A. Programma energiewinning uit afval en biomassa (EWAB) 1997
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Het doel van het EWAB-programma is het bevorderen van de inzet van biomassa en afval
als energiebron, zodanig dat maximaal wordt bijgedragen aan de besparing op fossiele
brandstoffen, waarbij de belasting van het milieu binnen aanvaardbare grenzen dient
te blijven. Het programma richt zich vooral op projecten op het gebied van brandstofvoorziening,
technologie-ontwikkeling, haalbaarheid, demonstratie en marktintroductie.
Het programma is ingedeeld in drie onderdelen:
1. Brandstoffen
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Dit onderdeel richt zich op de versterking van de beschikbaarheid van biomassa(brandstoffen)
voor energie. Het gaat hierbij om o.a. de teelt van energiegewassen, de benutting
van bosbouwkundige, agrarische en industriële reststromen, de import van biomassa,
het vervoer, de bewerking, de karakterisering en de versterking van de markt in biomassabrandstoffen.
De voornaamste soorten projecten die in 1997 voor een subsidie in aanmerking komen
zijn: haalbaarheids-, ontwikkelings-, demonstratie en marktintroductieprojecten gericht
op:
- -
de teelt van gewassen t.b.v. de (eventueel gedeeltelijke) inzet voor energiedoeleinden;
- -
de import van biomassa t.b.v. de inzet voor energiedoeleinden, met uitzondering van
de inzet in afvalverbrandingsinstallaties;
- -
inventarisatie van de aard en hoeveelheden van biomassa(brandstoffen);
- -
bewerking van afval en/of biomassa tot een (hoogwaardige) brandstof, o.a. energiezuinige
processen voor het drogen en verkleinen;
- -
vermindering van de gezondheidsbezwaren bij het omgaan met biomassa-(brandstoffen);
- -
het bij elkaar brengen van vraag naar en aanbod van biomassa(brandstoffen).
2. Conversietechnologie
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Dit onderdeel richt zich op de omzetting van biomassa in energie door middel van zowel
thermische als biologische conversietechnieken. De nadruk ligt daarbij op de thermische
conversieprocessen. De conversie kan zowel betrekking hebben op schone biomassa als
biomassa met een afvalkarakter: huishoudelijk afval (of fracties daaruit), hout (vers
hout, oud hout, resthout), bedrijfsafval, zuiveringsslib, agrarische residuen, mest,
stro, bermgras, energiegewassen. De voornaamste soorten projecten die in 1997 voor
een subsidie in aanmerking komen zijn: haalbaarheids-, ontwikkelings-, demonstratie-
en marktintroductieprojecten gericht op:
- -
schone en efficiënte verbranding van biomassa voor, in het bijzonder, de gecombineerde
opwekking van elektriciteit en warmte;
- -
thermische vergassing van biomassa. Daarin zijn ook begrepen de daarmee samenhangende
voorbewerking van de brandstof en de toepassing van stookgas in gasturbines of gasmotoren;
- -
pyrolyse-, liquefactie- en/of carbonisatieprocessen voor biomassa;
- -
het meeverbranden van biomassa met fossiele brandstoffen in elektriciteitscentrales
of bij andere toepassingen, m.n. waar het schone biomassa (geen afval) betreft;
- -
verbetering van de energiebenutting bij afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s);
- -
de winning en benutting van stortgas, voor zover het project bijdraagt aan de stortgaswinning
op langere termijn;
- -
vergisting van (natte) bedrijfsafval-stromen, eventueel gecombineerd met mest.
3. Marktstimulering
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Dit onderdeel richt zich op de promotie van energiewinning uit afval en biomassa.
De voornaamste soorten projecten die in 1997 voor een subsidie in aanmerking komen
zijn:
- -
projecten die gericht zijn op het vergroten van het draagvlak bij de Nederlandse bevolking
voor de introductie van energiewinning uit bio-massa;
- -
projecten die gericht zijn op onderwijs en scholing van groepen, die een belangrijke
rol spelen bij de implementatie van energiewinning uit biomassa;
- -
projecten die gericht zijn op de industriële samenwerking in federatie-verband of
vergelijkbare vormen.
Overige beoordelingsaspecten
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstelling van het
programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:
-
a. de slaagkans van het project;
-
b. de milieuverdienste van het project;
-
c. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op
internationale ontwikkelingen;
-
d. de mate waarin het project aansluit bij een aanwezig innovatietraject, van de aanvrager
of van anderen;
-
e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstelling
van het programma;
-
f. de nieuwheid van het project;
-
g. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;
-
h. de kostprijsverlaging van voor het programma relevante technieken;
-
i. de mate waarin relevante kennisoverdracht plaatsvindt.
Toelichting
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Toelichting op de bovengenoemde aspecten:
ad a. Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een zeker risico met zich
dragen. Indien de slaagkans van het project op zichzelf te gering wordt geacht zal
het verlenen van een subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen van de slaagkans
van een project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/economische
haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke
aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager. Demonstratie- en marktintroductieprojecten
kunnen slechts dan voor subsidie in aanmerking komen indien de technische en financieel-economische
haalbaarheid voldoende is aangetoond.
ad b. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met:
- -
de mate waarin CO2-emissie wordt vermeden(ton/jaar);
- -
de mate waarin het project bijdraagt aan een verbetering van de huidige situatie op
het gebied van emissies en reststoffenverwerking;
- -
de mate waarin wordt vermeden dat verschuivingseffecten van milieuproblemen van het
ene milieucompartiment naar het andere optreden.
Gelet op samenhang tussen bepaalde emissies en het energiegebruik, geldt met name
voor marktintroductieprojecten dat zij een voldoende hoog energetisch rendement dienen
te hebben. De voorkeur wordt gegeven aan marktintroductieprojecten met hoogrendementprocessen,
waaronder warmte/krachtsystemen.
ad d. Van belang is dat projecten zoveel mogelijk aansluiten op reeds eerder door
de aanvrager of door anderen gegenereerde kennis en dat voor wat betreft haalbaarheids-
en ontwikkelingsprojecten doublures worden vermeden.
ad e. Met name bij demonstratie- en marktintroductieprojecten worden de projectkosten
getoetst aan de energie- en milieuverdienste. Hiertoe worden beoordeeld de projectkosten
in termen van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energiedragers (gulden/GJ)
en per hoeveelheid vermeden CO2-emissie (gulden/ton CO2).
ad f. Onder het nieuwheidscriterium wordt in dit programma verstaan:
- -
het toepassen van nieuwe dan wel vernieuwende technologieën;
- -
het geven van nieuwe toepassingen aan bestaande technologieën;
- -
(vergaande) procesintegratie.
Er dient sprake te zijn van voor Nederland in meer of mindere mate grensverleggende
toepassingen. Dit geldt met name voor ontwikkelingsprojecten.
ad g. Een project wordt mede beoordeeld op basis van de mate waarin het toepasbaar
is in de markt en de mate waarin herhalingspotentieel met betrekking tot de betreffende
technologische toepassing aanwezig is.
ad h. Er wordt belang gehecht aan technieken, apparaten en systemen die voor het totaal
van investerings- en exploitatiekosten substantieel gunstiger zijn dan een referentie-techniek.
ad i. Hierbij kan gedacht worden aan de bereidheid van de aanvrager tot het schrijven
van een artikel voor een vakblad, het organiseren van een workshop of het openstellen
van de installatie voor het bezoek van derden.
Aan de doelstelling van het programma kunnen met name bedrijven en instellingen bijdragen,
die initiatieven wensen te nemen om afval en/of biomassa te benutten voor energie-opwekking
en/of daarvoor beschikbaar te maken. Hierbij gaat het vooral om industriële bedrijven,
nutsbedrijven, gemeentelijke instellingen en samenwerkingsverbanden, afvalverwerkende
bedrijven, landbouwcoöperaties, bosbouwgroepen e.d..
Voor technologie-ontwikkeling richt het programma zich vooral op industriële bedrijven,
onderzoeksinstituten en instellingen voor hoger of wetenschappelijk onderwijs.
C. Aanvraagperiode
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Aanvragen met betrekking tot het programma Energiewinning uit Afval en Biomassa moeten
zijn ontvangen in de periode van 19 maart 1997 tot en met 1 december 1997.
Nadere informatie is verkrijgbaar bij:
Novem, postbus 8242, 3503 RE Utrecht, tel. 030-2393488