Instellingsbesluit Commissie Openbaar Ministerie

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 29-12-1999 t/m heden

Instellingsbesluit Commissie Openbaar Ministerie

De Minister van Justitie,

Overwegende dat het Openbaar Ministerie de afgelopen jaren is geconfronteerd met een groeiende en in ernst toenemende criminaliteit en met een uitbreiding van de taken en bevoegdheden;

Overwegende dat het Openbaar Ministerie een cruciale positie heeft bij de rechtshandhaving en de criminaliteitsbestrijding. Ten slotte overwegende dat er gelet op de nieuwe politie-organisatie en de ontwikkelingen betreffende de (her)indeling van het binnenlands bestuur aanleiding is om de indeling en de organisatie van het Openbaar Ministerie aan een nader onderzoek te onderwerpen;

Besluit:

Artikel 2

De commissie heeft tot taak om:

  • a. Een overzicht te geven van de reeds genomen maatregelen en in voorbereiding zijnde maatregelen gericht op de versterking van het Openbaar Ministerie;

  • b. Aan te geven welke de (te verwachten) effecten zijn van deze maatregelen en voornemens voor de organisatie en het functioneren van het Openbaar Ministerie, mede in relatie tot de politie, de rechtsprekende macht en het Ministerie van Justitie, waarbij in ieder geval aandacht zal worden gegeven aan het ontstaan en de achtergronden van de zogenaamde vormfouten;

  • c. Te onderzoeken of – mede gelet op het onder a en b gestelde – de politiek-beleidsmatige aansturing van het Openbaar Ministerie, de indeling en organisatie van het Openbaar Ministerie en de bedrijfsprocessen binnen het Openbaar Ministerie in voldoende mate zijn toegesneden op de cruciale positie van het Openbaar Ministerie bij de rechtshandhaving en de criminaliteitsbestrijding;

  • d. Ten aanzien van bovengenoemde punten aanbevelingen te doen die het toekomstig functioneren van het Openbaar Ministerie kunnen versterken.

Artikel 3

Tot leden van de commissie worden benoemd:

  • mr. J. P. H. Donner. tevens voorzitter dr. Ph. Eijlander,

  • mr. R. J. Hoekstra

  • prof.dr. U. Rosenthal

  • prof.ir. W. C. L. Zegveld

In het secretariaat wordt in overleg met de commissie voorzien.

Artikel 4

De commissie kan ter ondersteuning van haar taak voor specifieke vraagstellingen onderzoeksopdrachten geven binnen het daarvoor vastgestelde budget.

Artikel 5

De commissie rapporteert uiterlijk zes maanden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit aan de Minister van Justitie.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Den Haag, 9 december 1993

De

Minister

voornoemd,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven