U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Geraadpleegd op 05-12-2024. Geldend van 14-09-2024 t/m heden
Mandaatregeling VWS
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. Minister: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
b. mandaat: bevoegdheid om in naam van de Minister besluiten te nemen;
c. gemandateerde: degene aan wie mandaat is verleend;
d. mandaatgever: degene die mandaat verleent;
e. machtiging: bevoegdheid om in naam van de Minister handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;
f. collegiaal managementteam: groep leidinggevenden van een directie of eenheid.
[Vervallen per 15-11-2019]
Hetgeen in deze regeling is bepaald met betrekking tot mandaat is van overeenkomstige toepassing op machtiging.
1 De mandaatgever blijft bevoegd de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.
2 De mandaatgever kan het mandaat te allen tijde beëindigen.
1 De mandaatgever kan ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid zowel algemene als bijzondere aanwijzingen geven.
2 De gemandateerde verschaft de mandaatgever op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid.
Een door de gemandateerde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid genomen besluit geldt als een besluit van de mandaatgever.
[Vervallen per 23-12-2004]
Een krachtens mandaat genomen besluit vermeldt namens welk bewindspersoon het besluit is genomen.
1 Bij afwezigheid of verhindering van een gemandateerde wordt, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens bevoegdheid uitgeoefend door de plaatsvervanger, behoudens de bevoegdheid tot het verlenen, wijzigen of intrekken van een ondermandaat.
2 Indien een gemandateerde geen plaatsvervanger heeft is, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, ieder ander lid van diens collegiaal managementteam dan wel ieder hoofd van een direct onder de betrokken gemandateerde ressorterende organisatie-eenheid bevoegd tot de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.
De Secretaris-Generaal heeft mandaat ten aanzien van alle stukken met uitsluiting van de stukken die ingevolge artikel 11 door de Minister dienen te worden ondertekend.
Behoudens artikel 12, heeft de plaatsvervangend Secretaris-Generaal mandaat ten aanzien van dezelfde stukken als de Secretaris-Generaal, voor zover die behoren tot zijn werkterrein.
1 Behoudens de artikelen 12 tot en met 15b hebben de volgende functionarissen mandaat ten aanzien van stukken die tot hun werkterrein behoren:
a. De Directeuren-Generaal en de directeuren van een directie of eenheid van het kernministerie;
b. de Directeur-Generaal van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu;
c. de inspecteur-generaal en de Directeur Strategie en Organisatie van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;
d. de inspecteur-generaal, de Directeur Strategie, de Directeur Handhaven, de Directeur Slachttoezicht, de Directeur Handelstoezicht, de Directeur Bureau Risicobeoordeling en Onderzoek en de Directeur Interne Organisatie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;
e. de Algemeen Directeur van het CIBG;
f. de Directeur van het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen;
g. de Directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau;
h. de Directeur van de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;
i. de Directeur van de Dienst Testen;
j. de hoofden van de direct onder de functionarissen, genoemd onder a tot en met i, ressorterende organisatie-eenheden.
2 Indien een directie of eenheid niet is verdeeld in organisatie-eenheden, heeft ieder ander lid van het collegiaal managementteam mandaat ten aanzien van stukken die tot het werkterrein van zijn directie of eenheid behoren.
1 De Minister ondertekent de stukken gericht aan:
a. de Koning;
b. de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal;
c. de Ministerraad of daaruit gevormde vaste colleges;
d. de Raad van State;
e. de Algemene Rekenkamer.
2 Ten aanzien van de in het eerste lid, onder d en e, genoemde colleges geldt het in de aanhef van het eerste lid gestelde niet voor zover het gaat om bestuursrechtelijke procedures onderscheidenlijk stukken van ondergeschikt beleidsmatig of politiek belang.
3 Voorts worden de volgende stukken door de Minister ondertekend:
a. stukken, inhoudende vaststelling van algemeen verbindende voorschriften;
b. stukken, inhoudende een aankondiging van uitbreiding van de rijksbemoeienis op het terrein van volksgezondheid, welzijn of sport of een aankondiging van wijzigingen van het beleid;
c. besluiten op een beroepschrift;
d. besluiten, inhoudende de vernietiging van of de onthouding van de goedkeuring aan een besluit van een ander bestuursorgaan;
e. stukken, inhoudende aanwijzingen aan een ander bestuursorgaan op grond van een wettelijk voorschrift;
f. stukken, inhoudende een aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit taakuitoefening IGJ aan de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.
In afwijking van de artikelen 9 en 10 heeft de Secretaris-Generaal het mandaat met betrekking tot de stukken bestemd voor de Nationale ombudsman.
In afwijking van artikel 10 hebben de Secretaris-Generaal, de Directeuren-Generaal van het kernministerie en de functionarissen genoemd in artikel 10, eerste lid, onder b, c en e, ieder mandaat ten aanzien van beleidsregels, alsmede ten aanzien van circulaires die tot hun werkterrein behoren en die worden gebruikt voor:
a. bekendmaking van beleidsmaatregelen en daarmee samenhangende voorschriften;
b. het verzoeken om medewerking;
c. het vragen om inlichtingen.
1 In afwijking van artikel 10 heeft de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit mandaat ten aanzien van het vaststellen van beleidsregels, met uitzondering van beleidsregels omtrent de uitleg van wettelijke voorschriften.
2 In afwijking van artikel 10 hebben de functionarissen genoemd in artikel 10, eerste lid, onder d, ieder mandaat ten aanzien van circulaires die tot hun werkterrein behoren en die worden gebruikt voor:
b. het verzoeken om medewerking; en
1 In afwijking van artikel 10 hebben ten aanzien van verweerschriften en beroepschriften ten behoeve van procedures bij de bestuursrechter en machtigingen om de Minister daarin te vertegenwoordigen de volgende functionarissen mandaat:
a. de Secretaris-Generaal;
b. de Directeur Wetgeving en Juridische Zaken, voor zover behorend tot het werkterrein van het kernministerie;
c. ten aanzien van hun eigen werkterrein, de functionarissen genoemd in artikel 10, eerste lid, onder b tot en met e, h en i.
2 In afwijking van artikel 10 hebben de Secretaris-Generaal en de Directeur Wetgeving en Juridische Zaken mandaat tot het nemen van beslissingen op bezwaar.
3 In afwijking van het tweede lid blijft aan de Minister voorbehouden de bevoegdheid tot het nemen van een besluit inzake een bezwaar tegen een besluit dat door de Minister dan wel door de Secretaris-Generaal namens de Minister is genomen.
4 Op machtigingen, verleend ten behoeve van het vertegenwoordigen van de Minister in procedures bij de bestuursrechter, zijn de artikelen 16, vijfde lid, voor zover het de goedkeuring van de Secretaris-Generaal betreft, en 17 niet van toepassing.
5 Alle functionarissen ondergeschikt aan de Directeur Wetgeving en Juridische Zaken hebben mandaat met betrekking tot het nemen van beslissingen en het verrichten van handelingen betreffende de voorbereiding van een beslissing op bezwaar.
6 In afwijking van het tweede lid hebben de inspecteur-generaal, de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische Zaken en de teamleiders van de teams Bezwaar & Beroep 1 en Bezwaar & Beroep 2 van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit mandaat tot het nemen van beslissingen op bezwaar met betrekking tot besluiten die tot hun werkterrein behoren.
7 In aanvulling op het eerste lid, onder c, hebben de directeur Strategie en Organisatie en het hoofd Juridische Zaken van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd mandaat ten aanzien van verweerschriften met betrekking tot besluiten die tot hun werkterrein behoren.
8 In aanvulling op het eerste lid, onder c, hebben het divisiehoofd Juridische Zaken en de teamleiders van de teams Bezwaar & Beroep 1 en Bezwaar & Beroep 2 van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit mandaat ten aanzien van verweerschriften en beroepschriften ten behoeve van procedures bij de bestuursrechter en machtiging om de Minister daarin te vertegenwoordigen met betrekking tot besluiten die tot hun werkterrein behoren.
1 In afwijking van de artikelen 9 en 10 hebben de Secretaris-Generaal, de plaatsvervangend Secretaris-Generaal, de Directeur Communicatie, de Directeur Wetgeving en Juridische Zaken en het daarvoor aangewezen lid van het collegiaal managementteam van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, ieder mandaat tot het nemen van besluiten in het kader van de Wet open overheid.
2 Alle functionarissen ondergeschikt aan de Directeur Wetgeving en Juridische Zaken hebben mandaat met betrekking tot het nemen van beslissingen en verrichten van handelingen betreffende de voorbereiding van een besluit in het kader van de Wet open overheid.
1 In afwijking van artikel 10 juncto artikel 1b hebben de Inspecteur-Generaal en de Hoofdinspecteurs van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd ieder mandaat voor:
a. het opleggen van een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 29, tweede lid van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg en artikel 39, tweede lid, van de Gezondheidswet of het toepassen van bestuursdwang als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg;
b. het geven van een schriftelijke aanwijzing als bedoeld in artikel 27 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg;
c. het opleggen van een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 9.5, derde lid, van de Jeugdwet;
d. het geven van een schriftelijke aanwijzing als bedoeld in artikel 9.3, eerste lid, van de Jeugdwet.
2 In afwijking van artikel 10 juncto artikel 1b hebben de onder de Hoofdinspecteurs van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd ressorterende functionarissen ieder machtiging tot het aanzeggen van een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom en het aanzeggen van het voornemen tot het geven van een schriftelijke aanwijzing als bedoeld in het eerste lid.
3 In afwijking van artikel 10 juncto artikel 1b hebben de Inspecteur-Generaal, de Directeur Beleid en Strategie, het hoofd Bureau Opsporing en Boetes en het hoofd Juridische Zaken van de inspectie gezondheidszorg en jeugd mandaat voor het opleggen van een bestuurlijke boete op het werkterrein van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.
1 De Inspecteur-Generaal, de Hoofdinspecteurs van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd en de Inspecteurs van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd, hebben mandaat tot het nemen van besluiten tot openbaarmaking, als bedoeld in onderdeel II, onder 5, subonderdeel a, en onderdeel III, onder 5, subonderdeel a, van de bijlage bij het Besluit openbaarmaking toezicht- en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet en Jeugdwet, te nemen.
2 Het hoofd en de teamleiders van de Divisie Juridische Zaken van de Directie Strategie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit hebben mandaat tot het nemen van besluiten tot openbaarmaking, als bedoeld in Onderdeel IA, paragraaf A.1, onder 5, subonderdeel a, en paragraaf A.2, onder 5, en in Onderdeel IB, onder 5, van de bijlage bij het Besluit openbaarmaking toezicht- en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet en Jeugdwet.
De Directeur-Generaal van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu heeft mandaat tot het nemen van besluiten tot openbaarmaking van onderzoeksresultaten, publiekssamenvattingen en persberichten op grond van artikel 3.1, eerste lid, van de Wet open overheid.
1 De directeur van een directie of eenheid is bevoegd ondermandaat of ondertekeningsmandaat te verlenen aan de Directeur Organisatie, Bedrijfsvoering en Personeel met betrekking tot stukken ter zake van onderwerpen die tot het werkterrein van de Directie Organisatie, Bedrijfsvoering en Personeel behoren.
2 De Directeur Organisatie, Bedrijfsvoering en Personeel kan aan andere ondergeschikten dan hoofden van direct onder hem ressorterende organisatie-eenheden ondermandaat verlenen. Deze bevoegdheid komt ook toe aan de andere functionarissen, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder a tot en met j, en als bedoeld in artikel 10, tweede lid.
3 De functionarissen, bedoeld in artikel 14, eerste en tweede lid, zijn bevoegd om hoofden van direct onder hen ressorterende organisatie-eenheden, dan wel indien geen sprake is van een verdeling in organisatie-eenheden, de andere leden van het betrokken collegiale managementteam, ondermandaat dan wel machtiging te verlenen tot het geheel of gedeeltelijk uitoefenen van de daar genoemde bevoegdheden.
4 Ondermandaat kan hetzij algemeen hetzij voor een bepaald geval verleend worden.
5 Elk ondermandaat wordt schriftelijk verleend en behoeft goedkeuring van de Secretaris-Generaal.
6 Op ondermandaat zijn de bepalingen van deze regeling van overeenkomstige toepassing.
1 Onverminderd artikel 11, kan de Secretaris-Generaal, in het kader van een bepaald project en andere bijzondere gevallen, naast of in plaats van de op grond van de Hoofdstukken 3, 4 en 5 bevoegde functionarissen, aan anderen de bevoegdheid verlenen om in naam van de Minister besluiten te nemen.
2 Bijzonder ondermandaat aan personen die geen ambtenaar zijn, wordt slechts verleend voor zover daartoe dwingende redenen zijn.
1 De Directeur Organisatie, Bedrijfsvoering en Personeel houdt een centraal register bij van alle gemandateerden en van de inhoud van hun mandaat
2 Bij beëindiging of wijziging van een mandaat wordt een kopie van het besluit tot beëindiging c.q. wijziging toegezonden aan de Directeur Organisatie, Bedrijfsvoering en Personeel.
1 Mandaten verleend vóór het tijdstip van het inwerkingtreden van deze regeling vervallen met ingang van het inwerkingtreden van deze regeling.
2 In afwijking van het eerste lid blijven mandaten die verleend zijn aan functionarissen die niet behoren tot een directie of eenheid, gehandhaafd voor zover niet in strijd met dit besluit.
3 Een kopie van een mandaat als bedoeld in het tweede lid wordt binnen één maand, nadat deze regeling in werking is getreden, toegezonden aan de Secretaris-Generaal.
De regeling van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 31 januari 1984, kenmerk CDJBZ-46, wordt ingetrokken.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 1996.
Deze regeling wordt aangehaald als: Mandaatregeling VWS.
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Minister
E. Borst-Eilers
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Mandaatregeling VWS", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.