Beleidsregels benoemingen Raad voor cultuur

Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 23-11-2013 t/m heden

Beleidsregels benoemingen Raad voor cultuur

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de wijze waarop de voordrachten door de Minister aan de Kroon tot benoeming van leden van de Raad voor cultuur tot stand komen alsmede met betrekking tot de wijze waarop de benoeming van commissieleden van die Raad tot stand komen, en voorts dat het wenselijk is in dat verband een benoemingenadviescommissie in te stellen;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Minister:

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

b. de wet:

de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

c. de Raad:

de Raad voor cultuur, bedoeld in artikel 2a van de wet;

d. de benoemingenadviescommissie:

de benoemingenadviescommissie, bedoeld in artikel 8.

Artikel 1a

  • 1 De voorzitter en de overige leden van de Raad worden voor vier jaar benoemd en herbenoeming voor twee jaar is eenmaal mogelijk.

  • 2 Voorafgaand aan de herbenoeming zoals bedoeld in het eerste lid, zal eerst advies worden gevraagd aan de benoemingenadviescommissie.

  • 3 De leden van de commissies, bedoeld in artikel 2c van de wet, worden voor vier jaar benoemd en herbenoeming voor vier jaar is eenmaal mogelijk.

Paragraaf 2. Benoemingsprocedure leden Raad voor cultuur

Artikel 2

In geval van een vacature in de Raad vraagt de Minister eerst aan de Raad een profiel voor de in te vullen vacature en daarna vraagt hij aan de benoemingenadviescommissie een voorstel te doen voor de vervulling van die vacature.

Artikel 3

Bij een voorstel voor de vervulling van een vacature geeft de benoemingenadviescommissie in ieder geval aan op welke wijze rekening is gehouden met:

  • a. evenredige deelname aan de Raad van vrouwen en personen behorende tot etnische of culturele minderheidsgroepen;

  • b. deelname van een of meer leden die voldoende kennis dragen van het gemeentelijke of provinciale cultuurbeleid;

  • c. een spreiding van leden van de Raad over het gehele land; en

  • d. de onafhankelijkheid van de voorgedragen kandidaat.

Artikel 4

Alvorens de Minister op basis van het voorstel van de benoemingenadvies-commissie een voordracht voor een benoeming aan de Kroon doet, kan hij de Raad over de voordracht horen.

Paragraaf 3. Benoemingsprocedure leden commissies van de Raad voor cultuur

Artikel 5

Indien de Raad van mening is dat voor de voorbereiding van een advies door een vaste of tijdelijke commissie als bedoeld in artikel 2c van de wet een specifieke deskundigheid is vereist die nog niet in voldoende mate in de betreffende commissie aanwezig is, kan de Raad de Minister voorstellen doen voor de benoeming van leden van de Raad of andere personen, die beschikken over de gewenste deskundigheid, tot lid van de betreffende commissie.

Artikel 6

De Minister kan over een voorstel als bedoeld in artikel 5 advies vragen aan de benoemingenadviescommissie, met dien verstande dat in het geval het voorstel betrekking heeft op een voorzitter van een commissie, de Minister in elk geval advies vraagt aan de benoemingenadviescommissie.

Artikel 7

In een advies als bedoeld in artikel 6 geeft de benoemingenadviescommissie in ieder geval aan of bij het voorstel in voldoende mate rekening is gehouden met het streven naar:

  • a. evenredige deelname van vrouwen en personen behorende tot etnische of culturele minderheidsgroepen;

  • b. deelname van een of meer leden die voldoende kennis dragen van het gemeentelijke of provinciale cultuurbeleid;

  • c. een spreiding van leden over het gehele land; en

  • d. onafhankelijkheid van de Raad.

Paragraaf 4. Instelling, samenstelling en werkwijze van de benoemingenadviescommissie

Artikel 8

  • 1 Er is een benoemingenadviescommisie die de Minister op verzoek adviseert over omvang en samenstelling van de Raad of van commissies van de Raad.

  • 2 De benoemingenadviescommissie bestaat uit ten hoogste zes leden, waaronder de voorzitter, van wie uit hoofde van hun kennis van het terrein van de cultuur een nuttige bijdrage aan de werkzaamheden van de commissie kan worden verwacht.

  • 3 De voorzitter en de leden maken geen deel uit van het ministerie en zijn overigens niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van de Minister. De voorzitter van de Raad is waarnemer bij de vergaderingen van de benoemingenadviescommissie.

  • 4 De Minister benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter en de leden. Zij worden benoemd voor ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan tweemaal en telkens voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden.

Artikel 10

De Minister voegt aan de benoemingenadviescommissie een secretaris toe.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 12

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels benoemingen Raad voor cultuur.

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 20 november 1996.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. Nuis

Naar boven