Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 november 1997, nr. SV/GSV/97/4895;
Gelet op artikel 3, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
De Raad van State gehoord (advies van 17 december 1997, nr. W12.97.0762);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 december 1997, nr. SV/GSV/97/5432;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 3. Eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind van ontwikkelingswerker
1 Voor de toepassing van de wet wordt mede verstaan onder ingezetene: het eigen kind, het aangehuwde kind of het pleegkind van de persoon, die is uitgezonden om door de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan te wijzen werkzaamheden in het kader van ontwikkelingssamenwerking te verrichten, dat gedurende het tijdvak, waarin bedoelde werkzaamheden worden verricht tot de huishouding van die persoon behoort, tenzij het kind gedurende bedoeld tijdvak werkzaamheden verricht.
2 Het eerste lid is niet van toepassing op het pleegkind van de aldaar bedoelde persoon, dat eerst gedurende het tijdvak, waarin de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden worden verricht, tot diens huishouding is gaan behoren.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitbreiding en beperking kring ingezetenen Wajong.