Wijzigingswet Wetboek van Strafrecht (onttrekking aan de tenuitvoerlegging van vrijheidsbeneming)

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 18-02-1994 t/m heden

Wet van 4 februari 1994, tot aanvulling en wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met onttrekking aan de tenuitvoerlegging van vrijheidsbeneming

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is maatregelen te treffen teneinde het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van vrijheidsbeneming tegen te gaan en daartoe een dergelijke onttrekking op te nemen als grond voor het uitstellen of achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling en voorts, teneinde de bevrijding dan wel hulp bij zelfbevrijding van een gevangene tegen te gaan, de strafbaarheid te verhogen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel II

Artikel I onder A is niet van toepassing voor zover veroordeelden zich voor de inwerkingtreding van deze wet aan de tenuitvoerlegging van hun straf hebben onttrokken of hiertoe een poging hebben gedaan.

Artikel IV

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 4 februari 1994

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Staatssecretaris van Justitie,

A. Kosto

Uitgegeven de zeventiende februari 1994

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven