Wet houdende nieuwe regeling terugvordering en verhaal van kosten van bijstand

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-1996 t/m heden

Wet van 15 april 1992, houdende een nieuwe regeling voor terugvordering en verhaal van kosten van bijstand

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is verhaal verplicht te stellen, te onderscheiden tussen terugvordering van bijstandskosten van degenen die bijstand hebben ontvangen en verhaal van bijstandskosten op derden en ter zake een nieuwe regeling te geven, alsmede daarmee verband houdende wijzigingen in andere wetten aan te brengen.

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel VIII

  • 1 In de bevoegdheid van de gemeenten tot terugvordering of verhaal van kosten van bijstand gemaakt vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet wordt geen wijziging gebracht. Indien met betrekking tot vorenbedoelde kosten eerst na genoemde datum wordt besloten tot terugvordering of verhaal over te gaan, geschiedt dit met toepassing van de bepalingen van Hoofdstuk IV A, onverminderd het bepaalde in artikel X.

  • 2 Ten aanzien van het verhaal in verband met onderhoudsverplichtingen ingevolge Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot de na de datum van in werking treding van deze wet gemaakte kosten van bijstand, wordt door de gemeente in de desbetreffende gevallen binnen een jaar een nadere beslissing genomen aan de hand van de bepalingen van Hoofdstuk IV A, § 2.

  • 3 Indien vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet verhaal in rechte is gevorderd wordt de zaak afgehandeld overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk IV, § 3, van de wet, zoals die luidden vóór genoemde datum.

Artikel IX

De twaalfde titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering treedt gelijktijdig met deze wet in werking ten aanzien van gedingen bedoeld in § 2 van Hoofdstuk IV A.

Artikel Xa

Indien de echtscheiding, scheiding van tafel en bed of de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is uitgesproken voor de datum waarop het bij koninklijke boodschap van 6 november 1985 ingediende voorstel van wet tot wijziging van bepalingen in het Burgerlijk Wetboek in verband met de regeling van de limitering van alimentatie na scheiding tot wet wordt verheven en in werking treedt, eindigt het verhaal van kosten van bijstand wegens het niet of niet behoorlijk nakomen van de onderhoudsplicht jegens de echtgenoot of gewezen echtgenoot als bedoeld in artikel 63, uiterlijk na het verstrijken van een termijn van 12 jaar. Deze termijn vangt aan op de datum van inschrijving van het vonnis in de registers van de burgerlijke stand, of indien het een scheiding van tafel en bed betreft, op de datum waarop het vonnis in kracht van gewijsde gaat. Ingeval van verhaal na ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed wordt de in dit lid bedoelde termijn verminderd met de tijd gedurende welke tijdens de scheiding van tafel en bed een verplichting tot levensonderhoud jegens de andere echtgenoot bestond.

Artikel XI

Onverminderd het bepaalde in artikel X, eerste lid, laatste zin, en tweede lid, laatste zin, treden de artikelen van deze wet in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 15 april 1992

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

E. ter Veld

Uitgegeven de achtentwintigste april 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven