Besluit van 11 november 1994, betreffende de wijziging van de wettelijke tijd in 1995,
1996 en 1997
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 15 september 1994, nr.
FBA94/U1726, directoraat-generaal Openbaar Bestuur;
Gelet op de zevende richtlijn nr. 94/21/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 mei 1994 inzake
de bepalingen op het gebied van de zomertijd (PbEG 1994, L 164/1), alsmede op artikel 1, tweede lid, van de wet van 16 juli 1958, Stb. 352;
De Raad van State gehoord (advies van 11 oktober 1994, no. W04.94.0570);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 3 november 1994,
nr. FBA94/1978, directoraat-generaal Openbaar Bestuur;
Hebben goedgevonden en verstaan: