Rijkswet houdende goedkeuring Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie, [...] wapens en inzake de vernietiging van deze wapens

Geraadpleegd op 07-12-2024.
Geldend van 23-06-1995 t/m heden

Rijkswet van 8 juni 1995, houdende goedkeuring van het op 13 januari 1993 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, met bijlagen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 13 januari 1993 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, met bijlagen, ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden, en dat het voornemen tot intrekking van het voorbehoud bij het op 17 juni 1925 te Genève tot stand gekomen Protocol nopens de chemische en bacteriologische oorlog ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet eveneens de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Het op 13 januari 1993 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot verbod van deze ontwikkeling, de produktie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, met bijlagen, waarvan de Engelse en de Franse tekst en de vertaling in het Nederlands zijn geplaatst in Tractatenblad 1993, 162, wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.

Artikel 2

  • 1 Voorstellen tot wijziging van Verdrag en bijlagen, bedoeld in artikel XV, derde lid, van het in artikel 1 van deze rijkswet genoemde Verdrag, worden ten minste 21 dagen voorafgaande aan de Conferentie tot wijziging van het Verdrag aan de Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba ter kennis gebracht, vergezeld van de daarop betrekking hebbende informatie.

  • 2 Indien, voorafgaande aan de Conferentie tot wijziging van het Verdrag, hetzij door stilzwijgen van de kant van de Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba, hetzij in overleg tussen de Staten-Generaal en de regering, is komen vast te staan dat geen bezwaar bestaat tegen de eventuele binding van het Koninkrijk aan wijzigingen ten gevolge van stemonthouding ter Conferentie door de vertegenwoordiger van het Koninkrijk, behoeven deze wijzigingen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal.

  • 3 Indien niet is komen vast te staan dat tegen de mogelijke gevolgen van een stemonthouding geen bezwaar bestaat, als bedoeld in het tweede lid, onthoudt de vertegenwoordiger van het Koninkrijk zich ter Conferentie niet van stemming over de betrokken voorstellen.

Artikel 3

Het voornemen tot intrekking van het bij bekrachtiging van het op 17 juni 1925 te Genève tot stand gekomen Protocol nopens de chemische en bacteriologische oorlog afgelegde voorbehoud, waarvan de Franse tekst is geplaatst in Tractatenblad 1955, 125, wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.

Artikel 4

Deze rijkswet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingenblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 8 juni 1995

Beatrix

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

De Minister van Defensie a.i.,

J. P. Pronk

Uitgegeven de tweeëntwintigste juni 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager