Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 27-07-2023 t/m heden

Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 35, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

Gezien het advies van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing van 19 mei 1998 (nr. 697460/98);

Besluit:

Artikel 1

In deze instructie wordt verstaan onder:

  • a. meerdere: de ambtenaar of medewerker die uit hoofde van zijn functie of krachtens beschikking of aanwijzing met de leiding is belast of het bevel geeft over de taakuitvoering;

  • b. selectiefunctionaris: een persoon belast met de plaatsing en overplaatsing van gedetineerden als bedoeld in artikel 15, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • c. eenheid: een eenheid bij de Landelijke Bijzondere Bijstandsverlening van de Dienst Justitiële Inrichtingen;

  • d. geweld: elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen of zaken;

  • e. aanwenden van geweld: het gebruiken van geweld of het dreigen met geweld, waaronder niet wordt begrepen het uit voorzorg ter hand nemen van een vuurwapen;

  • f. geweldsmiddel:

    • 1°. de semi-automatische uitvoering van de SIG SAUER MCX RATTLER;

    • 2°. de semi-automatische uitvoering van de Heckler en Koch MP5, type A2 en type A3, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;

    • 3°. een semi-automatisch pistool van het merk Walther P99Q, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;

    • 4°. een korte of lange wapenstok van een door de Minister van Justitie goedgekeurd merk en type;

    • 5°. CS-traangasgranaten of traangasverspreidende middelen van een door de Minister van Justitie goedgekeurd merk en type;

    • 6°. pepperspray van een door de Minister van Justitie goedgekeurd merk en type.

  • g. vrijheidsbeperkende middelen:

    • 1°. handboeien van een door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurd merk en type;

    • 2°. een broekstok;

    • 3°. middelen als bedoeld in de bijlage bij de Regeling toepassing mechanische middelen;

    • 4°. Blinderingsmiddelen van een door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurd merk en type.

  • h. het gebruik van een vuurwapen: het trekken, het uit voorzorg ter hand nemen, het richten, het gericht houden en het daadwerkelijk gebruik van een vuurwapen.

Artikel 2

  • 1 Het gebruik van een geweldsmiddel is uitsluitend toegestaan aan een daartoe door de directeur aangewezen ambtenaar of medewerker:

    • a. aan wie dat geweldsmiddel rechtens is toegekend,

    • b. voor zover hij optreedt ter uitvoering van de taak met het oog waarop het geweldsmiddel hem is toegekend, en

    • c. die in het gebruik van dat geweldsmiddel is geoefend.

  • 2 Aan het gebruik van een geweldmiddel gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf.

Artikel 3

  • 1 De inrichtingsdirecteur stelt een voor zijn inrichting geldende dienstinstructie voor het personeel vast.

  • 2 De directeur geeft daarin aan onder welke omstandigheden, welke ambtenaren of medewerkers bevoegd zijn, binnen en buiten de inrichting, jegens een gedetineerde geweld te gebruiken dan wel vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden en van welk geweldsmiddel dan wel vrijheidsbeperkend middel daarbij gebruik mag worden gemaakt.

Artikel 4

  • 1 De directeur of de daartoe door hem aangewezen ambtenaar of medewerker kan de eenheid inzetten.

  • 2 De ambtenaar of medewerker zet de eenheid slechts in na toestemming van de directeur.

Artikel 5

Het gebruik van een vuurwapen is slechts geoorloofd:

  • a. om een gedetineerde aan te houden ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij een (vuur)wapen bij zich heeft en dit tegen personen zal gebruiken;

  • b. om een gedetineerde aan te houden die zich aan zijn vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken;

  • c. tot het beteugelen van woelingen, indien er sprake is van een optreden in gesloten verband onder leiding van een meerdere;

  • d. ter afwending van direct gevaar voor het leven van personen.

Artikel 6

De ambtenaar of medewerker mag in verband met zijn eigen veiligheid of die van anderen slechts uit voorzorg een vuurwapen ter hand nemen indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een situatie ontstaat waarin hij bevoegd is het vuurwapen te gebruiken. Zodra blijkt dat een dergelijke situatie zich niet voordoet, wordt het vuurwapen terstond opgeborgen.

Artikel 7

  • 1 De ambtenaar of medewerker geeft onmiddellijk voordat hij gericht met een vuurwapen zal schieten een waarschuwing. De waarschuwing kan worden vervangen door een waarschuwingsschot, wanneer omstandigheden de waarschuwing niet toelaten.

  • 2 Een waarschuwingsschot moet op zodanige wijze worden afgevuurd dat gevaar voor personen of zaken zoveel mogelijk wordt vermeden.

Artikel 8

  • 1 Het gebruik van CS-traangas is slechts geoorloofd:

    • a. in gesloten ruimten ter aanhouding van een gedetineerde indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat die een vuurwapen bij zich heeft en dat tegen personen zal gebruiken, dan wel ander ernstig geweld tegen personen zal gebruiken;

    • b. anders dan in gesloten ruimten ter verspreiding van menigten van gedetineerden die een ernstige en onmiddellijke bedreiging vormen voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.

  • 2 Het gebruik van CS-traangas is slechts geoorloofd in opdracht van de directeur.

  • 3 De directeur die bevel geeft tot het verspreiden van CS-traangas geeft bij dit bevel aan hoeveel CS-traangasgranaten worden gebruikt.

Artikel 8a

  • 1 Het gebruik van pepperspray is slechts geoorloofd voorzover dit noodzakelijk is ter aanhouding van een gedetineerde indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij ernstig geweld tegen personen zal gebruiken.

  • 2 Pepperspray wordt tegen een persoon per geval ten hoogste twee maal voor ten hoogste enkele seconden gebruikt op een afstand van ten minste een meter.

  • 3 Pepperspray mag niet worden gebruikt tegen:

    • a. gedetineerden die zichtbaar jonger dan 12 of ouder dan 65 jaar zijn;

    • b. gedetineerde vrouwen die zichtbaar zwanger zijn;

    • c. gedetineerden voor wie dit gebruik als gevolg van zichtbare ademshalings- of andere ernstige gezondheidsstoornis onevenredig schadelijk kan zijn;

    • d. groepen personen.

  • 4 Pepperspray mag niet worden gebruikt in de nabijheid van baby’s.

  • 5 De ambtenaar of medewerker die pepperspray heeft gebruikt is verantwoordelijk voor het verlenen van nazorg.

Artikel 9

  • 1 De ambtenaar of medewerker die geweld heeft gebruikt of vrijheidsbeperkende middelen heeft aangewend, meldt dit onverwijld schriftelijk aan de directeur van de betrokken inrichting of de selectiefunctionaris. De schriftelijke melding dient duidelijkheid te verschaffen over de redenen die tot het aanwenden van geweld hebben geleid, de daaruit voortvloeiende gevolgen en op wiens last dit aanwenden van geweld heeft plaatsgevonden.

  • 2 Indien de aanwending van het geweld bij een gedetineerde heeft geleid tot lichamelijk letsel van meer dan geringe betekenis en in alle gevallen waarin van een vuurwapen, een wapenstok of CS-traangasgranaten of traangasverspreidende middelen gebruik is gemaakt, dient deze melding tevens ter kennis te worden gebracht van het hoofd van de Dienst Justitiële Inrichtingen en het Openbaar Ministerie. De directeur van de betrokken inrichting of de selectiefunctionaris dient in een dergelijk geval tevens zo spoedig mogelijk schriftelijk advies in te winnen bij een arts.

  • 3 De melding, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt in de vorm van een rapport indien:

    • a. de gevolgen van het aangewende geweld daartoe, naar het oordeel van de meerdere, aanleiding geven, of

    • b. gebruik is gemaakt van enig geweldsmiddel en lichamelijk letsel dan wel de dood veroorzaakt is.

Artikel 10

De ambtenaar of medewerker kan een gedetineerde ten behoeve van het vervoer, een broekstok, of ten behoeve van het vervoer of interne verplaatsing, handboeien aanleggen.

Artikel 10a

De ambtenaar of medewerker kan een gedetineerde ten behoeve van het vervoer met een verhoogd veiligheidsrisico, van een blinderingsmiddel voorzien.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen.

Artikel 13

De Geweldsinstructie gestichtspersoneel van 25 mei 1966, nr. GW 12, met de bijbehorende handleiding van 30 juni 1966, van de Directie Gevangeniswezen/ Bureau Beveiliging, de besluiten van 31 mei 1985, nr.195/ P385, van de Directie Gevangeniswezen, Staf. J.Z., tot wijziging van de Geweldsinstructie gestichtspersoneel, en het besluit van 19 maart 1991, nr. 47988/91 DJ, van de Dir. D&J, worden ingetrokken.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie,

A.H. Korthals

Naar boven