Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Defensie, directie juridische zaken, afdeling
wet- en regelgeving, van 4 oktober 1994, nr. CWW 89/128;
Gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
Gelet op artikel 4, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
De Raad van State gehoord (advies van 1 november 1994, no. W07.94.0608);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Defensie van 13 december 1994, nr.
CWW 89/128, in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
Hebben goedgevonden en verstaan: