Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 september 1994, nr. MJZ 13994065, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op artikel 28, vierde lid, van de Wet bodembescherming;
De Raad van State gehoord (advies van 10 november 1994, nr. W08.94.0569);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 november 1994, nr. MJZ 23n94001, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan: