1. Ieder personeelslid ten aanzien van wie Onze Minister niet anders heeft beslist, wordt met ingang van de overgangsdatum van rechtswege eervol ontslagen onder gelijktijdige aanstelling bij het bureau.
2. Het personeelslid zal zonder wijziging van de aard van zijn aanstelling in dienst van het bureau een functie vervullen zoals die voorkomt in de formatie, bedoeld onder A, onderdeel d.
3. Voor zover op de overgangsdatum de aanstelling bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd is, geldt de aanstelling in tijdelijke dienst bij het bureau voor de nog niet verstreken tijd van deze aanstelling bij dat ministerie.
4. De aanstelling betreft een functie die zoveel mogelijk overeenkomt met de functie die het personeelslid laatstelijk vervulde in dienst bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
5. De arbeidsvoorwaarden zullen in hun geheel beoordeeld niet ongunstiger zijn dan die welke voor het personeelslid golden uit hoofde van zijn dienstverband bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Onze Minister stelt nadere regels ter zake.
6. In afwijking van het eerste lid wordt het personeelslid op de overgangsdatum niet aangesteld bij het bureau indien hij binnen drie weken na de datum van inwerkingtreding van dit onderdeel aan Onze Minister heeft medegedeeld dat hij bezwaren heeft tegen de overgang in dienst bij het bureau, tenzij hij voor de overgangsdatum de bezwaren heeft ingetrokken. Onze Minister stelt nadere regels met betrekking tot het onderzoek van de bezwaren. Onze Minister beslist op de bezwaren.
7. Indien Onze Minister voor de overgangsdatum de bezwaren ongegrond verklaart, vindt, tenzij het personeelslid binnen een week na de kennisgeving van de beslissing aan Onze Minister kenbaar maakt dit niet te willen, aanstelling plaats bij het bureau op de overgangsdatum dan wel, indien het einde van die week valt na de overgangsdatum, op de eerste van de volgende maand.
8. Indien Onze Minister voor de overgangsdatum de bezwaren geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, kan hij beslissen dat het personeelslid niet overgaat in dienst bij het bureau, dan wel het bureau verplichten het personeelslid een functie aan te bieden, waarvan de inhoud in overeenstemming is met zijn beslissing.
9. Indien het personeelslid op of na de overgangsdatum de bezwaren intrekt, vindt aanstelling bij het bureau plaats op de eerste dag van de daarop volgende maand.
10. Indien Onze Minister op of na de overgangsdatum de bezwaren ongegrond verklaart, vindt, tenzij het personeelslid binnen een week na de kennisgeving van de beslissing aan Onze Minister kenbaar maakt dit niet te willen, aanstelling bij het bureau plaats op de eerste dag van de volgende maand.
11. Indien Onze Minister op of na de overgangsdatum de bezwaren geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, kan hij beslissen dat het personeelslid niet overgaat in dienst bij het bureau, dan wel het bureau verplichten het personeelslid een functie aan te bieden, waarvan de inhoud in overeenstemming is met zijn beslissing.
12. Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van deze wet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.