aanmerking kan komen voor de voorwaardelijke invrijheidstelling dan wel de invrijheidstelling.

  • 3 Uitgesloten van re-integratieverlof voor extramurale arbeid zijn personen die zijn geplaatst in een penitentiair programma. Indien een gedetineerde in aanmerking komt voor zowel re-integratieverlof voor extramurale arbeid als deelname aan een penitentiair programma, beslist de selectiefunctionaris namens de Minister. Indien de selectiefunctionaris van oordeel is dat de gedetineerde in aanmerking moet komen voor re-integratieverlof voor extramurale arbeid en de gedetineerde hiervoor geen aanvraag heeft ingediend, wordt hem alsnog gelegenheid daartoe geboden.

  • 4 Indien de maximale periode van twaalf maanden re-integratieverlof voor extramurale arbeid is verlopen en een voorwaardelijke invrijheidstelling niet aanvangt, kan de selectiefunctionaris op verzoek van de gedetineerde namens de minister besluiten de duur van de extramurale arbeid met maximaal 24 maanden te verlengen. Bij dit besluit worden in ieder geval de in artikel 15, tweede lid, genoemde aspecten betrokken.

  • 4 Een gedetineerde van wie het re-integratieverlof voor extramurale arbeid door eigen toedoen wordt beëindigd, komt hiervoor gedurende drie maanden niet in aanmerking.

Hoofdstuk 3a. Verlof tijdens verblijf in een inrichting voor stelselmatige daders

Artikel 20b

Artikel 4, onder j, is niet van toepassing op het verlenen van verlof aan een betrokkene, voor zover het verlof zich niet uitstrekt over de nacht.

Artikel 20c

  • 1 De directeur kan aan een betrokkene ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van de intramurale fase van de maatregel plaatsvindt verlof toekennen. De directeur bepaalt de frequentie en de duur van het verlof.

  • 2 Het verlof wordt verleend voor ten minste 2 uur en ten hoogste 52 uur per week.

  • 3 Bij de bepaling van de frequentie en het aantal uren verlof houdt de directeur rekening met de mate waarin vertrouwen bestaat dat het verlof zonder incidenten zal verlopen.

  • 4 De directeur kan besluiten dat de betrokkene tijdens het verlof wordt begeleid.

Hoofdstuk 3b. Verlof ten behoeve van de re-integratie van een levenslanggestrafte

Artikel 20d. Re-integratieverlof van levenslanggestraften

  • 1 In het kader van de deelname aan re-integratieactiviteiten als bedoeld in artikel 1, onder f, van het Besluit Adviescollege levenslanggestraften kan aan een levenslanggestrafte op diens verzoek verlof worden toegekend, in overeenstemming met hetgeen over de frequentie van het verlof in het detentie- en re-integratieplan is bepaald. De Minister beslist over het verzoek.

  • 2 In zijn verzoek maakt de levenslanggestrafte duidelijk op welke wijze het verlof de in het detentie- en re-integratieplan opgenomen re-integratiedoelen ondersteunt.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in artikel 4 wordt het re-integratieverlof voor levenslanggestraften geweigerd in geval van:

    • a. een verzoek om re-integratieverlof voor een levenslanggestrafte die niet is toegelaten tot de re-integratiefase;

    • b. een negatief advies van het Adviescollege levenslanggestraften over het verzoek van een levenslanggestrafte om re-integratieverlof;

    • c. een verzoek om re-integratieverlof waarin in onvoldoende mate wordt aangegeven op welke wijze het verlof de re-integratie van de levenslanggestrafte ondersteunt;

    • d. strijd van het verzoek om re-integratieverlof met de in het detentie- en re-integratieplan vastgelegde verloffrequentie.

  • 4 Het verlof geschiedt onder elektronisch toezicht. Gedurende het eerste jaar van de deelname aan re-integratieactiviteiten wordt re-integratieverlof verleend onder bewaking en begeleiding. Op grond van het gedrag van de levenslanggestrafte tijdens zijn detentie en tijdens het toegekend verlof kan worden besloten dat gedurende het tweede jaar van de deelname aan re-integratieactiviteiten een toegekend verlof zonder bewaking en begeleiding plaatsvindt. Op basis van een advies van het Adviescollege levenslanggestraften kan hiervan worden afgeweken.

  • 5 Het verlof eindigt op dezelfde dag dat het is aangevangen.

  • 6 In verband met gewijzigde omstandigheden kan de directeur een reeds verleend verlof of het daarvan nog resterende gedeelte intrekken, naar een ander tijdstip verplaatsen of er nadere voorwaarden aan stellen. De directeur stelt de minister onverwijld van de gewijzigde omstandigheden in kennis.

Hoofdstuk 4. Incidenteel verlof voor humanitaire doeleinden

Artikel 21. Voorwaarden

  • 1 Incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

  • 2 Incidenteel verlof kan indien nodig onder begeleiding of bewaking plaatsvinden.

  • 3 Incidenteel verlof wordt niet verleend indien de gedetineerde binnen een maand na de beoogde verlofdatum in aanmerking komt voor invrijheidstelling of re-integratieverlof en het beoogde bezoek in dat kader kan worden afgelegd.

  • 4 Bij de bepaling van de duur van het incidenteel verlof wordt in ieder geval rekening gehouden met de benodigde reistijd en beveiliging. Het incidenteel verlof eindigt op de dag waarop het is aangevangen. Indien de benodigde reistijd dat niet toelaat eindigt het in ieder geval de daarop volgende dag.

Artikel 22. Bezoek

  • 1 Voordat het incidenteel verlof wordt verleend voor een bezoek aan een persoon, dient ten aanzien van de te bezoeken persoon vast te staan dat:

    • a. de beweerde band bestaat,

    • b. de relatie hecht is, en

    • c. de te bezoeken persoon geen bezwaar tegen het bezoek heeft.

  • 2 Incidenteel verlof kan slechts worden verleend in verband met geboorte, ziekte, lichamelijke of geestelijke gesteldheid of overlijden van een relatie indien de desbetreffende toestand of gebeurtenis door een arts respectievelijk de burgerlijke stand is bevestigd.

  • 3 Uit veiligheidsoverwegingen kunnen aan de plaats van het bezoek nadere eisen worden gesteld.

Artikel 23. Levensgevaar of ernstige psychische nood

Incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende levenspartner, kind, ouder, broer, zuster, grootouder of schoonouder van de gedetineerde.

Artikel 24. Sterfgeval

  • 1 Incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van de levenspartner, of een kind, ouder, broer, zuster, grootouder of schoonouder van de gedetineerde.

  • 2 Het bezoek kan bestaan in het bijwonen van de uitvaart, een rouwbezoek dan wel een bezoek aan graf of columbarium.

  • 3 Het bijwonen van de uitvaart is uitgesloten indien bewaking is aangewezen.

  • 4 Toestemming voor het bijwonen van de uitvaart of het brengen van een rouwbezoek kan slechts worden verleend indien de nabestaanden van de overledenen daartegen geen bezwaar hebben.

Artikel 25. Niet tot reizen in staat zijnde familieleden

  • 1 Incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde levenspartner, kind en ouder, indien deze wegens medische of psychische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten.

  • 2 Incidenteel verlof voor een bezoek aan kind jonger dan 12 jaar kan daarnaast worden verleend indien redenen van sociaal-psychologische aard zich tegen een bezoek van het kind aan de inrichting verzetten, en de gedetineerde het recht op omgang met het kind niet is ontzegd.

Artikel 26. Kraambezoek

  • 1 Incidenteel verlof kan worden verleend voor een kraambezoek aan de levenspartner van de gedetineerde en het pasgeboren kind.

  • 2 Behoudens medische complicaties vindt het kraambezoek binnen 14 dagen na de bevalling plaats.

Artikel 27. Onderling gedetineerdenbezoek

  • 1 Incidenteel verlof voor een bezoek aan gedetineerde levenspartner, kind, ouder, broer en zuster kan slechts worden verleend indien de gedetineerden elkaar ten gevolge van de detentie ten minste drie maanden niet hebben ontmoet.

  • 2 Indien de gedetineerden niet in dezelfde inrichting verblijven, dienen beide inrichtingen met het bezoek in te stemmen.

Artikel 28. Medische, therapeutische en tandheelkundige behandelingen

  • 1 Incidenteel verlof voor medische, psychiatrische, psychotherapeutische of tandheelkundige behandeling kan alleen worden verleend na verwijzing door de inrichtingsarts of de districtspsychiater.

  • 2 Incidenteel verlof voor herhaalde psychotherapeutische behandeling kan in beginsel slechts worden verleend aan gedetineerden die zelfstandig kunnen reizen.

Artikel 29. Intakegesprekken

  • 1 Incidenteel verlof voor een intakegesprek kan aan een voorlopig gehechte gedetineerde worden verleend na bevel van een rechterlijke autoriteit of het openbaar ministerie, dan wel na verwijzing door de districtspsychiater of inrichtingsarts.

  • 2 Incidenteel verlof voor een intakegesprek kan aan een onherroepelijk veroordeelde gedetineerde worden verleend na verwijzing door de districtspsychiater, de inrichtingsarts of een andere aan de inrichting verbonden hulpverlener.

  • 3 Incidenteel verlof voor een intakegesprek als bedoeld in het tweede lid kan niet worden verleend aan gedetineerden die slechts onder bewaking de inrichting mogen verlaten, tenzij een passend beveiligingsniveau kan worden gewaarborgd.

Artikel 32. Beslissingsbevoegdheid

  • 1 De minister beslist indien het openbaar ministerie anders dan de directeur adviseert tot afwijzing of het een verzoek betreft van een gedetineerde die behoort tot een bijzondere categorie als bedoeld in het tweede lid. In de overige gevallen beslist de directeur.

  • 2 De bijzondere categorieën zijn:

    • a. onherroepelijk veroordeelden aan wie de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging is opgelegd;

    • b. personen ten aanzien van wie op grond van artikel 37 Wetboek van Strafrecht een last tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is gegeven, en die als passant in een huis van bewaring wachten op overbrenging naar een dergelijke inrichting;

    • c. gedetineerden verblijvend in een extra beveiligde inrichting;

    • d. gedetineerden verblijvend in een uitgebreid beveiligde inrichting;

    • e. gedetineerden verblijvend in een inrichting voor gedetineerden die een extreem beheersrisico vormen;

    • f. gedetineerden op de wachtlijst voor opname in een inrichting genoemd onder c, d en e;

    • g. gedetineerden die door de Afdeling Individuele Zaken van de sector Gevangeniswezen van de Dienst Justitiële Inrichtingen aangemerkt zijn als vlucht- of gemeengevaarlijk;

    • h. gedetineerden die op grond van artikel 24, eerste lid, van de wet in afzondering zijn geplaatst;

    • i. personen die zijn gedetineerd wegens een delict waarbij sprake was of is van een grote mate van maatschappelijke onrust;

    • j. gedetineerden die op grond van artikel 87 van de Faillissementswet in verzekerde bewaring zijn gesteld;

    • k. gegijzelden en personen die in het kader van lijfsdwang rechtens van hun vrijheid beroofd zijn;

    • l. gedetineerden die, al dan niet onherroepelijk, zijn veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan twee jaar;

    • m. gedetineerden die een verzoek voor incidenteel verlof indienen voor één van de behandelingen genoemd in artikel 28 eerste lid, waarbij geen afdoende beveiliging kan worden gerealiseerd en ook in overleg met het Penitentiair Ziekenhuis geen oplossing kan worden bereikt.

  • 3 Indien het een verzoek om incidenteel verlof betreft van een veroordeelde voor ernstige gewelds- en zedenmisdrijven die is overgebracht op basis van artikel 15, vijfde lid, of artikel 43, vierde lid, van de wet, beslist de directeur op basis van een advies van de selectiefunctionaris. Indien de directeur voornemens is het advies van de selectiefunctionaris niet over te nemen, brengt hij het verzoek om verlof onder de aandacht van de directeur van de divisie Individuele Zaken en de directeur van de divisie Gevangeniswezen en Vreemdelingenbewaring van de Dienst Justitiële Inrichtingen, die namens de Minister beslissen.

Artikel 33. Gewijzigde omstandigheden

In verband met gewijzigde omstandigheden kan de directeur een reeds verleend incidenteel verlof of het daarvan nog resterende gedeelte intrekken, naar een ander tijdstip verplaatsen of er nadere voorwaarden aan stellen. Indien de beslissing is genomen door de minister stelt de directeur hem onverwijld van de gewijzigde omstandigheden in kennis.

Hoofdstuk 4a. Tijdelijke maatregelen in verband met het verlichten van capaciteitsproblemen binnen het gevangeniswezen

[Vervalt op 01-01-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 33a. Algemene bepalingen

[Vervalt op 01-01-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht: verlof onder elektronisch toezicht in verband met het verlichten van capaciteitsproblemen binnen het gevangeniswezen als bedoeld in artikel 33c.

  • 2 Dit hoofdstuk is niet van toepassing op gedetineerden die zijn veroordeeld voor een ernstig gewelds- of zedenmisdrijf of een terroristisch misdrijf.

  • 3 Gedurende een door de Minister te bepalen periode kan een gedetineerde in aanmerking komen voor de in deze paragraaf genoemde maatregelen met betrekking tot het verlichten van capaciteitsproblemen binnen het gevangeniswezen. Een gedetineerde komt in aanmerking voor een maatregel indien met het capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht een bijdrage wordt geleverd aan het oplossen van het capaciteitsprobleem binnen het gevangeniswezen.

  • 4 Het begin als ook het einde van deze periode, alsmede welke specifieke, in dit hoofdstuk genoemde maatregel wordt ingezet, evenals de reikwijdte daarvan, wordt door de Minister bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 33b. Verruiming van de criteria voor re-integratieverlof voor extramurale arbeid

[Vervalt op 01-01-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In afwijking van artikel 20ab, tweede lid, onder b, kan re-integratieverlof voor extramurale arbeid in verband met het verlichten van capaciteitsproblemen binnen het gevangeniswezen gedurende een door de Minister te bepalen periode worden verleend voor ten hoogste een derde deel van de opgelegde straf voorafgaand aan het moment waarop de gedetineerde in aanmerking kan komen voor de voorwaardelijke invrijheidstelling dan wel de invrijheidstelling.

  • 2 Bij het bepalen welke gedetineerden in aanmerking komen voor re-integratieverlof voor extramurale arbeid geeft de directeur voorrang aan een gedetineerde met het kortste strafrestant.

Artikel 33c. Capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht

[Vervalt op 01-01-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In afwijking van de artikelen 2 en 3 kan de directeur capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht verlenen aan een gedetineerde met een onherroepelijke gevangenisstraf of vervangende hechtenis van minimaal vier weken en maximaal een jaar, voor de duur van maximaal een derde van zijn straf, voorafgaand aan het moment waarop de gedetineerde in aanmerking komt voor de deelname aan een penitentiair programma dan wel de invrijheidstelling. Twee of meer onherroepelijke gevangenisstraffen respectievelijk vervangende hechtenissen worden als één gevangenisstraf respectievelijk vervangende hechtenis aangemerkt. De directeur betrekt bij zijn besluit het advies van de plaatsings- en vrijhedencommissie, de selectiefunctionaris en de reclassering en raadpleegt het Centraal Justitieel Incassobureau.

  • 3 Uitgezonderd van capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht zijn gedetineerden:

  • 4 De directeur bepaalt de duur van het capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht.

  • 5 Capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht geschiedt onder de volgende voorwaarden:

    • a. Capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht geschiedt onder elektronisch toezicht.

    • b. De gedetineerde maakt zich gedurende het capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht niet schuldig aan een strafbaar feit;

    • c. De gedetineerde is gedurende het capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht aanwezig op het verblijfadres. De gedetineerde mag twee uren per dag het verblijfadres verlaten. De precieze tijdstippen worden bepaald door de directeur. De directeur kan bepalen dat de gedetineerde meer uren het verblijfadres mag verlaten;

    • d. De gedetineerde gebruikt gedurende het capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht geen alcohol of drugs. De directeur bepaalt hoe vaak, wanneer en waar een urineonderzoek plaatsvindt;

    • e. De directeur kan aanvullende voorwaarden aan het capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht verbinden;

    • f. De gedetineerde is verplicht mee te werken aan toezicht op de nalaving van de aan capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht verbonden voorwaarden.

  • 6 Bij het bepalen welke gedetineerden in aanmerking komen voor capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht geeft de directeur voorrang aan een gedetineerde;

  • 7 Gedurende het capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht komt een gedetineerde niet in aanmerking voor langdurend re-integratieverlof of re-integratieverlof voor extramurale arbeid.

  • 8 In verband met gewijzigde omstandigheden kan de directeur een reeds verleend capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht of het daarvan resterende gedeelte intrekken, naar een ander tijdstip verplaatsen of daaraan nadere voorwaarden verbinden. De directeur stelt onverwijld de Minister op de hoogte van het gebruik van deze bevoegdheid.

Hoofdstuk 5. Strafonderbreking

Artikel 34. Voorwaarden

Strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Artikel 35. Duur

Bij het bepalen van de duur van de strafonderbreking wordt rekening gehouden met de omstandigheden van het geval. De strafonderbreking duurt minimaal twee etmalen en maximaal drie maanden.

Artikel 36. Bezoek

Strafonderbreking kan worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner, kind of ouder, voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde en voor de gevallen bedoeld in de artikelen 23 en 24. Het bepaalde in artikel 22, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 37. Medische en therapeutische redenen

Strafonderbreking kan worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

Artikel 38. Zakelijke omstandigheden

  • 1 Strafonderbreking kan eenmalig worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard.

  • 2 De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.

Artikel 39. Beslissingsbevoegdheid

Strafonderbreking kan slechts worden verleend, gewijzigd en ingetrokken door de minister.

Artikel 40. Gewijzigde omstandigheden

In verband met gewijzigde omstandigheden kan de minister een reeds verleende strafonderbreking of het daarvan nog resterende gedeelte intrekken, naar een ander tijdstip verplaatsen of er nadere voorwaarden aan stellen. Daartoe stelt de directeur de minister onverwijld van de gewijzigde omstandigheden in kennis.

Hoofdstuk 5a. Strafonderbreking vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland

Artikel 40a

  • 2 Indien een vrijheidsstraf van ten hoogste drie jaren is opgelegd, kan strafonderbreking worden verleend nadat tenminste de helft van de straf is ondergaan. Indien een vrijheidsstraf van meer dan drie jaren is opgelegd, kan strafonderbreking worden verleend nadat tenminste tweederde gedeelte van de straf is ondergaan.

  • 3 De strafonderbreking gaat in op het moment dat de vreemdeling Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.

  • 4 Aan de strafonderbreking wordt de voorwaarde verbonden dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert. Indien de vreemdeling de voorwaarde, bedoeld in het derde lid, niet naleeft, wordt de tenuitvoerlegging van de straf hervat.

Hoofdstuk 6. Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 41

Een verzoek om verlof dat ingediend is voor de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgedaan volgens de regels zoals die golden voor de inwerkingtreding van deze regeling.

Verloven waarvoor voor de inwerkingtreding van deze regeling toestemming is verleend worden beoordeeld volgens de regels zoals die golden voor de inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 43. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Justitie,

A.H. Korthals