Voorschrift inzake de samenwerking van de Belastingdienst met de Politie en andere opsporingsinstanties

[Regeling vervallen per 20-06-2013.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 28-06-1996 t/m 19-06-2013

Voorschrift inzake de samenwerking van de Belastingdienst met de Politie en andere opsporingsinstanties

De Directeur-Generaal der Belastingen heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

§ 1. Inleiding

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

  • 1.1. De Belastingdienst hecht grote waarde aan samenwerking met andere bestuursorganen. In dit voorschrift wordt onder samenwerking van bestuursorganen verstaan het onder gezamenlijke leiding en verantwoordelijkheid verrichten van werkzaamheden die bijdragen aan de vervulling van de aan die bestuursorganen opgedragen taken. Met samenwerking wordt verhoging van de effectiviteit en de kwaliteit van de rechtstoepassing beoogd.

  • 1.2. Waar samenwerking met andere bestuursorganen bijdraagt aan de vervulling van één of meer kerntaken van de Belastingdienst (genoemd in § 2.1), neemt de Belastingdienst het initiatief tot samenwerking of verleent de Belastingdienst medewerking aan door andere bestuursorganen genomen initiatieven tot samenwerking.

  • 1.3. In het onderhavige voorschrift wordt het kader geschetst, waarbinnen de Belastingdienst deelneemt aan samenwerkingsvormen waarin door ten minste één van de samenwerkende bestuursorganen in enigerlei vorm opsporingsactiviteiten worden verricht. Dat doet zich doorgaans voor bij samenwerking met de Politie en andere opsporingsinstanties.

    Daarbij hoeft het zeker niet zo te zijn dat ook de Belastingdienst opsporingsactiviteiten verricht (denk bijv. aan de RIF-samenwerking).

  • 1.4. Het kader waarbinnen de Belastingdienst deelneemt aan samenwerkingsvormen waarvan de activiteiten geheel buiten de opsporing liggen en waarin dus door géén van de samenwerkingspartners enige opsporingsactiviteit wordt verricht, is gegeven in het voorschrift van 25 april 1996, nr. AFZ96/1608M-3. Hoewel de Politie en andere opsporingsinstanties aan deze vormen van samenwerking buiten de opsporing gewoonlijk niet deelnemen is hun deelname daaraan, waar het gaat om aan hen opgedragen handhavingstaken buiten de opsporing, evenmin uitgesloten.

  • 1.5. Samenwerking moet worden onderscheiden van bijstandsverlening.

    Van bijstandsverlening door de Belastingdienst aan de Politie en andere opsporingsinstanties is sprake wanneer de Belastingdienst incidenteel medewerking verleent aan concrete onderzoeken of acties van de Politie en andere opsporingsinstanties. De Belastingdienst participeert niet in de leiding van en de verantwoordelijkheid voor die onderzoeken of acties. Te denken valt aan het terbeschikkingstellen van fiscale of financiële expertise in een bepaald onderzoek van de Politie of een andere opsporingsinstantie of het aanhaken bij een door een andere instantie geïnitieerde actie.

    Ook bijstandsverlening in omgekeerde richting – door de Politie en andere opsporingsinstanties aan de Belastingdienst – is denkbaar.

    In dat geval participeren de Politie en andere opsporingsinstanties niet in de leiding van en verantwoordelijkheid voor de onderzoeken of acties van de Belastingdienst. Te denken valt aan het politieel begeleiden van een risico-volle controleactie of het aanhaken van de Politie of een andere opsporingsinstantie bij een door een eenheid van de Belastingdienst op touw gezette actie.

    De bijstandsverlening tussen de Belastingdienst en de Politie en andere opsporingsinstanties is uitgewerkt in het voorschrift van 25 april 1996, nr. AFZ96/1608M-2.

§ 2. Samenwerking levert een bijdrage aan de kerntaken van de Belastingdienst. Geen deelname aan samenwerkingsverbanden in de vóórfase

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

  • 2.1. De samenwerking van de Belastingdienst met de Politie en andere opsporingsinstanties moet bijdragen aan de vervulling van de kerntaken van de Belastingdienst: de heffing en de invordering van belastingen (in ruime zin), de controle en het toezicht op de nakoming van fiscale en douaneverplichtingen, de opsporing van fiscale en douanedelicten en de in niet-fiscale wetgeving aan de Belastingdienst opgedragen taken.

  • 2.2. Aan vormen van samenwerking, waarin geen bijdrage wordt geleverd aan de vervulling van de in § 2.1 genoemde kerntaken, neemt de Belastingdienst niet deel. De bijdrage aan de vervulling van de kerntaken wordt in het samenwerkingsconvenant (zie § 3 en het in de bijlage opgenomen model-convenant) verbijzonderd en geëxpliciteerd in meetbare termen (bedragen, zoals opbrengsten in heffing, invordering en beboeting, en/of aantallen, bijv. aantallen onderzoeken, aantallen op- of afvoeringen, aantallen p.v.’s en veroordelingen, e.d.).

  • 2.3. Samenwerking van bestuursorganen impliceert informatieuitwisseling tussen die bestuursorganen. Die informatieuitwisseling dient te voldoen aan het Voorschrift informatieverstrekking 1993 (VIV 1993). Zie ook § 3, aanhef en onderdeel g, en § 9.

  • 2.4. Een belangrijke ontwikkeling in de fraudebestrijding is de opkomst van een vóórfase in het strafrechtelijke traject (ook wel genoemd: pro-actieve fase), dat is een aan het eigenlijke opsporingsonderzoek voorafgaande fase van vooronderzoek, van opbouwen van een informatiepositie en van informatieanalyse. In de vóórfase is/zijn nog geen bepaalde verdachte(n) in beeld; wèl is er een vermoeden van fraude.

    Met betrekking tot de vóórfase geldt dat de Belastingdienst daaraan geen medewerking verleent. Dat wil zeggen dat de Belastingdienst niet participeert in samenwerkingsverbanden, die zich hoofdzakelijk met werkzaamheden in de vóórfase bezighouden. Zijn in een bepaald samenwerkingsverband de vóórfasewerkzaamheden van bijkomstige betekenis, dan staan die werkzaamheden niet aan een deelname van de Belastingdienst aan het samenwerkingsverband in de weg, mits wordt uitgesloten dat (medewerkers van) de Belastingdienst vóórfasewerkzaamheden verricht(en) of informatie ten behoeve van die werkzaamheden ter beschikking stelt/stellen.

    Als vóórfases in de hier bedoelde zin worden niet aangemerkt de door de FIOD met andere bijzondere opsporingsdiensten geëntameerde projecten, gericht op het – los van een concreet strafrechtelijk traject – opbouwen van informatieposities en verrichten van informatieanalyse.

  • 2.5. Het gestelde in § 2.2 en § 2.4 lijdt slechts uitzondering:

    • a. indien de samenwerking is gericht op de bestrijding van de zware georganiseerde criminaliteit (IRT, LRT);

    • b. wat betreft de vóórfase in het strafrechtelijke traject: indien de vóórfase door het Openbaar Ministerie is geïnitieerd.

    De onder a en b bedoelde gevallen worden vóóraf voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën (door tussenkomst van de Directeur Algemene Fiscale Zaken).

§ 3. Samenwerking wordt in een convenant geregeld

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

Elke samenwerking van de Belastingdienst met de Politie en andere opsporingsinstanties berust op een schriftelijk convenant, dat in ieder geval de volgende onderdelen bevat:

  • a. vermelding van de samenwerkende bestuursorganen/partijen in het convenant (zie § 4);

  • b. doelstelling van de samenwerking, waaruit (onder meer) de met de samenwerking beoogde, meetbare bijdrage van de samenwerking aan de vervulling van de kerntaken van de Belastingdienst moet blijken (zie § 2);

  • c. opzet van het samenwerkingsverband (zie § 5);

  • d. de planning, de financiën en de control (zie § 6);

  • e. het gebruik van fiscaal-bestuursrechtelijke en opsporingsbevoegdheden (zie § 7);

  • f. een regeling voor gevallen waarin de belangen van de samenwerkende bestuursorganen botsen (zie § 8);

  • g. het gebruik van door de samenwerkende instanties in het samenwerkingsverband ingebrachte informatie, het vergaren van informatie door het samenwerkingsverband, het beheer en de beveiliging van in het samenwerkingsverband opgebouwde informatieverzamelingen en de bestemming van die informatieverzamelingen na de beëindiging van het samenwerkingsverband (zie § 9);

  • h. voorlichting en contacten met de media (zie § 10);

  • i. sturing en operationeel management (zie § 11);

  • j. inzet van medewerkers van de samenwerkende instanties in het samenwerkingsverband (zie § 12);

  • k. tijdsduur en beëindiging van het samenwerkingsverband (zie § 13).

§ 4. Samenwerkende instanties en partijen in het convenant

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

  • 4.1. De samenwerking kan, vanuit de Belastingdienst bezien, op verschillende niveaus vorm krijgen:

    • a. op eenheids-/districtsniveau;

    • b. op divisieniveau;

    • c. op het niveau van de FIOD.

    De onderdelen van de Belastingdienst, die in de samenwerking participeren, zijn dan respectievelijk:

    • a. één of meer eenheden/districten èn één of meer FIOD-vestigingen;

    • b. één of meer doelgroepdirecties, (mogelijk) verschillende eenheden en/of districten èn één of meer FIOD-vestigingen;

    • c. FIOD Haarlem, één of meer FIOD-vestigingen en (mogelijk) één of meer doelgroepdirecties/eenheden/districten.

    De FIOD neemt derhalve steeds deel in samenwerkingsverbanden met de Politie en andere opsporingsinstanties.

  • 4.2. De hoofden van de onderdelen van de Belastingdienst, die in een samenwerkingsverband participeren, zijn partij in het convenant.

Dat wil zeggen dat zij het convenant mede opstellen en ondertekenen.

Alvorens kan worden overgegaan tot ondertekening van een convenant waarbij het Openbaar Ministerie geen in het samenwerkingsverband deelnemende instantie is, is het noodzakelijk dat het Openbaar Ministerie zich vooraf schriftelijk akkoord heeft verklaard met de samenwerking.

§ 5. Opzet van het samenwerkingsverband

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

Over de opzet van het samenwerkingsverband (teamvorming, werkmethoden, positionering ten opzichte van de samenwerkende instanties, huisvesting, facilitaire zaken, enzovoorts) maken de samenwerkende instanties in het convenant duidelijke afspraken.

§ 6. Planning, financiën en control

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

  • 6.1. Een samenwerkingsverband werkt op basis van een activiteitenplanning. Is de tijdsduur van de samenwerking langer dan een jaar, dan wordt telkenjare, voor het einde van het jaar, een planning voor het volgende jaar opgesteld en goedgekeurd door de partijen in het convenant.

    Er dient een direct verband te zijn tussen de activiteitenplanning en de doelstelling van de samenwerking.

  • 6.2. Een samenwerkingsverband brengt aan het eind van zijn werkzaamheden of, als de tijdsduur van de samenwerking langer is dan dan een kwartaal, na afloop van elk kwartaal een activiteitenverslag uit aan de partijen in het convenant, waarin de bereikte resultaten, uitgedrukt in de meetbare termen van de doelstelling van het convenant (zie § 2), worden vergeleken met de activiteitenplanning.

  • 6.3. Het convenant voorziet in planningen en verslagen, die zijn genoemd in § 6.1 en § 6.2. Tevens wordt in het convenant aangegeven op welke wijze de planning kan worden bijgesteld naar aanleiding van de gerealiseerde resultaten.

  • 6.4. Het convenant regelt de wijze, waarop de samenwerkende bestuursorganen in de kosten van de samenwerking voorzien. Wat betreft de opbrengsten van de samenwerking houdt de Belastingdienst in alle gevallen vast aan de regel, dat belastingopbrengsten hun normale, door de wetgever beoogde bestemming volgen (geen opbrengstverdeling, fondsvorming of andere bijzondere bestemmingen).

  • 6.5. Het convenant voorziet in een betrouwbare vastlegging van de kosten en de opbrengsten van het samenwerkingsverband.

  • 6.6. In het convenant wordt voorzien in een evaluatie van de samenwerking na afloop van de werkzaamheden van het samenwerkingsverband dan wel na ommekomst van een in het convenant vermelde termijn.

§ 7. Bevoegdheden

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

  • 7.1. Een medewerker van de Belastingdienst mag uitsluitend voor opsporingswerkzaamheden worden ingezet indien hij als buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen is èn voor zover het verrichten van die werkzaamheden zijn aanwijzing als buitengewoon opsporingsambtenaar niet te buiten gaat.

  • 7.2. Heffings-, invorderings-, controle- en toezichtswerkzaamheden, die hun basis vinden in de belastingwet, kunnen slechts door Belastingdienstmedewerkers worden verricht.

  • 7.3. Fiscaal-bestuursrechtelijke bevoegdheden worden niet gebruikt ten behoeve van opsporingsdoeleinden, evenmin als opsporingsbevoegdheden worden gebruikt voor fiscale doeleinden.

    Bij uitzondering is het gebruik van fiscaal-bestuursrechtelijke bevoegdheden in het kader van een opsporingsonderzoek wel toegestaan indien het gebruik van die bevoegdheden minder belastend is voor de betrokkenen dan het gebruik van opsporingsbevoegdheden.

    Zo is het inzage nemen van een administratie doorgaans minder belastend voor de betrokkenen dan inbeslagneming daarvan.

  • 7.4. In het convenant wordt voorzien in een borging van het gestelde in deze paragraaf.

§ 8. Botsende belangen

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

  • 8.1. Van botsende belangen in de samenwerking van de Belastingdienst met de Politie en andere opsporingsinstanties is sprake in situaties, waarin de vervulling van de kerntaken van de Belastingdienst zich in de praktijk niet zonder meer laat verenigen met de vervulling van de kerntaken van de instanties, waarmee wordt samengewerkt. Een voorbeeld is de situatie, waarin de invordering van belastingen in verband met criminele activiteiten de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordelen door Justitie fnuikt (PLUKZE).

  • 8.2. Als een onderdeel van de Belastingdienst te maken krijgt met een situatie, waarin botsende belangen zich voordoen of naar verwachting zich zullen voordoen, treedt het hoofd van dat onderdeel in overleg met het Openbaar Ministerie teneinde een voor alle betrokken partijen aanvaardbare oplossing te vinden. Daarbij is, indien in een concreet geval het strafrechtelijke traject is ingezet, uitgangspunt dat de Belastingdienst de strafrechtelijke sanctionering en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordelen zo min mogelijk belemmert.

    De oplossing wordt vooraf ter goedkeuring voorgelegd aan de in § 14, kolom B, genoemde functionaris.

§ 9. Informatieverstrekking

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

  • 9.1. De Belastingdienst verstrekt aan het samenwerkingsverband de in het convenant gespecificeerde informatie. Deze in het convenant gespecifi-ceerde informatie omvat niet meer dan de informatie die op grond van het Voorschrift informatieverstrekking 1993 aan elk van de in het samenwerkingsverband deelnemende instanties op verzoek zou worden verstrekt. Dit houdt onder meer in dat indien het Openbaar Ministerie niet tot de in het samenwerkingsverband deelnemende instanties behoort, de Belastingdienst alleen door tussenkomst van het Openbaar Ministerie aan de samenwerkingspartner informatie mag verstrekken over strafbare feiten (zie paragraaf 6.4 van het Voorschrift informatieverstrekking).

  • 9.2. De medewerkers van de Belastingdienst, die in het samenwerkingsverband werkzaam zijn, vorderen van belasting-, inhoudings- en administratieplichtigen ten behoeve van het samenwerkingsverband geen andere gegevens dan die, welke de Belastingdienst op grond van § 9.1 aan het samenwerkingsverband verstrekt.

  • 9.3. Het beheer en de beveiliging van door het samenwerkingsverband opgebouwde informatieverzamelingen dienen te voldoen aan de dienaangaande binnen de Belastingdienst geldende normen.

  • 9.4. Het samenwerkingsverband maakt informatie nopens een persoon of zaken van personen of lichamen niet verder bekend dan noodzakelijk is ter bereiking van de doelstelling van het samenwerkingsverband.

  • 9.5. De door het samenwerkingsverband opgebouwde informatieverzamelingen worden bij beëindiging van de samenwerking overgedragen aan één van de partijen in het convenant. Zij draagt ervoor zorg dat de informatie na beëindiging van het samenwerkingsverband niet voor een ander doel wordt gebruikt dan het doel, waarvoor de informatieverzamelingen zijn aangelegd.

§ 10. Voorlichting en contacten met de media

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

In samenwerkingsverbanden met de Politie en andere opsporingsinstanties is de Belastingdienst terughoudend in het geven van informatie aan derden over de werkzaamheden en de resultaten van de samenwerking.

De Belastingdienst vraagt dezelfde terughoudendheid van de samenwerkingspartners. Over voorlichtingsactiviteiten en contacten met de media wordt steeds tijdig vooraf overlegd met de Centrale Directie Voorlichting.

§ 11. Sturing en management

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

  • 11.1. De Belastingdienst is mede-verantwoordelijk voor de samenwerking en neemt derhalve deel in de sturing en het operationele management.

  • 11.2. Het convenant regelt op welke wijze de partijen in het convenant sturing geven aan de samenwerking.

  • 11.3. Tevens regelt het convenant het operationele management van het samenwerkingsverband.

§ 12. Inzet van medewerkers

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

  • 12.1. Medewerkers van de Belastingdienst mogen uitsluitend worden ingezet voor werkzaamheden tot het verrichten waarvan zij bevoegd zijn (zie § 7).

  • 12.2. Bij de in dit voorschrift geschetste samenwerking van de Belastingdienst met de Politie en andere opsporingsinstanties passen detachering en uitlening van medewerkers niet.

  • 12.3. Belastingdienstmedewerkers worden in het samenwerkingsverband voor kortere of langere tijd part- of full-time ingezet, e.e.a. afgestemd op de in het samenwerkingsverband benodigde capaciteit en kwaliteit.

  • 12.4. De lijnverantwoordelijkheid voor de medewerkers blijft berusten bij het bestuursorgaan, dat de medewerkers heeft ingezet. Voor het dagelijkse, operationele management kan daarvan worden afgeweken (zie § 11.3).

§ 13. Tijdsduur en beëindiging van de samenwerking

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

  • 13.1. Een samenwerking wordt voor een bepaalde tijdsduur aangegaan.

  • 13.2. Voor voortzetting van de samenwerking na afloop van de overeengekomen tijdsduur is toestemming nodig. § 14 is van overeenkomstige toepassing.

  • 13.3. In het convenant wordt aangegeven onder welke omstandigheden de samenwerking door een partij kan worden beëindigd vóórdat de overeengekomen tijdsduur is verstreken.

§ 14. Goedkeuring vooraf van convenanten

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

Vóórdat de hoofden van de onderdelen van de Belastingdienst (zie kolom A hieronder) een samenwerkingsconvenant ondertekenen, leggen zij het ter goedkeuring voor aan de hierna in kolom B genoemde functionaris.

A

B

Hoofd FIOD-vestiging

Directeur FIOD

   

Hoofd eenheid/district

Directeur van de doelgroepdirectie,

 

waaronder de eenheid/ het district ressorteert

   

Directeur FIOD of doelgroepdirectie

Directeur-Generaal der Belastingen

Bijlage

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

Model-convenant behorende bij het besluit van 25 april 1996, nr afz96/1608m-1

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

CONVENANT INZAKE ........(onderwerp/project invullen)

Het hoofd van de Belastingdienst/............. (onderdeel van de Belastingdienst invullen),

Het hoofd van de Belastingdienst/FIOD/.............(verder invullen),

.................... (samenwerkingpartners aangeven),

zijn het volgende overééngekomen.

Artikel 1

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

Doelstelling

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

Partijen gaan een samenwerkingsverband aan ter verwezenlijking van de volgende taakstellingen:

1.1. wat betreft ......... (volgen de namen en de taakstellingen van de instanties, waarmee de Belastingdienst samenwerkt);

1.2. wat betreft de Belastingdienst:

(volgt een beschrijving van de te realiseren taakstellingen, in meetbare termen, zoals aantallen, bedragen, enz.).

(NB: Zie § 2.2. van het voorschrift)

Artikel 2

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

Opzet van het samenwerkingsverband

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

...........................

(NB: Zie § 5 van het voorschrift)

Artikel 3

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

Planning, financiën en control

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

3.1. ...(regeling van de activiteitenplanning) ...

(NB: Zie § 6.1 van het voorschrift)

3.2. ...... (verantwoordelijke noemen) ....... brengt .....(periodiciteit aangeven) .... een activiteitenverslag uit aan partijen, waarin de bereikte resultaten, uitgedrukt in de termen van de in artikel 1 opgenomen doelstellingen, worden vergeleken met de activiteitenplanning.

3.3. De kosten van het samenwerkingsverband worden als volgt over partijen verdeeld:

(volgt uitwerking van de financiering)

3.4. Wat betreft de (mede) door het samenwerkingsverband gegenereerde belastingopbrengsten geldt dat deze hun normale, door de wetgever beoogde bestemming volgen. Wat betreft de ....... (volgt uitwerking voor andere (mede) door het samenwerkingsverband gegenereerde opbrengsten).

3.5. ........(verantwoordelijke noemen)..... draagt zorg voor een betrouwbare en volledige vastlegging van de uitgaven en de opbrengsten van het samenwerkingsverband. ....(volgt uitwerking van de controle van de vastlegging).

3.6. ......( afspraken over evaluatie opnemen)..........

Artikel 4

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

Inzet van medewerkers; bevoegdheden

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

4.1. De door de Belastingdienst in het samenwerkingsverband in te zetten personele capaciteit is ...... (uitwerken in fte en in functies).

4.2. De door ......(samenwerkingspartner)...... in het samenwerkingsverband in te zetten capaciteit is ......(uitwerken in fte en in functies).

4.3. Medewerkers van de Belastingdienst worden uitsluitend ingezet voor werkzaamheden tot het verrichten waarvan zij bevoegd zijn. ......(verantwoordelijke noemen)..... overlegt ......(periodiciteit noemen).... een tijdwerkregistratie aan het hoofd van de Belastingdienst/.....(invullen), waaruit blijkt voor welke werkzaamheden de medewerkers van de Belastingdienst zijn ingezet.

4.4. Fiscaal-bestuursrechtelijke bevoegdheden worden niet gebruikt ten behoeve van opsporingsdoeleinden, evenmin als opsporingsbevoegdheden worden gebruikt voor fiscale doeleinden. Dit laatste lijdt uitzondering ingeval het gebruik van fiscaal-bestuursrechtelijke bevoegdheden in het kader van een opsporingsonderzoek voor de betrokkenen minder hinderlijk of minder belastend is dan het gebruik van opsporingsbevoegdheden.

(NB: Zie § 7 van het voorschrift)

Artikel 5

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

Sturing en management

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

5.1. Partijen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het samenwerkingsverband en nemen derhalve deel in de sturing en het operationele management van het samenwerkingsverband........(uitwerken)........

5.2. Het personeelsmanagement blijft aan partijen, ieder voor haar eigen medewerkers.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

Botsende belangen

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

........ (een regeling als bedoeld in § 8 van het voorschrift opnemen).....

Artikel 7

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

Informatieuitwisseling

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

.......(de in § 9 van het voorschrift genoemde bepalingen opnemen)......

Artikel 8

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

Voorlichting en contacten met de media

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

Partijen zullen terughoudend zijn met het geven van informatie aan derden over de werkzaamheden en de resultaten van de samenwerking.

Over voorlichtingsactiviteiten en contacten met de media wordt steeds tijdig vooraf overleg gevoerd met de Centrale Directie Voorlichting van het Ministerie van Financiën en met .......(voorlichtingsinstanties van samenwerkingspartners noemen).

Artikel 9

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

Inwerkingtreding, looptijd en beëindiging

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

9.1. Het convenant treedt in werking op .....(datum invullen)....

(NB: Let op de goedkeuring vooraf; artikel 14 van het voorschrift)

9.2. Het convenant eindigt op .....(datum invullen) .... of zoveel eerder als partijen overéénkomen.

9.3. Beëindiging op een eerder tijdstip dan is voorzien artikel 9.2 is mogelijk als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

......(voorwaarden invullen, waaronder die van opzegging door één van de partijen)......

(NB: Zie § 13 van het voorschrift).

Ondertekening door:

Het hoofd van de Belastingdienst/.........

Het hoofd van de Belastingdienst/FIOD.......................................

Naar boven