Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 24 januari 1994, nr.
BK94/226, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, afdeling Kabinetszaken;
Gelet op artikel 182 van de Provinciewet, artikel 61 van de Gemeentewet, de artikelen 25, 32, 34 en 35 van de Politiewet 1993 en artikel IV van de wet tot wijziging van de wet van 4 april 1892, houdende instelling
van de Orde van Oranje-Nassau, en van de wet van 29 september 1815, houdende instelling
van de Orde van de Nederlandse Leeuw, alsmede instelling van het Kapittel voor de
civiele orden;
De Raad van State gehoord (advies van 5 april 1994, nr. WO4.94.0081);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 30 mei 1994,
nr. BK94/816;
Hebben goedgevonden en verstaan:
De commissaris bevordert de door hem noodzakelijk geachte samenwerking tussen in zijn
provincie werkzame rijksambtenaren en personen deel uitmakend van de krijgsmacht,
en tussen deze functionarissen en het provinciaal bestuur, de gemeentebesturen en
de waterschapsbesturen.
-
1 De commissaris is bevoegd bij in de provincie werkzame rijksambtenaren en personen
deel uitmakend van de krijgsmacht inlichtingen in te winnen en met hen overleg te
plegen. Deze functionarissen zijn, behoudens het bepaalde in het tweede lid, verplicht
de gevraagde inlichtingen te verstrekken en aan het overleg deel te nemen.
-
2 Indien de in het eerste lid bedoelde functionarissen weigeren de op grond van deze
ambtsinstructie gevraagde medewerking te verlenen, brengt de commissaris Onze Ministers
wie het aangaat, alsmede Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
daarvan op de hoogte.
-
3 De commissaris geeft, indien een ramp, een crisis of een ordeverstoring van meer
dan plaatselijke betekenis dan wel de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan zulks
noodzakelijk maken, de in het eerste lid bedoelde functionarissen, met uitzondering
van de ambtenaren van het openbaar ministerie, zoveel mogelijk na overleg met hen,
de nodige aanwijzingen met betrekking tot de wijze waarop zij bij de uitoefening van
de hun opgedragen taken met elkaar samenwerken en met het provinciaal bestuur, de
gemeentebesturen, de besturen van de veiligheidsregio’s en de waterschapsbesturen.
De functionarissen zijn verplicht de aanwijzingen op te volgen. Onze Minister wie
het aangaat kan de aanwijzingen ongedaan maken. Het verzoek daartoe heeft geen schorsende
werking. De commissaris kan aan het College van procureurs-generaal verzoeken de ambtenaren
van het openbaar ministerie de nodige instructies te geven.
De commissaris brengt met redelijke tussenpozen bezoeken aan de gemeenten in de provincie.
Van bijzondere bevindingen bij zijn bezoek aan een gemeente brengt hij verslag uit
aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en doet hij, voor
zover voor dat college van belang, mededeling aan gedeputeerde staten.
-
2 De commissaris brengt zijn advies over de in artikel 23, zevende lid, van de Politiewet 1993 bedoelde besluiten ter zake van de benoeming, de herbenoeming, de schorsing en het
ontslag van de korpsbeheerder, alsmede omtrent de benoeming van een waarnemend korpsbeheerder
uit binnen vier weken, nadat Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
hem om advies heeft gevraagd.
De commissaris coördineert de voorbereiding van de civiele verdediging door de in
de provincie werkzame rijksambtenaren en personen deel uitmakend van de krijgsmacht,
het provinciaal bestuur, de gemeentebesturen en de waterschapsbesturen, met inachtneming
van de aanwijzingen van Onze Minister, belast met de coördinerende verantwoordelijkheid
voor de civiele verdediging.
De commissaris zendt zijn oordeel over het bestreden besluit, bedoeld in artikel 40, vijfde lid, van de Wet veiligheidsregio’s, alsmede de stukken, bedoeld in het eerste en tweede lid van dat artikel, binnen
zes weken na de ontvangst van het standpunt van de raad over dat besluit aan Onze
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
-
3 De commissaris verschaft de vertrouwenscommissie een opgave van degenen die naar het
ambt van burgemeester hebben gesolliciteerd, vergezeld van zijn oordeel over kandidaten
die hij in beginsel geschikt acht voor benoeming, alsmede vergezeld van afschrift
van de sollicitatiebrieven van laatstgenoemde kandidaten. Hij informeert desgevraagd
de vertrouwenscommissie over de criteria die hij heeft gehanteerd bij zijn selectie
van kandidaten. Een dergelijk oordeel alsmede afschrift van de sollicitatiebrieven
geeft hij op verzoek van de vertrouwenscommissie ook met betrekking tot andere kandidaten.
-
4 De commissaris verschaft zich de informatie over de sollicitant welke hij nodig acht
of welke de vertrouwenscommissie door zijn tussenkomst nodig acht. Het inwinnen van
referenties vindt slechts plaats met toestemming van de kandidaat, die hiervoor de
gegevens aandraagt. De commissaris stelt de door hem verkregen inlichtingen ter beschikking
van de vertrouwenscommissie, tenzij de kandidaat die het aangaat heeft laten weten
dat verstrekking van die gegevens bij hem bezwaar ontmoet.
-
1 Van het beroepschrift, bedoeld in artikel 32, eerste lid, 34, derde lid, en 35, tweede lid, van de Politiewet 1993 zendt de commissaris onverwijld een afschrift aan het College van procureurs-generaal.
Binnen tien weken na ontvangst van het beroepschrift zendt de commissaris het ontwerp
van het op het beroep te nemen besluit aan het College van procureurs-generaal.
Onverminderd artikel 2, eerste lid, kan de commissaris een ieder belast met bevoegdheden in de openbare dienst in de
provincie verzoeken om bericht en raad, voor zover hij dat nodig acht in verband met
de hem bij deze instructie opgedragen taken. Aan deze verzoeken dient te worden voldaan.
De commissaris is belast met de bewaring en de registratie van de door hem verzonden
en aan hem gerichte stukken, verband houdend met deze instructie.
Het koninklijk besluit van 12 januari 1966 tot vaststelling van een nieuwe instructie
voor de commissarissen des Konings in de provinciën (Stb. 25), wordt ingetrokken.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 augustus 1994.
Dit besluit wordt aangehaald als: Ambtsinstructie commissaris van de Koning.