Rijkswet van 8 juni 1995, houdende goedkeuring van het op 13 januari 1993 te Parijs
tot stand gekomen Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie, de aanleg
van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze
wapens, met bijlagen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 13 januari 1993 te Parijs tot stand
gekomen Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie, de aanleg van voorraden
en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, met
bijlagen, ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan
worden gebonden, en dat het voornemen tot intrekking van het voorbehoud bij het op
17 juni 1925 te Genève tot stand gekomen Protocol nopens de chemische en bacteriologische
oorlog ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet eveneens de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen
zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: