Besluit draagbare blustoestellen 1997

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 18-09-2016 t/m heden

Besluit van 16 januari 1998, houdende regels over de veiligheid en de deugdelijkheid van draagbare blustoestellen (Besluit draagbare blustoestellen 1997)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Brandweer en Rampenbestrijding, van 1 september 1997, nr. EB97/1121;

Gelet op artikel 17, eerste lid, van de Brandweerwet 1985;

De Raad van State gehoord (advies van 27 oktober 1997, nr. W04.97.0579);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Brandweer en Rampenbestrijding, van 12 januari 1998, nr. EB97/2134;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b. bewijs: bewijs van typekeuring;

  • c. houder: houder van een bewijs;

  • d. draagbaar blustoestel: een tot het bestrijden van brand bestemd voorwerp dat door middel van eenvoudige handgrepen in werking wordt gesteld en gehouden, waarvan de inrichting zodanig is dat de bestrijding van brand geschiedt door middel van een zich in het blustoestel bevindende vulling en waarvan de massa gebruiksklaar niet meer bedraagt dan 20 kg;

  • e. vulling: de voor een draagbaar blustoestel bestemde blusstof en de stof of de stoffen, bestemd tot uitdrijving van de blusstof uit het draagbare blustoestel;

  • f. onafhankelijk keuringsinstituut: een instituut tot wiens normale takenpakket het keuren van draagbare blustoestellen behoort en dat voldoet aan de criteria, genoemd in onderdeel 1 van bijlage IV van de richtlijn nr. 97/23/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 1997 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur (PbEG L 181);

  • g. NEN-EN 3-7+ A1: Draagbare blustoestellen, Deel 7, Eigenschappen, prestatie-eisen en beproevingsmethoden, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut zoals dit luidde in augustus 2007;

  • h. NPR-CEN/TR 14922: Draagbare blustoestellen – Model laboratorium – Rapport in overeenkomst met NEN-EN 3-7+A1, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-instituut, zoals dit luidde in januari 2006;

  • i. NEN 2033: Draagbare blustoestellen voor brandklasse D, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals dit luidde in januari 2006.

§ 2. Bewijs van typekeuring

Artikel 2

Het is verboden draagbare blustoestellen met bijbehorende vullingen die niet behoren tot een type, waarvoor Onze Minister een bewijs heeft verleend, met het oog op gebruik in Nederland te vervaardigen, in te voeren of te verhandelen.

Artikel 2a

Het verbod, bedoeld in artikel 2, geldt niet voor draagbare blustoestellen voor zover deze bestemd zijn voor plaatsing aan boord van schepen waarop richtlijn nr. 2014/90/EU van het Europese Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van richtlijn 96/98/EG van de Raad (PbEU L 257) van toepassing is en zijn voorzien van een stuurwielmarkering als bedoeld in artikel 1 van de Wet scheepsuitrusting 2016.

Artikel 3

Voor elk type draagbaar blustoestel met bijbehorende vulling is een afzonderlijk bewijs vereist. Het type wordt bepaald door de soort vulling en de wijze, waarop het draagbare blustoestel in werking wordt gesteld en gehouden.

Artikel 4

  • 1 In afwijking van artikel 2 is het toegestaan draagbare blustoestellen met bijbehorende vullingen in te voeren, indien de draagbare blustoestellen uitsluitend:

    • a. zijn bestemd voor experimentele doeleinden,

    • b. zijn bestemd voor exposities,

    • c. zijn bestemd voor gebruik als monster bij een ingevolge dit besluit te verrichten keuring, of

    • d. tijdelijk in Nederland verblijven zonder dat het oogmerk aanwezig is deze met het oog op gebruik in Nederland te verhandelen.

  • 2 Degene die de draagbare blustoestellen als bedoeld in het eerste lid invoert, meldt dit ten minste vier weken ervoor aan Onze Minister.

  • 3 Bij de melding worden overgelegd:

    • a. een aanduiding van het type draagbare blustoestel met bijbehorende vulling;

    • b. het adres van de fabrikant van het draagbare blustoestel en van de fabrikant van de vulling;

    • c. een vermelding van de reden van invoer.

Artikel 5

De invoer van draagbare blustoestellen met bijbehorende vullingen kan geschieden langs alle plaatsen waar de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling in het vrije verkeer brengen, bedoeld in artikel 5, zestiende lid, onderdeel a, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269), mag worden gedaan.

Artikel 6

  • 1 Bij de aanvraag voor een bewijs worden de volgende bescheiden overgelegd:

    • a. een gewaarmerkt afschrift van de inschrijving van de indiener van de aanvraag in het handelsregister van de Kamer van Koophandel in Nederland dan wel in het handelsregister of in een daarmee vergelijkbaar register van zijn land van herkomst, dat niet ouder is dan drie maanden voor dagtekening van de aanvraag;

    • b. een technische beschrijving van het draagbare blustoestel;

    • c. een door een onafhankelijk keuringsinstituut gewaarmerkte constructietekening van het draagbare blustoestel en de onderdelen daarvan die niet groter is dan A3-formaat;

    • d. een fabriekscertificaat van de vulling;

    • e. een ontwerp-etiket of een ontwerp-transfer dat ingericht is overeenkomstig en de gegevens bevat, genoemd in de NEN-EN 3-7+A1, dan wel ingericht is op gelijkwaardige wijze en gegevens van gelijke aard bevat;

    • f. een rapport van een onafhankelijk keuringsinstituut:

      • 1°. dat totstandgekomen is overeenkomstig de procedure zoals omschreven is in de NPR-CEN/TR 14922 dan wel een daaraan gelijkwaardige procedure;

      • 2°. dat opgesteld is overeenkomstig het model zoals opgenomen is in de NPR-CEN/TR 14922 dan wel een model van gelijke aard;

      • 3°. waaruit blijkt dat het draagbare blustoestel voldoet aan de eisen inzake veiligheid en deugdelijkheid, genoemd in de NEN-EN 3-7+A1, dan wel een mate van veiligheid en deugdelijkheid biedt die ten minste gelijk is aan de mate van veiligheid en deugdelijkheid die beoogd is met de NEN-EN 3-7+A1, en

      • 4°. waaruit blijkt dat het draagbare blustoestel voor brandklasse D tevens voldoen aan de eisen in de NEN 2033 dan wel aan eisen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de eisen van de NEN 2033.

  • 2 Een draagbaar blustoestel biedt in ieder geval een mate van veiligheid en deugdelijkheid die ten minste gelijk is aan de mate van veiligheid en deugdelijkheid die beoogd is met de NEN-EN 3-7+A1 zoals bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, onder 3°, indien het draagbare blustoestel:

    • a. voldoet aan de eisen van de NEN-EN 3.7+A1 met uitzondering van de technische eisen 4.5, 6.1 en 6.3 van de NEN-EN 3-7+A1, of

    • b. een kleinere vulling heeft dan in eis 6.4.2 of eis 6.4.3 van de NEN-EN 3-7+A1, maar wel aan de minimum eis van 5A of 21B en de overige eisen van de NEN-EN 3-7+A1voldoet, of

    • c. een vulling heeft die ligt tussen de in eis 6.4.2 of eis 6.4.3 van de NEN-EN 3-7+A1 genoemde waarden en voldoet aan de overige eisen van de NEN-EN 3-7+A1. Voor dit blustoestel geldt in dat geval de waarde van de naastliggende kleinere vulhoeveelheid.

  • 3 Een aerosol blustoestel dat voldoet aan richtlijn nr. 75/324/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 mei 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake aërosols (PbEG L 147) biedt in ieder geval een mate van veiligheid en deugdelijkheid die ten minste gelijk is aan de mate van veiligheid en deugdelijkheid die beoogd is met de NEN-EN 3-7+A1 zoals bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, onder 3°, indien het aerosol blustoestel:

    • a. voldoet aan de eisen van de NEN-EN 3-7+A1, met uitzondering van de eisen 4.6, 8 en 14 van de NEN-EN 3-7+A1, of

    • b. een kleinere vulling heeft dan in eis 6.4.2 of eis 6.4.3 van de NEN-EN 3-7+A1, maar wel aan de minimum eis van 5A of 21B en de overige eisen van de NEN-EN 3-7+A1 voldoet.

  • 4 De bescheiden, bedoeld in het eerste lid, onder b tot en met f, worden in tweevoud overgelegd.

  • 5 Bij de aanvraag wordt aan het Rijk een bedrag van € 828,00 betaald. Dit bedrag wordt jaarlijks op 1 maart geïndexeerd conform de door het Centraal bureau voor de statistiek bekendgemaakte afgeleide consumentenprijsindex van het voorgaande jaar.

Artikel 7

  • 1 Onze Minister beslist binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag over de afgifte van een bewijs.

  • 2 Onze Minister kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen.

  • 3 Onze Minister doet van de afgifte van een bewijs mededeling in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel 8

  • 1 Onze Minister verleent het bewijs voor vijf jaar.

  • 2 Het bewijs omvat:

    • a. een etiket of een transfer dat voorzien is van het rijkskeurmerk, bedoeld in de bij dit besluit behorende bijlage, en bestemd is om te worden aangebracht op het draagbare blustoestel;

    • b. een door Onze Minister gewaarmerkt exemplaar van de technische beschrijving en de constructietekening van het draagbare blustoestel en de onderdelen daarvan en van het fabriekscertificaat van de vulling.

  • 3 De houder bewaart de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, in ongeschonden staat. Hij is gehouden deze op eerste aanwijzing van Onze Minister te tonen.

Artikel 9

  • 1 Op aanvraag van de houder wijzigt Onze Minister een bewijs.

  • 3 Het bewijs, bedoeld in het eerste lid, omvat een door Onze Minister gewaarmerkt exemplaar van de bij de wijzigingsaanvraag overgelegde technische beschrijving en constructietekening van het gewijzigde onderdeel of de gewijzigde onderdelen van het draagbare blustoestel.

  • 4 Onze Minister doet van de wijziging van een bewijs mededeling in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel 10

  • 1 Op aanvraag van de houder schrijft Onze Minister een bewijs over op naam van een derde, die schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven houder te willen worden.

  • 2 Onze Minister schrijft het bewijs binnen acht weken over.

  • 3 Onze Minister doet van de overschrijving mededeling in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel 11

De wijziging, bedoeld in artikel 9, en de overschrijving, bedoeld in artikel 10, brengen geen verandering in de termijn waarvoor het bewijs is verleend.

§ 3. Dwang- en strafbepalingen

Artikel 12

  • 1 Onze Minister kan het bewijs van de houder intrekken, indien:

    • a. de houder niet overeenkomstig het bewijs draagbare blustoestellen met bijbehorende vullingen met het oog op gebruik in Nederland vervaardigt, invoert of verhandelt;

    • b. de houder niet voldoet aan artikel 8, derde lid.

  • 2 Onze Minister doet van de intrekking mededeling in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel 13

Als strafbare feiten, bedoeld in artikel 64, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s, worden aangemerkt:

  • a. het zonder bewijs met het oog op gebruik in Nederland vervaardigen, invoeren of verhandelen van draagbare blustoestellen met bijbehorende vullingen;

  • b. het invoeren van draagbare blustoestellen met bijbehorende vullingen als bedoeld in artikel 4, zonder melding ervan aan Onze Minister;

  • c. het met het oog op gebruik in Nederland vervaardigen, invoeren of verhandelen van draagbare blustoestellen met bijbehorende vullingen die niet zijn voorzien van de opschriften, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder a.

§ 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14

De bewijzen die zijn afgegeven vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit blijven geldig gedurende de termijn waarvoor zij zijn verleend.

Artikel 16

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 17

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit draagbare blustoestellen 1997.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 16 januari 1998

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Uitgegeven de derde februari 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage behorende bij artikel 8, tweede lid, onder a, van het Besluit draagbare blustoestellen 1997

Het rijkskeurmerk is ingericht naar het volgende model:

Bijlage 88862.png

1. In de binnenste ellips wordt het rangnummer vermeld, met een cijferhoogte van 6 mm.

2. In de buitenste ellips worden de volgende zaken vermeld, met een letter- en cijferhoogte van 3 mm:

  • - bovenin: het derde en vierde cijfer van het jaar en de maand van afgifte van het bewijs van typekeuring in twee cijfers (bijvoorbeeld 85-04);

  • - links de "B" van "Besluit draagbare blustoestellen";

  • - rechts het jaartal van het Besluit draagbare blustoestellen;

  • - onderin de letters "BZ" van "Binnenlandse Zaken".

Naar boven