Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat op grond van additioneel artikel XXV van
de Grondwet een voorziening moet worden getroffen ter zake van de adeldom;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Adeldom wordt verleend bij koninklijk besluit. De verlening kan uitsluitend geschieden
aan Nederlanders.
-
2 Verheffing in de adel bij koninklijk besluit kan uitsluitend plaatsvinden ten aanzien
van leden van het koninklijk huis en van voormalige leden daarvan binnen drie maanden
na verlies van het lidmaatschap van het koninklijk huis.
De verlening van de titels «Prins (Prinses) der Nederlanden» en «Prins (Prinses) van
Oranje-Nassau» wordt bij of krachtens de Wet lidmaatschap koninklijk huis bepaald.
Adeldom gaat ook volgens de bestaande regelingen met betrekking tot adeldom over op
buiten het huwelijk geboren kinderen.
Bij de verlening van adeldom zijn taxa verschuldigd. Bij algemene maatregel van bestuur
worden nadere regels omtrent de taxa gesteld.
Adeldom wordt vermeld op officiële documenten waar dit vereist is, tenzij de betrokken
persoon verzoekt, de vermelding achterwege te laten of te verwijderen.
Inlijving in de Nederlandse adel kan plaatsvinden ten aanzien van personen wier geslacht
behoort tot de wettelijk erkende adel van een staat met een vergelijkbaar adelsstatuut
en daartoe een verzoek om inlijving hebben gedaan binnen vijf jaar na de datum van
inwerkingtreding van deze wet.
Deze wet kan worden aangehaald als Wet op de adeldom.