Besluit verkeersbegeleidingstarieven scheepvaartverkeer

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 12-01-1996 t/m heden

Besluit van 4 november 1994, houdende bepalingen met betrekking tot het verkeersbegeleidingstarief

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 17 mei 1994, nr. J 30.865/94, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken, Stafafdeling Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 15c, tweede lid, 15d, tweede lid, en 36, eerste lid, eerste volzin, van de Scheepvaartverkeerswet;

De Raad van State gehoord (advies van 22 augustus 1994, nr. W.09.94.0304);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 31 oktober 1994, nr. J 32.242/94, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken, Stafafdeling Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Definities

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. het tarief: het verkeersbegeleidingstarief, bedoeld in artikel 15c, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet;

  • b. een tariefgebied: een verkeersbegeleidingstariefgebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • c. de lengte: de lengte, zoals bepaald in artikel 1, onderdeel m, van de Meetbrievenwet 1981 en vermeld in een Internationale Meetbrief (1969) als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van die wet.

Hoofdstuk II. Verschuldigdheid en maatstaven

Artikel 2

  • 1 Het bij ministeriële regeling vastgestelde tarief is verschuldigd voor de vaart met een zeeschip in de volgende verkeersbegeleidingstariefgebieden:

    • a. Eems;

    • b. Den Helder;

    • c. Noordzeekanaal;

    • d. Nieuwe Waterweg;

    • e. Westerschelde.

  • 2 De tariefgebieden omvatten de op de kaart in bijlage I bij dit besluit aangegeven scheepvaartwegen.

Artikel 3

  • 2 Indien een zeeschip gedurende een kalenderdag meer dan eenmaal de basislijn, binnen hetzelfde tariefgebied vanaf zee passeert, is per kalenderdag eenmaal het tarief verschuldigd.

Artikel 4

  • 1 Voor de bepaling van de grondslag en de hoogte van het verschuldigde tarief geldt de lengte van het zeeschip, afgerond op hele meters, waarbij alleen gehele meters in aanmerking worden genomen.

  • 2 Indien geen meetbrief, als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, aanwezig is, geldt als grondslag de lengte tussen de loodlijnen, ambtshalve vastgesteld door de met de inning van het tarief belaste ambtenaar.

Hoofdstuk III. Vrijstellingen en ontheffingen

Artikel 5

  • 1 Het tarief is niet verschuldigd indien een zeeschip behoort tot een van de volgende categorieën:

    • a. zeeschepen met een lengte tot 41 meter;

    • b. andere zeeschepen in eigendom of beheer bij het Rijk;

    • c. zeeschepen, komende van een haven, anker- of ligplaats in een tariefgebied, die het zeegat verlaten om op zee rond te gaan en daaropvolgend door hetzelfde zeegat naar binnen komen (zeewaaiers);

    • d. zeeschepen die een Nederlandse haven, anker- of ligplaats aandoen, zonder dat daarmee een economische activiteit wordt verricht.

  • 2 Onder een economische activiteit als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, wordt in ieder geval niet verstaan:

    • a. het aan- of afmonsteren van bemanningsleden;

    • b. het in- of ontschepen van niet-betalende passagiers.

Artikel 6

Onze Minister kan geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de verplichting tot het betalen van het tarief, indien het desbetreffende zeeschip deelneemt aan een manifestatie of andere gebeurtenis, waarbij enig openbaar belang is betrokken.

Hoofdstuk V. Zekerheidsstelling

Artikel 8

Door of namens de kapitein, eigenaar of rompbevrachter van een naar zee vertrekkend zeeschip, waarvoor het tarief nog niet is voldaan, dient ten genoege van de met de inning van het tarief belaste instantie zekerheid gesteld te worden voor de betaling van het tarief.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 4 november 1994

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de negenentwintigste november 1994

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage II. bedoeld in artikel 3, derde lid, van het Besluit verkeersbegeleidingstarieven scheepvaartverkeer

De basislijn wordt bepaald door de bogen van de grootcirkels die de hierondergenoemde punten in de desbetreffende tariefgebieden verbinden:

  • I. Eems; tussen Rottumeroog en Borkum:

    de verbindingslijn van de Grote Kaap op Rottumeroog, gelegen op 53°32'39",1 N en 6°34'39",0 E, en de grote lichttoren van Borkum, gelegen op 53°35'22",2 N en 6°39'48",3 E, voorzover die lijn over Nederlands gebied loopt;

  • II. Den Helder; tussen Den Helder en Texel:

    van de lichttoren Kijkduin bij Den Helder, gelegen op 52°58'24",5 N en 4°43'45",6 E, vandaar naar het punt op het eiland Noorderhaaks, gelegen op 52°58'24",0 N en 4°39'30",0 E, naar het Loodsmansduin (oriënteertafel) op het eiland Texel, gelegen op 53°01'21",2 N en 4°43'45",6 E;

  • III. Noordzeekanaal:

    de verbindingslijn van de lichten op de koppen van de havenhoofden in de havenmond van IJmuiden;

  • IV. Nieuwe Waterweg:

    de verbindingslijn van de lichten op de koppen van de havenhoofden in de Maasmond;

  • V. Westerschelde:

    van het snijpunt van de Nederlands-Belgische landgrens met de laagwaterlijn op 51°22'52",0 N en 3°21'52",5 E, naar het licht Molenhoofd op de kust van Walcheren, gelegen op 51°31'38",1 N en 3°26'07",9 E.

Naar boven