Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 25 juni 1997, No. J. 975376, gedaan mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Gelet op de artikelen 6, 7, 15 en 65 van de Wet bodembescherming;
De Raad van State gehoord (advies van 14 oktober 1997, nr. W11.97.0391);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 20 november 1997, No. J. 9712655, uitgebracht mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Bijlage II. behorende bij het Besluit gebruik meststoffen
I Bepaling hellingspercentage van gewaspercelen met één hoogste en één laagste punt
1. Bepaling van de richting van de steilste helling in het gewasperceel (L = lengte van het gewasperceel).
De steilste helling in het gewasperceel is maatgevend voor L.
Figuur A
L van gewasperceel a = 400 meter
L van gewasperceel b = 200 meter
2. Bepaling van het gemiddelde hellingspercentage over de in 1 vermelde L (lengte gewasperceel).
Figuur B
Gemiddeld hellingspercentage = 1.
Figuur C
Gemiddeld hellingspercentage: 300/500 x 6 + 200/500 x 1 = 4
Figuur D
Gemiddeld hellingspercentage: 150/500 x 2 + 200/500 x 12/500 + 150/500 x 2 = 6
II Bepaling hellingspercentage van gewaspercelen met meer dan één hoogste punt of laagste punt (holle en bolle percelen)
1. Holle percelen: vanuit het laagste punt het gemiddelde van twee hellingen bepalen.
Figuur E
Gemiddeld hellingspercentage van helling 1: 200/300 x 6 + 100/300 x 9 = 7
helling 2: idem
Gemiddeld hellingspercentage gewasperceel:
300/600 x 7 + 300/600 x 7 = 7
2. Bolle percelen: vanuit het hoogste punt het gemiddelde van twee hellingen bepalen.