Wet van 11 november 1993, houdende regelen inzake beroepen op het gebied van de individuele
gezondheidszorg
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is:
de tot dusverre geldende wettelijke regeling op het gebied van de uitoefening van
de geneeskunst, inhoudende een het gehele gebied der geneeskunst bestrijkend verbod
van beroepsuitoefening zonder hiertoe wettelijk verleende bevoegdheid, te vervangen
door een regeling welke een ruimer gebied van individuele gezondheidszorg bestrijkt
en waarbij slechts het verrichten van bij de wet aangewezen categorieën van handelingen
wordt voorbehouden aan categorieën van daartoe overeenkomstig de wet gekwalificeerden,
terwijl het voeren van wettelijk beschermde beroepstitels uitsluitend toekomt aan
degenen die in de voor de desbetreffende beroepen overeenkomstig de wet ingestelde
registers ingeschreven staan en ten aanzien van andere beroepen op het gebied van
de individuele gezondheidszorg voorzien wordt in de mogelijkheid tot het regelen van
de opleiding tot die beroepen;
voor onderscheidene categorieën van overeenkomstig de wet gekwalificeerden een aan
de gebleken behoeften aangepaste regeling van tuchtrechtspraak in het leven te roepen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: