Regeling sociaal beleidskader reorganisatie politiebestel

[Regeling vervallen per 02-01-2005.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 06-11-1992 t/m 01-01-2005

Regeling sociaal beleidskader reorganisatie politiebestel

De Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken,

Gelet op artikel 3, vierde lid, van het Besluit sociaal beleidskader reorganisatie politiebestel (Stb. 1992, 440);

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

a. Wet:

de Wet tijdelijke voorzieningen reorganisatie politiebestel (Stb. 1991, 674);

b. reorganisatie:

de reorganisatie van het politiebestel, bedoeld in de Wet;

c. politieregio:

een politieregio als bedoeld in artikel 2 van de Wet;

d. Korps landelijke politiediensten:

het korps landelijke diensten als bedoeld in artikel 14 van de Wet;

e. bevoegd gezag:

de burgemeester, bedoeld in artikel 2 van de Wet, onderscheidenlijk de Minister van Justitie, ieder voor zoveel hem betreft;

f. ambtenaar:

de ambtenaar in de zin van het Besluit sociaal beleidskader reorganisatie politiebestel;

g. reorganisatiegebied:
  • 1e. de organisatie-eenheden, behorende tot het Korps Rijkspolitie of tot de diensten, ressorterende onder de Directie politie van het Ministerie van Justitie, met uitzondering van het Gerechtelijk Laboratorium, het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie en de rijksrecherche van de Procureurs-Generaal;

  • 2e. de gemeentelijke politiekorpsen;

  • 3e. de door het bevoegd gezag in overleg met de Regionale Commissie onderscheidenlijk de Commissie Korps landelijke diensten, bedoeld in artikel 1 van het Besluit overleg en medezeggenschap reorganisatie politiebestel (Stb. 1991, 675) nader aan te wijzen organisatieeenheden of onderdelen daarvan, die zullen worden ondergebracht in een politieregio of in het Korps landelijke politiediensten;

    met dien verstande dat de afzonderlijke politieregio's en het Korps landelijke politiediensten ieder een afzonderlijk reorganisatiegebied vormen:

h. functie:
  • 1e. de in een organisatiebeschikking vastgelegde onderscheidenlijk vast te leggen formatieplaats waarvan de functie-inhoud is of wordt bepaald door het samenstel van werkzaamheden, zoals is of wordt vastgelegd in de voor de betreffende functie geldende functiebeschrijving;

  • 2e. in geval geen formele functiebeschrijving aanwezig is:

    iedere nadere taakinvulling waarover tussen de ambtenaar en het bevoegd gezag overeenstemming bestaat;

i. oorspronkelijke functie:

in beginsel de functie of het samenstel van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden, neergelegd in of afgeleid van een functiebeschrijving, die in de formatie van het korps per 1 april 1991 voorkomt, alsmede de op die datum bestaande informele functies;

j. passende functie:

het samenstel van werkzaamheden dat de ambtenaar in verband met diens persoonlijkheid, persoonlijke omstandigheden en bestaande vooruitzichten redelijkerwijze kan worden opgedragen;

k. vitale functie:

een door het bevoegd gezag als zodanig aangemerkte functie die is genoemd in de door hem op grond van artikel 6 van het Besluit sociaal beleidskader reorganisatie politiebestel ter uitvoering daarvan vastgestelde nadere regels;

l. vaste functie:

functie die tot de structurele formatie van een politieregio, dan wel het Korps landelijke politiediensten, wordt gerekend;

m. tijdelijke functie:

functie opgenomen in het personeelsplan die uiterlijk per 1 januari 1996 vervalt;

n. personeelsplan:

het personeelsplan bedoeld in artikel 2 van het Besluit sociaal beleidskader reorganisatie politiebestel;

o. bestaande vooruitzichten:

de maximum bezoldiging die behoort bij de aan de oorspronkelijke functie van de ambtenaar verbonden waardering;

p. horizontale plaatsing:
  • 1e. de plaatsing van een ambtenaar in een functie waaraan hetzelfde bezoldigingsniveau is verbonden als aan zijn oorspronkelijke functie, dan wel in een functie die qua aard en niveau van werkzaamheden gelijk is aan de oorspronkelijke functie;

  • 2e. de plaatsing van de ambtenaar in een functie die hij reeds vóór het opstellen van de nieuwe formatie van een politieregio onderscheidenlijk het Korps landelijke politiediensten vervulde en waaraan als gevolg van de invoering van het nieuwe systeem van functiewaardering een hoger of lager bezoldigingsniveau is verbonden;

q. negatieve verticale plaatsing:

de plaatsing van een ambtenaar in een functie, waaraan een lager bezoldigingsniveau is verbonden dan dat in zijn oorspronkelijke functie, dan wel in een functie die qua aard en niveau van werkzaamheden lichter is dan zijn oorspronkelijke functie, maar die overigens als passend kan worden aangemerkt;

r. positieve verticale plaatsing:

de plaatsing van een ambtenaar in een functie, waaraan een hoger bezoldigingsniveau verbonden is dan dat in zijn oorspronkelijke functie, dan wel in een functie die qua aard en niveau van de werkzaamheden zwaarder is dan zijn oorspronkelijke functie.

Artikel 2. Openstelling van vacatures

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op vitale functies.

Artikel 3. Ongewijzigde functie

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 Indien een reeds vóór de datum van aanvang van de personele reorganisatie in een reorganisatiegebied, bestaande functie in de nieuwe organisatie ongewijzigd of nagenoeg ongewijzigd als vaste functie terugkeert behoudt de ambtenaar, onverminderd het bepaalde in lid 3 en lid 4 van dit artikel, zijn functie.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt een functie als ongewijzigd of nagenoeg ongewijzigd aangemerkt indien de inhoud daarvan in overwegende mate overeenkomt met de inhoud van de oorspronkelijke functie.

  • 3 Van het bepaalde in het eerste lid kan worden afgeweken in overleg met de ambtenaar.

  • 4 Indien het aantal vaste functies in de nieuwe organisatie minder is dan in de huidige organisatie wordt aan de hand van de navolgende aflopende prioriteitsvolgorde bepaald welke ambtenaren niet in dezelfde functie geplaatst kunnen worden:

    • a. ambtenaren die voor bepaalde tijd in tijdelijke dienst zijn;

    • b. ambtenaren die voor een proeftijd of voor onbepaalde tijd in tijdelijke dienst zijn;

    • c. ambtenaren in vaste dienst die 35 of meer voor pensioen geldige dienstjaren hebben, waarbij ouderen in leeftijd vóór jongeren gaan;

    • d. ambtenaren in vaste dienst die de leeftijd van 35 jaar nog niet hebben bereikt, te beginnen met hen die het geringste aantal jaren in overheidsdienst hebben doorgebracht;

    • e. ambtenaren in vaste dienst die minder dan 35 voor pensioen geldige dienstjaren hebben en die de leeftijd van 35 jaar hebben overschreden, te beginnen met hen die het geringste aantal jaren in overheidsdienst hebben doorgebracht.

  • 5 Voor de toepassing van het vierde lid wordt de tijd die de ambtenaar heeft gewijd aan de verzorging van tot zijn huishouding behorende 0 tot 4-jarige eigen-, stief- of pleegkinderen, aangemerkt als diensttijd in overheidsdienst tot een maximum van 6 jaren, voor zover dit ouderschapsverlof is genoten tijdens of voorafgaand aan de dienstbetrekking bij de overheid en niet werd genoten gedurende een dienstbetrekking elders.

  • 6 Van de in het vierde lid gegeven volgorde kan gemotiveerd worden afgeweken indien het belang van de dienst zulks vordert. De bevordering van de deelname van voorkeursgroepen aan het arbeidsproces is ook een dienstbelang.

Artikel 4. Horizontale plaatsing

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 De ambtenaar, wiens oorspronkelijke functie niet als vaste functie terugkeert in het formatieplan, en de ambtenaar die, als gevolg van het bepaalde in artikel 3, vierde of zesde lid, niet op zijn oorspronkelijke functie kan worden geplaatst, wordt geplaatst op een voor hem passende functie waarvoor hij op een daartoe in te richten optieformulier zijn belangstelling heeft kenbaar gemaakt.

  • 2 Indien een vaste functie als passend kan worden aangemerkt voor meer dan één te plaatsen ambtenaar, terwijl voor hen geen andere passende functies beschikbaar zijn, wordt bepaald welke ambtenaar wordt geplaatst volgens onderstaande aflopende prioriteitsvolgorde:

    • a. ambtenaren in vaste dienst, die minder dan 35 voor pensioen geldige dienstjaren hebben en de leeftijd van 35 jaar hebben overschreden, te beginnen met degene die de meeste jaren in overheidsdienst heeft doorgebracht;

    • b. ambtenaren in vaste dienst, die jonger zijn dan 35 jaar, te beginnen met degene die de meeste jaren in overheidsdienst heeft doorgebracht;

    • c. ambtenaren in vaste dienst, die 35 of meer voor pensioen geldige dienstjaren hebben in volgorde van jonger naar ouder in leeftijd;

    • d. ambtenaren die voor een proeftijd of voor onbepaalde tijd in tijdelijke dienst zijn;

    • e. ambtenaren die voor bepaalde tijd in tijdelijke dienst zijn.

  • 3 Voor de toepassing van het derde lid wordt de tijd die de ambtenaar heeft gewijd aan de verzorging van tot zijn huishouding behorende 0 tot 4-jarige eigen-, stief- of pleegkinderen, aangemerkt als diensttijd in overheidsdienst tot een maximum van in totaal 6 jaren, voor zover dit ouderschapsverlof is genoten tijdens of voorafgaand aan de dienstbetrekking bij de overheid en niet werd genoten gedurende een dienstbetrekking elders.

  • 4 Van de in het tweede lid gegeven volgorde kan gemotiveerd worden afgeweken indien het belang van de dienst zulks vordert. De bevordering van de deelname van voorkeursgroepen aan het arbeidsproces is ook een dienstbelang.

Artikel 5. Negatieve verticale plaatsing

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 Indien de ambtenaar slechts geplaatst kan worden op een vaste functie waaraan een lager bezoldigingsniveau is verbonden, dan wel op een vaste functie waarvan de aard en het niveau van de werkzaamheden lichter zijn dan de aard en het niveau van zijn oorspronkelijke functie, wordt beoordeeld of de functie passend kan worden geacht voor de betrokken ambtenaar.

  • 2 Het bevoegd gezag streeft ernaar de ambtenaar, die op een functie als bedoeld in het eerste lid is geplaatst, alsnog, eventueel na een traject van om-, her- en bijscholing, op een functie te plaatsen met een aan zijn oorspronkelijke functie gelijk bezoldigingsniveau, dan wel een functie die qua aard en niveau van werkzaamheden gelijk is aan zijn oorspronkelijke functie.

Artikel 6. Positieve verticale plaatsing

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

Indien een vóór de reorganisatie bestaande functie in de nieuwe organisatie in gewijzigde vorm als vaste functie terugkeert, wordt, indien daaraan een hoger bezoldigingsniveau is verbonden, dan wel de functie qua aard en niveau van de werkzaamheden zwaarder is dan zijn oorspronkelijke functie, voor zover nodig door middel van de bestaande beoordelingssystemen beoordeeld of de ambtenaar in staat kan worden geacht deze functie, zonodig na scholing, vorming, of scholing en vorming, te vervullen.

Artikel 7. Plaatsing in een tijdelijke functie

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 De ambtenaar die niet in een vaste functie kan worden geplaatst, wordt in een tijdelijke functie geplaatst, waaraan bij voorkeur eenzelfde bezoldigingsniveau is verbonden, dan wel die qua aard en niveau van werkzaamheden gelijk is aan de oorsponkelijke functie.

  • 2 De in een tijdelijke functie geplaatste ambtenaar heeft, bij uitsluiting van ambtenaren die binnen het reorganisatiegebied in hun oorspronkelijke functies zijn gehandhaafd en van hen die in een vaste functie werkzaam zijn, recht op plaatsing in nog onvervulde vaste functies binnen de formatie van de politieregio voor zover hij daarvoor potentieel bekwaam en geschikt kan worden geacht.

  • 3 Een in een tijdelijke functie geplaatste ambtenaar wordt bij plaatsingsmogelijkheden buiten het reorganisatiegebied als eerste op zijn geschiktheid voor vacante functies bezien en, in geval van geschiktheid, geplaatst.

  • 5 De in een tijdelijke functie geplaatste ambtenaar kan geen recht op een voorkeursbehandeling doen gelden indien een positieve verticale plaatsing in een vaste functie mogelijk is.

Artikel 8. Procedure vervulling resterende vacatures

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 Vaste functies die niet met toepassing van de artikelen 3 tot en met 7 kunnen worden vervuld, worden aangemeld bij de landelijke vacaturebank.

  • 2 Indien inzake de geschiktheid van een kandidaat voor een functie in een regiokorps elders dan wel het Korps landelijke politiediensten onvoldoende duidelijkheid of verschil van inzicht bestaat, wordt voor de vacante functie extern geworven, waarbij de eerdergenoemde kandidaat mede in beschouwing wordt genomen.

  • 3 Indien tot externe werving wordt overgegaan, wordt dit de interne kandidaat met redenen omkleed medegedeeld.

  • 4 Bij gelijke geschiktheid van een interne en een externe kandidaat, geniet de interne kandidaat de voorkeur.

Artikel 9. Wijze van oordeelsvorming

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 Bij de toepassing van de artikelen 3 tot en met 7 wordt gebruik gemaakt van de reeds beschikbare personele gegevens.

  • 2 Bij de toepassing van artikel 8 kan, naast de reeds beschikbare personele gegevens, zo nodig ook gebruik worden gemaakt van adviezen van het maatschappelijk werk, van de bedrijfsarts en, met instemming van het betrokken personeelslid, van psychologisch onderzoek.

Artikel 10. Operationele werkstructuur

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 Het bevoegd gezag kan besluiten over te gaan tot een operationele werk-structuur reeds voordat alle personele aspecten van de reorganisatie op een bevredigende wijze zijn geregeld.

  • 2 Daartoe wordt gebruik gemaakt van voorlopige plaatsingen, welke maximaal een periode van 18 maanden bestrijken.

  • 3 Het in het eerste lid bedoelde besluit wordt niet genomen dan nà overleg met de Regionale Commissie en een zorgvuldige afweging van alle in het geding zijnde belangen.

Artikel 11. Tijdschema

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

Ten behoeve van de reorganisatie wordt tijdig van te voren een tijdschema vastgesteld.

Artikel 12. Bindingstermijnen

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

De functiebindingstermijnen die gelden op de datum van inwerkingtreding van de onderhavige regeling blijven van kracht ingeval van horizontale of negatieve verticale plaatsing in een vaste functie.

Artikel 13. Plaatsingsadviescommissie

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 Het bevoegd gezag stelt een plaatsingsadviescommissie in.

  • 2 De plaatsingsadviescommissie heeft tot taak het bevoegd gezag te adviseren inzake de plaatsing van ambtenaren en te bewerkstelligen dat de plaatsing van alle bij de reorganisatie betrokken ambtenaren, in een vaste, dan wel tijdelijke functie, op optimale wijze geschiedt. Daarbij wordt met inachtneming van de ter zake van de plaatsing gegeven regelen en met hantering van zo objectief mogelijke maatstaven, ernaar gestreefd te komen tot plaatsingen die zowel voor de ambtenaar als voor de organisatie de meest wenselijke uitkomst bieden.

  • 3 In de plaatsingsadviescommissie wordt in ieder geval zitting genomen door een lid dat wordt benoemd op voordracht van de tot de Regionale Commissie onderscheidenlijk de Commissie Korps landelijke politiediensten, bedoeld in artikel 1 van het Besluit overleg en medezeggenschap reorganisatie politiebestel, toegelaten verenigingen van ambtenaren.

Artikel 14. Optieronde

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 Voorafgaand aan de plaatsingsprocedure beziet het bevoegd gezag of een door deze aangewezen ambtenaar, op welke ambtenaren het bepaalde in artikel 3 van toepassing is.

  • 2 Het bevoegd gezag of een door deze aangewezen ambtenaar inventariseert de opties van de ambtenaar op wie het bepaalde in artikel 3 niet van toepassing is. De ambtenaar kan voor maximaal 3 functies zijn belangstelling kenbaar maken (opteren).

  • 3 De directe chef van de ambtenaar en diens naasthogere chef geven op verzoek een oordeel over de geschiktheid van de ambtenaar voor de functie of functies waarvoor hij zijn belangstelling heeft kenbaar gemaakt.

Artikel 15. Informatie aan de plaatsingsadviescommissie

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

Het bevoegd gezag of een door deze aangewezen ambtenaar zendt aan de plaatsingsadviescommissie een overzicht van de ambtenaren op wie het bepaalde in artikel 3 van toepassing is, de uitkomsten van de optieronde, alsmede een overzicht van ambtenaren die moeten worden geplaatst vergezeld van de voor hun plaatsing van belang zijnde gegevens.

Artikel 16. De werkzaamheid van de plaatsingsadviescommissie

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 De plaatsingsadviescommissie hoort iedere ambtenaar op wie het bepaalde in artikel 3 niet van toepassing is en die voor een horizontale-, een negatieve verticale- of een positieve verticale plaatsing in aanmerking komt en die de wens te kennen geeft door de plaatsingsadviescommissie te worden gehoord.

  • 2 De plaatsingsadviescommissie hoort in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de ambtenaar, bedoeld in artikel 3, voor wie gronden aanwezig worden geacht van het aldaar bepaalde af te wijken.

  • 3 De plaatsingsadviescommissie inventariseert aan de hand van de optieronde, de voorkeuren van ambtenaren, op wie het bepaalde in artikel 3, eerste lid, niet van toepassing is, voor vaste functies in de nieuwe organisatie alsmede hun capaciteiten.

  • 4 Op grond van door het bevoegd gezag aangedragen informatie en eventuele gesprekken met de betrokken ambtenaar brengt de plaatsingsadviescommissie de in het derde lid bedoelde gegevens in relatie met de eisen die gesteld worden aan vaste functies in de nieuwe organisatie.

  • 5 De plaatsingsadviescommissie beziet vervolgens de plaatsingsmogelijkheden in een vaste functie, die eventueel na scholing en het volgen van opleidingen te realiseren zijn. Zij besteedt daarbij aandacht aan al hetgeen overigens nog van belang is in het kader van plaatsing in een andere al dan niet vaste functies.

  • 6 Daarna beziet de plaatsingsadviescommissie de mogelijkheden tot plaatsing van de overige ambtenaren in tijdelijke functies. Zij besteedt daarbij aandacht aan al hetgeen overigens nog van belang is in het kader van plaatsing in andere tijdelijke functie.

Artikel 17. Het advies van de plaatsingsadviescommissie

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 De plaatsingsadviescommissie beziet allereerst of aan de ambtenaar een passende vaste functie kan worden aangeboden waaraan hetzelfde bezoldigingsniveau is verbonden als dat aan zijn oorspronkelijke functie, dan wel een functie die qua aard en niveau van werkzaamheden gelijk is aan de oorspronkelijke functie.

  • 2 Indien de toepassing van het eerste lid niet tot een bevredigende uitkomst leidt beziet de plaatsingsadviescommissie of aan de ambtenaar een passende vaste functie kan worden aangeboden, waaraan een hoger niveau is verbonden als dat aan zijn oorspronkelijke functie.

  • 3 Indien de plaatsingsadviescommissie na onderzoek tot de slotsom komt dat een functie als bedoeld in het eerste of het tweede lid niet beschikbaar is dan wel geacht moet worden niet passend te zijn voor de betrokken ambtenaar, onderzoekt de plaatsingsadviescommissie of aan de ambtenaar een passende vaste functie kan worden aangeboden waaraan een lager niveau is verbonden als dat aan zijn oorspronkelijke functie.

  • 4 Indien de toepassing van het eerste, tweede en derde lid tot een positieve conclusie leidt, adviseert de plaatsingsadviescommissie het bevoegd gezag met redenen omkleed de betrokken ambtenaar de desbetreffende functie aan te bieden.

  • 5 Indien de plaatsingsadviescommissie tot de slotsom komt dat geen passende vaste functie kan worden aangeboden, adviseert de plaatsingsadviescommissie het bevoegd gezag de ambtenaar in aanmerking te brengen voor plaatsing in een tijdelijke functie, zo mogelijk op gelijk niveau.

  • 6 De plaatsingsadviescommissie zendt haar advies inzake de plaatsing van ambtenaren aan het bevoegd gezag. Het advies bevat een overzicht van de vaste en tijdelijke functies binnen de politieregio en vermeldt de bevindingen van de plaatsingsadviescommissie met betrekking tot de plaatsingsmogelijkheden van met name genoemde ambtenaren.

    Tevens wordt in het advies aangegeven voor welke ambtenaren als gevolg van de reorganisatie om-, her- of bijscholing wordt aanbevolen en welke scholing dit betreft.

Artikel 18. Belangenafweging

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

Bij de plaatsing van ambtenaren in vaste dan wel tijdelijke functies in de nieuwe organisatiestructuur worden het persoonlijk belang en het dienstbelang zorgvuldig tegen elkaar afgewogen.

Artikel 19. De voorgenomen beslissing van het bevoegd gezag

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 Alvorens een beslissing met betrekking tot diens plaatsing te nemen deelt het bevoegd gezag aan de betrokken ambtenaar zijn voorgenomen beslissing, mede omvattende bepalingen omtrent om-, her- of bijscholing, mede. Afwijkingen van het advies van de plaatsingsadviescommissie worden door het bevoegd gezag met redenen omkleed.

  • 2 Tegen een voorgenomen beslissing inzake de plaatsing van de ambtenaar kan door hem binnen 14 dagen na kennisneming daarvan gemotiveerd en schriftelijk bezwaar worden aangetekend bij het bevoegd gezag, dat in een zodanig geval het advies inwint van de bezwarenadviescommissie, bedoeld in artikel 20.

Artikel 20. De bezwarenadviescommissie

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 Het bevoegd gezag stelt een bezwarenadviescommissie in.

  • 2 De bezwarenadviescommissie heeft tot taak het bevoegd gezag op basis van de ingekomen bezwaren te adviseren over de vraag of het door de plaatsingsadviescommissie na te streven doel, met inachtneming van de ter zake van de plaatsing gegeven regelen, op de juiste manier is bereikt, dan wel of andere oplossingen mogelijk zijn of zouden zijn geweest.

  • 3 De bezwarenadviescommissie komt niet eerder tot haar oordeel dan nadat de betrokken ambtenaar, die zich daarbij desgewenst kan doen bijstaan door een raadsman, is gehoord.

  • 4 De bezwarenadviescommissie adviseert het bevoegd gezag over de gegrondheid van de bezwaren van de betrokken ambtenaar tegen de voorgenomen beslissing inzake zijn plaatsing en over de eventueel daaruit voortvloeiende consequenties.

  • 5 In de bezwarenadviescommissie wordt in ieder geval zitting genomen door een lid dat wordt benoemd op voordracht van de tot de Regionale Commissie onderscheidenlijk de Commissie Korps landelijke politiediensten, bedoeld in artikel 1 van het Besluit overleg en medezeggenschap reorganisatie politiebestel, toegelaten verenigingen van ambtenaren.

Artikel 21. De beslissing van het bevoegd gezag

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 Nadat de bezwarenadviescommissie heeft geadviseerd, beslist het bevoegd gezag over de bezwaren en over de plaatsingen, te zamen het personeelsplan vormend. Afwijking van het advies van de bezwarenadviescommissie wordt door het bevoegd gezag met redenen omkleed.

  • 2 De ambtenaar die bezwaar heeft ingediend tegen de voorgenomen beslissing inzake zijn plaatsing ontvangt een afschrift van het advies van de bezwarenadviescommissie.

Artikel 22. Salaris bij plaatsing

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 Ingeval van horizontale- of negatieve verticale plaatsing behoudt de ambtenaar de salarisanciënniteit welke verworven is in de bij de oorspronkelijke functie behorende salarisschaal en loopt deze salarisschaal verder uit.

Artikel 23. Slotbepaling

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 Voorzover daartoe gelet op de specifieke omstandigheden in de politieregio, dan wel het Korps landelijke politiediensten, aanleiding bestaat, kan het bevoegd gezag in overeenstemming met de Regionale Commissie van het bepaalde in de voorgaande artikelen afwijken.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

    • a. de begripsbepalingen als omschreven in artikel 1 met uitzondering van de onder m, gegeven definitiebepaling van de tijdelijke functie, mits in het in artikel 2 van het Besluit sociaal beleidskader reorganisatie politiebestel genoemde personeelsplan naar genoegen van de Minister van Binnenlandse Zaken en van de Minister van Justitie aangetoond dat het voorgenomen beleid het bereiken van de rekensterkte van het korps als genoemd in de brief van 23-12-1991, kenmerk Justitie 172804/91/Pol en Binnenlandse Zaken EA91/U/2930, per 1 januari 1996 waarborgt.

    • b. de openstelling van vacatures als bedoeld in artikel 2 en de daarbij te volgen procedure die in artikel 8 is neergelegd.

    Dit besluit zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop het in de Nederlandse Staatscourant wordt gepubliceerd en werkt terug tot en met 1 augustus 1992.

De

Minister

van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De

Minister

van Binnenlandse Zaken,

C. I. Dales

Naar boven