Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994

Geraadpleegd op 05-12-2024.
Geldend van 01-07-2009 t/m 31-12-2012

Besluit van 29 juli 1994, houdende regels ter uitvoering van de artikelen 3, eerste en derde lid, 22, tweede lid, en 35 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Justitie van 7 maart 1994, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 429101/94/6, gedaan mede namens Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op de artikelen 3, eerste en derde lid, 22, tweede lid, en 35 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;

De Raad van State gehoord (advies van 1 juli 1994, nr. W03.94.018);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 12 juli 1994, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 447531/94/6, uitgebracht mede namens Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan;

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 2 Als korpschef in de zin van dit besluit wordt aangemerkt met betrekking tot:

    • a. de ambtenaren, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a en b: de korpschef van het politiekorps waarbij zij in dienst zijn, dan wel hun praktijkstage vervullen;

    • b. de ambtenaren, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c:

      • 1. voor de toepassing van artikel 3: de betrokken districtscommandant,

      • 2. voor de toepassing van de overige artikelen: de commandant van de Koninklijke marechaussee;

    • c. de ambtenaren, bedoeld in artikel 2, tweede lid: het hoofd van de organisatie, waarbij zij werkzaam zijn.

§ 2. De bevoegde ambtenaren en de bevoegdheid tot het opleggen van de administratieve sanctie

Artikel 2

Artikel 3

  • 1 De hoofdofficier van justitie kan bepalen dat naar zijn oordeel de taakvervulling van een bevoegde ambtenaar vordert dat tot nader bericht die ambtenaar geen gebruik zal maken van de verleende bevoegdheid tot het opleggen van een administratieve sanctie.

    Alvorens de beschikking, bedoeld in de eerste volzin, te geven, hoort de hoofdofficier van justitie de betrokken korpschef.

  • 2 De korpschef draagt zorg voor de uitvoering van de beschikking. De hoofdofficier van justitie geeft zijn nader bericht slechts na hernieuwd overleg. Het eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Van de beschikking die betrekking heeft op een ambtenaar als bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt een afschrift gezonden aan de direct toezichthouder. Indien de hoofdofficier van justitie niet tevens de toezichthouder van de ambtenaar is, wordt tevens een afschrift gezonden aan de toezichthouder.

§ 3. De betaling en het Centraal Justitieel Incassobureau

Artikel 4

  • 1 De betaling van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen en kosten geschiedt door storting of overschrijving op een daartoe bestemde giro- of bankrekening van het Centraal Justitieel Incassobureau.

  • 2 In bijzondere gevallen kan de betaling plaats vinden op een door de bevoegde ambtenaar aan te wijzen plaats.

  • 3 Als plaats van betaling, bedoeld in het tweede lid, wordt slechts aangewezen een politiebureau, een gebouw op het terrein van de Dienst der Domeinen alwaar het voertuig buiten gebruik is gesteld of in bewaring is genomen, dan wel een tijdelijke plaats van betaling, ingesteld door de betrokken korpschef. Indien de bevoegde ambtenaar een militair van de Koninklijke marechaussee is, kan eveneens een brigadebureau of de betrokken doorlaatpost als plaats van betaling worden aangewezen.

  • 4 Degene die betaalt, maakt daarbij op de door de bevoegde ambtenaar aan te geven wijze melding van de zaak waarop de betaling betrekking heeft.

  • 5 Indien de zaak waarop betaling van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen en kosten betrekking heeft niet is vermeld op de wijze als bedoeld in het vierde lid, kan het Centraal Justitieel Incassobureau het aan hem betaalde bedrag terugstorten op de rekening waarvan het bedrag afkomstig is, of anderszins het bedrag terugbetalen aan de persoon die heeft betaald.

Artikel 5

  • 1 Het Centraal Justitieel Incassobureau heeft tot taak het openbaar ministerie te ondersteunen bij zijn taak met betrekking tot de inning van de administratieve sancties en de daarop gevallen verhogingen en kosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet.

  • 2 Het Centraal Justitieel Incassobureau verricht de werkzaamheden die Onze Minister of het openbaar ministerie van hem in verband met de uitoefening van hun taken verlangen.

  • 3 De bevoegde ambtenaren verstrekken het Centraal Justitieel Incassobureau de gegevens, die het behoeft in verband met de uitvoering van dit artikel.

§ 4. Het toezicht

Artikel 6

  • 1 In het belang van een juist gebruik van de bevoegdheid tot het opleggen van een administratieve sanctie wordt er op toegezien, dat in de bijzondere gevallen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onverwijld een betalingsbewijs wordt uitgereikt dat door de ambtenaar aan wie de administratieve sanctie wordt voldaan, is gedagtekend en ondertekend.

  • 2 De bevoegde ambtenaar en de ambtenaar aan wie de administratieve sanctie kan worden voldaan, worden in het bezit gesteld van de bijlage, bedoeld in artikel 2 van de wet. Aan de betrokkenen verlenen zij desgevraagd inzage in deze bijlage.

Artikel 7

  • 1 De bevoegde ambtenaar houdt aantekening van elke zaak waarin hij een administratieve sanctie heeft opgelegd. Tevens wordt in de gevallen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, aantekening gehouden van de voldoening van de administratieve sanctie.

  • 2 De aantekeningen worden, uiterlijk binnen een jaar nadat zij zijn opgemaakt, desverlangd getoond aan de ambtenaren van het openbaar ministerie in het arrondissement waar de bevoegde ambtenaren hun dienst hebben uitgeoefend.

  • 3 De hoofdofficier van justitie wint periodiek rapport in van de korpschef over de wijze waarop de onder hen ressorterende in het arrondissement hun dienst uitoefenende ambtenaren gebruik hebben gemaakt van de toegekende bevoegdheid om een administratieve sanctie op te leggen.

§ 5. De verantwoording der gelden

Artikel 8

  • 1 Het hoofd van de Directie Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Justitie draagt zorg voor de opening van een of meer afzonderlijke giro- of bankrekeningen van het Centraal Justitieel Incassobureau welke uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van gelden, voortvloeiend uit het gebruik van de bevoegdheid tot het opleggen van de administratieve sancties.

  • 2 De directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau is belast met het beheer van de in het eerste lid bedoelde giro- of bankrekeningen.

  • 3 Onze Minister stelt nadere voorschriften vast omtrent het beheer van de in het eerste lid bedoelde giro- en bankrekeningen en de in verband daarmee te voeren administratie.

Artikel 9

  • 1 Door de betrokken korpschef worden ambtenaren aangewezen aan wie de administratieve sanctie in de bijzondere gevallen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, kan worden betaald.

  • 2 Na betaling aan de ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, wordt een betalingsbewijs uitgereikt. Onze Minister stelt de eisen vast waaraan het betalingsbewijs moet voldoen.

  • 3 De ontvangen gelden worden regelmatig overgemaakt op de daartoe bestemde girorekeningen van het Centraal Justitieel Incassobureau.

  • 4 Onze Minister stelt nadere voorschriften vast omtrent de verstrekking en het beheer van de betalingsbewijzen, de afrekening en verantwoording van de ontvangen gelden, en de in verband daarmee te voeren administratie.

Artikel 10

De ambtenaren, bedoeld in artikel 9, eerste lid, en al degenen die verder bij de uitvoering van de in artikel 9, vierde lid, bedoelde voorschriften zijn betrokken, verstrekken desgevraagd alle inlichtingen hieromtrent aan de hoofdofficier van justitie, alsmede aan de directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau.

Artikel 11

  • 1 Onze Minister zorgt voor de nodige controle bij het Korps landelijke politiediensten.

  • 2 Wat de regionale politiekorpsen betreft doen de korpsbeheerders op de door Onze Minister te bepalen wijze jaarlijks opgave van de uitvoering van de in artikel 9, vierde lid, bedoelde voorschriften en van de met het oog op de toepassing van dit besluit verrichte accountantscontrole.

  • 3 Wat de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaren betreft doen de betrokken korpschefs op de door Onze Minister te bepalen wijze jaarlijks opgave van de uitvoering van de in artikel 9, vierde lid, bedoelde voorschriften en van de met het oog op de toepassing van dit besluit verrichte accountantscontrole.

§ 5a. De administratiekosten en de kosten van verhaal

Artikel 11a

Degene aan wie een administratieve sanctie wordt opgelegd, is administratiekosten verschuldigd. De omvang van deze kosten wordt bepaald bij ministeriële regeling. Op de betaling van de administratiekosten zijn de artikelen van dit besluit betreffende de betaling van de administratieve sanctie, het toezicht en de verantwoording van de gelden van overeenkomstige toepassing. De administratiekosten worden samen met de administratieve sanctie in rekening gebracht.

Artikel 11b

De kosten van het verhaal van een administratieve sanctie worden op gelijke voet als de administratieve sanctie verhaald op degene aan wie deze sanctie is opgelegd. Onder de kosten van verhaal zijn begrepen de invorderingskosten. De kosten van verhaal, voor zover zij niet betreffen de invorderingskosten, worden berekend overeenkomstig de bij het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders vastgestelde tarieven. De omvang van de invorderingskosten wordt bepaald bij ministeriële regeling.

§ 6. Bijstand

Artikel 12

Ingeval de bevoegdheid tot het opleggen van een administratieve sanctie wordt uitgeoefend gedurende de periode dat ingevolge Hoofdstuk IX van de Politiewet 1993 bijstand wordt verleend, geschieden de betaling van de administratieve sanctie op de wijze van en de afrekening en verantwoording en controle van de ontvangen gelden door het politiekorps waaraan bijstand wordt verleend.

§ 7. Slotbepalingen

Artikel 14

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994.

Artikel 15

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 1994. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 maart 1994, treedt het in werking met ingang van de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 april 1994.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage , 29 juli 1994

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. Kosto

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. E. Andriessen

Uitgegeven de vijfentwintigste augustus 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto