Wijzigingswet Wet op het basisonderwijs en ISOVSO inzake vereenvoudiging Londo

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1996. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 04-07-2013 t/m heden

Wet van 4 juli 1996 tot wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Tijdelijke wet bekostiging nieuwe basisscholen inzake vereenvoudiging van het bekostigingsstelsel voor het basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs (vereenvoudiging Londo)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de regelgeving inzake de bekostiging van het basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs te vereenvoudigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET BASISONDERWIJS

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1996. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt de Wet op het basisonderwijs.]

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE INTERIMWET OP HET SPECIAAL ONDERWIJS EN HET VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1996. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs.]

ARTIKEL IV. OVERGANGSBEPALING BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN

[Vervallen per 04-07-2013]

ARTIKEL VA. VERLENGDE GEWENNINGSREGELING

  • 1 Het bevoegd gezag van een of meer scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs komt na afloop van de gewenningsregeling, bedoeld in artikel V, in aanmerking voor een aanvulling op de rijksvergoeding voor de kosten van materiële instandhouding, indien:

    • a. het bevoegd gezag voor de jaren 1997 tot en met 1999 in aanmerking kwam voor een vermeerdering van de rijksvergoeding op grond van artikel V;

    • b. uit de beschikking van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ter uitvoering van artikel V volgt dat de rijksvergoeding voor de kosten van de materiële instandhouding waarop het bevoegd gezag blijkens die beschikking voor het jaar 1997 aanspraak had, meer dan 10% lager was dan de rijksvergoeding waarop het bevoegd gezag blijkens die beschikking voor het jaar 1997 aanspraak zou hebben gehad op grond van de op 31 december 1996 geldende regelgeving; en

    • c. de rijksvergoeding voor de kosten van de materiële instandhouding waarop het bevoegd gezag blijkens de beschikking, bedoeld onder b, voor het jaar 1997 aanspraak had, meer dan 10% lager was dan de rijksvergoeding waarop het bevoegd gezag blijkens de beschikking, bedoeld onder b, voor het jaar 1997 aanspraak zou hebben gehad op grond van de op 31 december 1996 geldende regelgeving, nadat eerst beide rijksvergoedingen zijn verminderd met de vergoedingen ten behoeve van de scholen van het bevoegd gezag die in de periode van 1 oktober 1996 tot en met 1 januari 2000 zijn opgeheven.

  • 2 De hoogte van de aanvulling op de rijksvergoeding voor het betrokken bevoegd gezag wordt als volgt berekend:

    • a. de rijksvergoeding voor de kosten van de materiële instandhouding waarop het bevoegd gezag blijkens de beschikking, bedoeld in het eerste lid, onder b, voor het jaar 1997 aanspraak zou hebben gehad op grond van de op 31 december 1996 geldende regelgeving, wordt verminderd met de rijksvergoeding waarop het bevoegd gezag blijkens de beschikking, bedoeld in het eerste lid, onder b, voor het jaar 1997 aanspraak had, nadat eerst beide rijksvergoedingen zijn verminderd met de vergoedingen ten behoeve van de scholen van het bevoegd gezag die in de periode van 1 oktober 1996 tot en met 1 januari 2000 zijn opgeheven;

    • b. de uitkomst van de berekening, bedoeld onder a, wordt verminderd met 10% van de rijksvergoeding voor de kosten van de materiële instandhouding waarop het bevoegd gezag blijkens de beschikking, bedoeld in het eerste lid, onder b, voor het jaar 1997 aanspraak zou hebben gehad op grond van de op 31 december 1996 geldende regelgeving, nadat eerst deze rijksvergoeding is verminderd met de vergoedingen ten behoeve van de scholen van het bevoegd gezag die in de periode van 1 oktober 1996 tot en met 1 januari 2000 zijn opgeheven;

    • c. de uitkomst van de berekening, bedoeld onder b, wordt met een factor 15 vermenigvuldigd.

  • 3 Voor iedere school van het bevoegd gezag die op de peildatum 1 oktober 1996 volgens bij ministeriële regeling vast te stellen criteria ten hoogste vier groepen leegstand had, onderscheidenlijk, voor wat betreft een school als bedoeld in de op de genoemde peildatum geldende Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, ten hoogste een bij ministeriële regeling vast te stellen aantal vierkante meters leegstand had, wordt een bedrag in mindering gebracht op de aanvulling op de rijksvergoeding zoals berekend op grond van het tweede lid. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de wijze waarop dit bedrag wordt berekend, rekening houdend met de mate van leegstand.

  • 4 Het aantal vierkante meters, bedoeld in de eerste volzin van het derde lid, en de regels, bedoeld in de tweede volzin van het derde lid, kunnen voor de verschillende soorten scholen verschillend worden vastgesteld.

  • 5 De aanvulling op de rijksvergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt als bedrag ineens aan het bevoegd gezag uitgekeerd.

  • 6 De aanvulling op de rijksvergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt door het bevoegd gezag, na overleg met de gemeente over de wijze van besteding, uitsluitend aangewend voor materiële instandhouding of voor voorzieningen in de huisvesting.

ARTIKEL VB. OVERGANGSREGELING VERGOEDING VOOR MATERIËLE INSTANDHOUDING BIJ INSTELLINGEN IN DE JAREN 1997, 1998 EN 1999

[Vervallen per 04-07-2013]

ARTIKEL VI. WIJZIGING TIJDELIJKE WET BEKOSTIGING NIEUWE BASISSCHOLEN

[Red: Wijzigt de Tijdelijke wet bekostiging nieuwe basisscholen.]

ARTIKEL VII. VASTSTELLING PROGRAMMA'S VAN EISEN TEN BEHOEVE VAN HET JAAR WAARIN DEZE WET IN WERKING TREEDT

[Vervallen per 04-07-2013]

ARTIKEL VIII. WIJZIGING IN VERBAND MET HET VOORSTEL VAN WET TOT WIJZIGING VAN DE WET OP HET BASISONDERWIJS INZAKE DE OVERBOEKING VAN NIET BESTEDE VERGOEDINGEN EN WIJZIGING VAN DE INTERIMWET OP HET SPECIAAL ONDERWIJS EN HET VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS INZAKE DE OVERBOEKING VAN NIET BESTEDE VERGOEDINGEN EN HET VERVALLEN VAN DE VERPLICHTE PAUZE

[Red: Wijzigt de Wet op het basisonderwijs en de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs.]

ARTIKEL IX. WIJZIGINGEN IN VERBAND MET HET VOORSTEL VAN WET TOT WIJZIGING VAN DE WET OP HET BASISONDERWIJS, DE INTERIMWET OP HET SPECIAAL ONDERWIJS EN HET VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS, ALSMEDE DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS IN VERBAND MET DE DECENTRALISATIE VAN DE HUISVESTINGSVOORZIENINGEN

[Red: Wijzigt deze wet.]

ARTIKEL X. WIJZIGINGEN IN VERBAND MET HET VOORSTEL VAN WET TOT WIJZIGING VAN DE WET OP HET BASISONDERWIJS, DE INTERIMWET OP HET SPECIAAL ONDERWIJS EN HET VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS, ALSMEDE DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS IN VERBAND MET DE DECENTRALISATIE VAN DE HUISVESTINGSVOORZIENINGEN

[Red: Wijzigt deze wet.]

ARTIKEL XI. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari van een bij koninklijk besluit te bepalen jaar, met dien verstande dat

  • a. artikel I, voor zover het betreft artikel 101, vijfde lid, en artikel II, voor zover het betreft artikel 98, vijfde lid, in werking treden met ingang van de tweede dag na inwerkingtreding van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, van die artikelen, en

  • b. artikel VII in werking treedt met ingang van 1 september van het jaar voorafgaande aan het in de aanhef bedoelde jaar.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 4 juli 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

Uitgegeven de dertigste juli 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven