a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
b. aspirant: degene die door het bevoegd gezag is aangesteld als aspirant en die is toegelaten tot een initiële opleiding;
c. ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak: de ambtenaar, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Politiewet 1993, met uitzondering van de aspirant gedurende het theoretische opleidingsdeel;
d. ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie: de ambtenaar, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 1993, waarbij voor de toepassing van dit besluit de ambtenaar, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs, werkzaam bij het LSOP en de ambtenaar aangesteld bij een voorziening tot samenwerking, worden gelijkgesteld met ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 1993;
e. bijzondere ambtenaar van politie: de ambtenaar, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Politiewet 1993;
f. vakantiewerker: een scholier of student die ten tijde van onderbreking van zijn opleiding wegens vakantie, voor een periode van ten hoogste acht weken is aangesteld voor het verrichten van ondersteunende werkzaamheden;
g. voorziening tot samenwerking: een publiekrechtelijke rechtspersoon als bedoeld in artikel 47a, eerste lid, van de Politiewet 1993;
h. het LSOP: het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, bedoeld in artikel 2 van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs;
i. ambtenaar: de aspirant, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, de bijzondere ambtenaar van politie en de vakantiewerker;
j. volledige betrekking: een betrekking die een arbeidstijd van gemiddeld 36 uur per week omvat;
k. deelbetrekking: een betrekking die een arbeidstijd van gemiddeld minder dan 36 uur per week omvat;
l. bevoegd gezag:
1°. de korpsbeheerder, voor zover het betreft de aspirant, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, die werkzaam is bij een regionaal politiekorps;
2°. Onze Minister, voor zover het betreft de aspirant, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, die werkzaam is bij het Korps landelijke politiediensten;
3°. Onze Minister van Justitie, voor zover het betreft de bijzondere ambtenaar van politie;
4°. de raad van toezicht van het LSOP, voor zover het betreft de ambtenaren, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs;
5°. het college van bestuur van het LSOP, voor zover het betreft de ambtenaren, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs;
6°. het algemeen bestuur van een voorziening tot samenwerking, voor zover het betreft de ambtenaren aangesteld bij de desbetreffende voorziening tot samenwerking;
m. salaris: hetgeen daaronder in het Besluit bezoldiging politie wordt verstaan;
n. bezoldiging: hetgeen daaronder in het Besluit bezoldiging politie wordt verstaan;
o. detachering: tijdelijke tewerkstelling elders dan bij het regionale korps waarbij de ambtenaar is aangesteld, bij het Korps landelijke politiediensten, bij het LSOP dan wel bij een voorziening tot samenwerking;
p. arbodienst: een arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet;
q. deskundige persoon: een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet.
r. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
s. zijn arbeid: hetgeen daaronder wordt verstaan ingevolge artikel 19 van de Ziektewet;
t. arts: een in Nederland gevestigde arts, die als arts is ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;
u. passende arbeid: alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd;
v. plaats van tewerkstelling:
1. het gebouw, gebouwencomplex of terrein dat de ambtenaar voor de normale uitoefening van zijn ambt is aangewezen;
2. de aangewezen aanlegplaats van het vaartuig dat de ambtenaar voor de normale uitoefening van zijn taak gebruikt of
3. bij gebrek aan een aanwijzing, bedoeld in het eerste en tweede onderdeel, het gebouw, gebouwencomplex, of terrein, waar de ambtenaar gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht, het gebouwencomplex waar hij kantoor houdt, dan wel de aanlegplaats waar hij gewoonlijk het vaartuig aanlegt;
w. hoofdplaats van tewerkstelling: de plaats van tewerkstelling, bedoeld in artikel 10, tweede lid;
x. werkgebied:
1. Indien het betreft een ambtenaar die werkzaam is bij een regionaal politiekorps: de desbetreffende regio, het door het bevoegde gezag aangewezen gedeelte van een regio waarin de plaats van tewerkstelling van die ambtenaar is gelegen, een plaats van tewerkstelling waarover dit bevoegde gezag het medebeheer uitoefent indien deze plaats van tewerkstelling is gelegen buiten de regio, dan wel de regio's van de desbetreffende samenwerkende regionale politiekorpsen tezamen indien de ambtenaar werkzaam is ten behoeve van een bovenregionaal rechercheteam als bedoeld in de Regeling nationale en bovenregionale recherche.
2. indien het betreft een ambtenaar die werkzaam is bij het Korps landelijke politiediensten, of een bijzondere ambtenaar van politie: Nederland dan wel het door het bevoegd gezag aangewezen gedeelte van Nederland waarin de plaats van tewerkstelling is gelegen of
3. indien het betreft een ambtenaar, werkzaam bij het LSOP of bij een voorziening tot samenwerking: het door het bevoegd gezag aangewezen gedeelte van Nederland waarin de plaats van tewerkstelling is gelegen;
y. beroepsziekte: een ziekte, welke in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en die niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten;
z. dienstongeval: een ongeval, welk in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en dat niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten;
aa Pensioenreglement: het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;
bb. Stichting Pensioenfonds ABP: de Stichting Pensioenfonds ABP, bedoeld in artikel 6 van de Wet privatisering ABP;
cc. AFUP-opbouwreglement: het reglement bedoeld in artikel 2.4b, tweede lid, van het pensioenreglement;
dd. AFUP: de in het AFUP-opbouwreglement neergelegde regeling;
ee. initiële opleiding: een door Onze Minister in overeenstemming met de Minister van Justitie aangewezen opleiding, gericht op de voorbereiding van de uitvoering van algemene politietaken waarvoor in het kader van de landelijke kwalificatiestructuur, bedoeld in artikel 14 van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs, competentiegerichte eindtermen zijn vastgesteld;
ff. theoretisch opleidingsdeel: de periode of perioden waarin de aspirant aan een opleidingsinstituut in het kader van de initiële opleiding onderwijs volgt;
gg. praktisch opleidingsdeel: de periode of perioden waarin de aspirant de politietaak bij een regionaal politiekorps of bij het Korps landelijke politiediensten uitvoert in het kader van de initiële opleiding.