Afdeling 5. Voorwaardelijke verbintenissen
Een verbintenis is voorwaardelijk, wanneer bij rechtshandeling haar werking van een
toekomstige onzekere gebeurtenis afhankelijk is gesteld.
Een opschortende voorwaarde doet de werking der verbintenis eerst met het plaatsvinden
der gebeurtenis aanvangen; een ontbindende voorwaarde doet de verbintenis met het
plaatsvinden der gebeurtenis vervallen.
-
1 Wanneer de partij die bij de niet-vervulling belang had, de vervulling heeft belet,
geldt de voorwaarde als vervuld, indien redelijkheid en billijkheid dit verlangen.
-
2 Wanneer de partij die bij de vervulling belang had, deze heeft teweeggebracht, geldt
de voorwaarde als niet vervuld, indien redelijkheid en billijkheid dit verlangen.
-
1 Nadat een ontbindende voorwaarde is vervuld, is de schuldeiser verplicht de reeds
verrichte prestaties ongedaan te maken, tenzij uit de inhoud of strekking van de rechtshandeling
anders voortvloeit.
-
2 Strekt de verplichting tot ongedaanmaking tot teruggave van een goed, dan komen de
na de vervulling van de voorwaarde afgescheiden natuurlijke of opeisbaar geworden
burgerlijke vruchten aan de schuldenaar toe en zijn de artikelen 120-124 van Boek 3 van overeenkomstige toepassing met betrekking tot hetgeen daarin is bepaald omtrent
de vergoeding van kosten en van schade, voor zover die kosten en die schade na de
vervulling zijn ontstaan.
Is een krachtens een verbintenis onder opschortende voorwaarde verschuldigde prestatie
vóór de vervulling van de voorwaarde verricht, dan kan overeenkomstig afdeling 2 van titel 4 ongedaanmaking van de prestatie worden gevorderd, zolang de voorwaarde niet in vervulling
is gegaan.
Op voorwaardelijke verbintenissen zijn de bepalingen betreffende onvoorwaardelijke
verbintenissen van toepassing, voor zover het voorwaardelijk karakter van de betrokken
verbintenis zich daartegen niet verzet.
Afdeling 6. Nakoming van verbintenissen
Hij die een individueel bepaalde zaak moet afleveren, is verplicht tot de aflevering
voor deze zaak zorg te dragen op de wijze waarop een zorgvuldig schuldenaar dit in
de gegeven omstandigheden zou doen.
Indien de verschuldigde zaak of zaken slechts zijn bepaald naar de soort en binnen
de aangeduide soort verschil in kwaliteit bestaat, mag hetgeen de schuldenaar aflevert,
niet beneden goede gemiddelde kwaliteit liggen.
De schuldenaar is zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd het verschuldigde
in gedeelten te voldoen.
Betaling aan een onbekwame schuldeiser bevrijdt de schuldenaar, voor zover het betaalde
de onbekwame tot werkelijk voordeel heeft gestrekt of in de macht is gekomen van diens
wettelijke vertegenwoordiger.
Betaling aan een ander dan de schuldeiser of dan degene die met hem of in zijn plaats
bevoegd is haar te ontvangen, bevrijdt de schuldenaar, voor zover degene aan wie betaald
moest worden de betaling heeft bekrachtigd of erdoor is gebaat.
Is de betaling gedaan in weerwil van een beslag of terwijl de schuldeiser wegens een
beperkt recht, een bewind of een soortgelijk beletsel onbevoegd was haar te ontvangen,
en wordt de schuldenaar deswege genoodzaakt opnieuw te betalen, dan heeft hij verhaal
op de schuldeiser.
-
1 De schuldenaar die heeft betaald aan iemand die niet bevoegd was de betaling te ontvangen,
kan aan degene aan wie betaald moest worden, tegenwerpen dat hij bevrijdend heeft
betaald, indien hij op redelijke gronden heeft aangenomen dat de ontvanger der betaling
als schuldeiser tot de prestatie gerechtigd was of dat uit anderen hoofde aan hem
moest worden betaald.
-
2 Indien iemand zijn recht om betaling te vorderen verliest, in dier voege dat het
met terugwerkende kracht aan een ander toekomt, kan de schuldenaar een inmiddels gedane
betaling aan die ander tegenwerpen, tenzij hetgeen hij omtrent dit verlies kon voorzien,
hem van de betaling had behoren te weerhouden.
-
2 De schuldenaar kan de bevrijdende werking van die betaling te zijnen behoeve inroepen,
indien, bij betaling door hemzelf, ook wat hem betreft aan die vereisten zou zijn
voldaan.
In de gevallen, bedoeld in de twee voorgaande artikelen, heeft de ware gerechtigde
verhaal op degene die de betaling zonder recht heeft ontvangen.
De schuldenaar is bevoegd de nakoming van zijn verbintenis op te schorten, indien
hij op redelijke gronden twijfelt aan wie de betaling moet geschieden.
Indien geen tijd voor de nakoming is bepaald, kan de verbintenis terstond worden nagekomen
en kan terstond nakoming worden gevorderd.
De schuldenaar kan de tijdsbepaling niet meer inroepen:
-
a. wanneer hij in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling
natuurlijke personen van toepassing is verklaard;
-
b. wanneer hij in gebreke blijft de door hem toegezegde zekerheid te verschaffen;
-
c. wanneer door een aan hem toe te rekenen oorzaak de voor de vordering gestelde zekerheid
verminderd is, tenzij het overgeblevene nog een voldoende waarborg voor de voldoening
oplevert.
Indien geen plaats voor de nakoming is bepaald, moet de aflevering van een verschuldigde
zaak geschieden:
-
a. in geval van een individueel bepaalde zaak: ter plaatse waar zij zich bij het ontstaan
van de verbintenis bevond;
-
b. in geval van een naar de soort bepaalde zaak: ter plaatse waar de schuldenaar zijn
beroep of bedrijf uitoefent of, bij gebreke daarvan, zijn woonplaats heeft.
Hij die ter nakoming van een verbintenis een zaak heeft afgeleverd waarover hij niet
bevoegd was te beschikken, kan vorderen dat deze wordt afgegeven aan degene aan wie
zij toekomt, mits hij tegelijkertijd een andere, aan de verbintenis beantwoordende
zaak aanbiedt en het belang van de schuldeiser zich niet tegen teruggave verzet.
-
2 Bij gebreke van zodanige aanwijzing geschiedt de toerekening in de eerste plaats
op de opeisbare verbintenissen. Zijn er ook dan nog meer verbintenissen waarop de
toerekening zou kunnen plaatsvinden, dan geschiedt deze in de eerste plaats op de
meest bezwarende en zijn de verbintenissen even bezwarend, op de oudste. Zijn de verbintenissen
bovendien even oud, dan geschiedt de toerekening naar evenredigheid.
-
2 De schuldeiser kan, zonder daardoor in verzuim te komen, een aanbod tot betaling
weigeren, indien de schuldenaar een andere volgorde voor de toerekening aanwijst.
Slechts met toestemming van de schuldeiser kan een schuldenaar zich van zijn verbintenis
bevrijden door een andere prestatie dan de verschuldigde, al mocht zij van gelijke
of zelfs hogere waarde zijn.
-
1 Wanneer de schuldeiser een cheque, postcheque, overschrijvingsorder of een ander hem
bij wijze van betaling aangeboden papier in ontvangst neemt, wordt vermoed dat dit
geschiedt onder voorbehoud van goede afloop.
-
2 Indien de schuldeiser een ter zake van de schuld afgegeven bewijsstuk heeft, kan
de schuldenaar bij voldoening bovendien de afgifte van dat bewijsstuk vorderen, tenzij
de schuldeiser een redelijk belang heeft bij het behoud van het stuk en daarop de
nodige aantekening tot bewijs van de bevrijding van de schuldenaar stelt.
-
2 Indien de voldoening niet de gehele vordering betreft of de schuldeiser het papier
nog voor de uitoefening van andere rechten nodig heeft, kan hij het papier behouden,
mits hij naast de kwijting die op het papier is gesteld, tevens een afzonderlijke
kwijting afgeeft.
-
3 Hij kan, ongeacht of geheel of gedeeltelijk voldaan wordt volstaan met de enkele
afgifte van een kwijting, mits hij op verlangen van de wederpartij aantoont dat het
papier vernietigd of waardeloos geworden is, of zekerheid stelt voor twintig jaren
of een zoveel kortere tijdsduur als verwacht mag worden dat de wederpartij nog aan
een vordering uit hoofde van het papier bloot zal kunnen staan.
-
1 Wanneer uit de wet voortvloeit dat iemand verplicht is tot het stellen van zekerheid
of dat het stellen van zekerheid voorwaarde is voor het intreden van enig rechtsgevolg,
heeft hij die daartoe overgaat, de keuze tussen persoonlijke en zakelijke zekerheid.
-
2 De aangeboden zekerheid moet zodanig zijn, dat de vordering en, zo daartoe gronden
zijn, de daarop vallende rente en kosten behoorlijk gedekt zijn en dat de schuldeiser
daarop zonder moeite verhaal zal kunnen nemen.
Afdeling 7. Opschortingsrechten
-
1 Een schuldenaar die een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser, is bevoegd
de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot voldoening van zijn vordering
plaatsvindt, indien tussen vordering en verbintenis voldoende samenhang bestaat om
deze opschorting te rechtvaardigen.
Een opschortingsrecht kan ook worden ingeroepen tegen de schuldeisers van de wederpartij.
Geen bevoegdheid tot opschorting bestaat:
-
a. voor zover de nakoming van de verbintenis van de wederpartij wordt verhinderd door
schuldeisersverzuim;
-
b. voor zover de nakoming van de verbintenis van de wederpartij blijvend onmogelijk is;
-
c. voor zover op de vordering van de wederpartij geen beslag is toegelaten.
Zodra zekerheid is gesteld voor de voldoening van de verbintenis van de wederpartij,
vervalt de bevoegdheid tot opschorting, tenzij deze voldoening daardoor onredelijk
zou worden vertraagd.
Een bevoegdheid tot opschorting blijft ook na verjaring van de rechtsvordering op
de wederpartij in stand.
Afdeling 8. Schuldeisersverzuim
De schuldeiser komt in verzuim, wanneer nakoming van de verbintenis verhinderd wordt
doordat hij de daartoe noodzakelijke medewerking niet verleent of doordat een ander
beletsel van zijn zijde opkomt, tenzij de oorzaak van verhindering hem niet kan worden
toegerekend.
De schuldeiser komt eveneens in verzuim, wanneer hij ten gevolge van hem toe te rekenen
omstandigheden niet voldoet aan een verplichting zijnerzijds jegens de schuldenaar
en deze op die grond bevoegdelijk de nakoming van zijn verbintenis jegens de schuldeiser
opschort.
Is de schuldeiser in verzuim, dan kan de rechter op vordering van de schuldenaar bepalen
dat deze van zijn verbintenis bevrijd zal zijn, al dan niet onder door de rechter
te stellen voorwaarden.
Gedurende het verzuim van de schuldeiser is deze niet bevoegd maatregelen tot executie
te nemen.
De schuldenaar heeft, binnen de grenzen der redelijkheid, recht op vergoeding van
de kosten, gevallen op een aanbod of een inbewaringstelling als bedoeld in de artikelen 66-70 of op andere wijze als gevolg van het verzuim gemaakt.
Komt tijdens het verzuim van de schuldeiser een omstandigheid op, die behoorlijke
nakoming geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt, dan wordt dit niet aan de schuldenaar
toegerekend, tenzij deze door zijn schuld of die van een ondergeschikte is tekortgeschoten
in de zorg die in de gegeven omstandigheden van hem mocht worden gevergd.
Wanneer bij een verbintenis tot aflevering van soortzaken de schuldenaar bepaalde,
aan de verbintenis beantwoordende zaken voor de aflevering heeft aangewezen en de
schuldeiser daarvan heeft verwittigd, dan is hij in geval van verzuim van de schuldeiser
nog slechts tot aflevering van deze zaken verplicht. Hij blijft echter bevoegd tot
aflevering van andere zaken die aan de verbintenis beantwoorden.
Strekt de verbintenis tot betaling van een geldsom of tot aflevering van een zaak,
dan is in geval van verzuim van de schuldeiser de schuldenaar bevoegd het verschuldigde
ten behoeve van de schuldeiser in bewaring te stellen.
De inbewaringstelling van een geldsom geschiedt door consignatie overeenkomstig de
wet, die van een af te leveren zaak door deze in bewaring te geven aan iemand die
zijn bedrijf maakt van het bewaren van zaken als de betrokkene ter plaatse waar de
aflevering moet geschieden. Op deze bewaring zijn de regels betreffende gerechtelijke
bewaring van toepassing, voor zover uit de artikelen 68-71 niet anders voortvloeit.
Gedurende de bewaring loopt over een in bewaring gestelde geldsom geen rente ten laste
van de schuldenaar.
De bewaarder mag de zaak slechts aan de schuldeiser afgeven, indien deze hem alle
kosten van de bewaring voldoet. Hij is na de afgifte verplicht aan de bewaargever
terug te betalen, wat deze reeds had voldaan. Is de zaak afgegeven, vóórdat de schuldeiser
alle kosten voldeed, dan gaan de rechten te dier zake door de betaling aan de bewaargever
op de bewaarder over.
De rechtsvordering tegen de schuldenaar verjaart niet later dan de rechtsvordering
tot uitlevering van het in bewaring gestelde.
In geval van hoofdelijke verbondenheid gelden de rechtsgevolgen van het verzuim van
de schuldeiser jegens ieder van de schuldenaren.
Weigert de schuldeiser een aanbod van een derde, dan zijn de artikelen 60, 62, 63 en 66-70 ten behoeve van de derde van overeenkomstige toepassing, mits het aanbod aan de verbintenis
beantwoordt en de derde bij de voldoening een gerechtvaardigd belang heeft.
Afdeling 10. Wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding
De schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden
vergoed, bestaat in vermogensschade en ander nadeel, dit laatste voor zover de wet
op vergoeding hiervan recht geeft.
-
6 De vergoeding volgens de nadere regels kan indien de schuldenaar een natuurlijk persoon
is, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, eerst verschuldigd
worden nadat de schuldenaar na het intreden van het verzuim, bedoeld in artikel 81, onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling, waaronder de vergoeding
die in overeenstemming met de nadere regels wordt gevorderd, vruchteloos is aangemaand
tot betaling binnen een termijn van veertien dagen, aanvangende de dag na aanmaning.
De rechter begroot de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming
is. Kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij
geschat.
Voor vergoeding komt slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met
de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem,
mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van
deze gebeurtenis kan worden toegerekend.
Kan de schade een gevolg zijn van twee of meer gebeurtenissen voor elk waarvan een
andere persoon aansprakelijk is, en staat vast dat de schade door ten minste één van
deze gebeurtenissen is ontstaan, dan rust de verplichting om de schade te vergoeden
op ieder van deze personen, tenzij hij bewijst dat deze niet het gevolg is van een
gebeurtenis waarvoor hijzelf aansprakelijk is.
Heeft een zelfde gebeurtenis voor de benadeelde naast schade tevens voordeel opgeleverd,
dan moet, voor zover dit redelijk is, dit voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden
schade in rekening worden gebracht.
-
1 Wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan
worden toegerekend, wordt de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de benadeelde
en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan
ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande
dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in
stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte
fouten of andere omstandigheden van het geval eist.
-
2 Betreft de vergoedingsplicht schade, toegebracht aan een zaak die een derde voor
de benadeelde in zijn macht had, dan worden bij toepassing van het vorige lid omstandigheden
die aan de derde toegerekend kunnen worden, toegerekend aan de benadeelde.
-
1 Rust op ieder van twee of meer personen een verplichting tot vergoeding van dezelfde
schade, dan zijn zij hoofdelijk verbonden. Voor de bepaling van hetgeen zij krachtens
artikel 10 in hun onderlinge verhouding jegens elkaar moeten bijdragen, wordt de schade over
hen verdeeld met overeenkomstige toepassing van artikel 101, tenzij uit wet of rechtshandeling een andere verdeling voortvloeit.
-
2 Wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde
kan worden toegerekend, vindt artikel 101 toepassing op de vergoedingsplicht van ieder van de in het vorige lid bedoelde personen
afzonderlijk, met dien verstande dat de benadeelde in totaal van hen niet meer kan
vorderen dan hem zou zijn toegekomen, indien voor de omstandigheden waarop hun vergoedingsplichten
berusten, slechts één persoon aansprakelijk zou zijn geweest. Indien verhaal op een
der tot bijdragen verplichte personen niet ten volle mogelijk blijkt, kan de rechter
op verlangen van een hunner bepalen dat bij toepassing van artikel 13 het onvoldaan gebleven deel mede over de benadeelde omgeslagen wordt.
Schadevergoeding wordt voldaan in geld. Nochthans kan de rechter op vordering van
de benadeelde schadevergoeding in andere vorm dan betaling van een geldsom toekennen.
Wordt niet binnen redelijke termijn aan een zodanige uitspraak voldaan, dan herkrijgt
de benadeelde zijn bevoegdheid om schadevergoeding in geld te verlangen.
Indien iemand die op grond van onrechtmatige daad of een tekortkoming in de nakoming
van een verbintenis jegens een ander aansprakelijk is, door die daad of tekortkoming
winst heeft genoten, kan de rechter op vordering van die ander de schade begroten
op het bedrag van die winst of op een gedeelte daarvan.
-
1 De begroting van nog niet ingetreden schade kan door de rechter geheel of gedeeltelijk
worden uitgesteld of na afweging van goede en kwade kansen bij voorbaat geschieden.
In het laatste geval kan de rechter de schuldenaar veroordelen, hetzij tot betaling
van een bedrag ineens, hetzij tot betaling van periodiek uit te keren bedragen, al
of niet met verplichting tot zekerheidstelling; deze veroordeling kan geschieden onder
door de rechter te stellen voorwaarden.
-
2 Voor zover de rechter de schuldenaar veroordeelt tot betaling van periodiek uit te
keren bedragen, kan hij in zijn uitspraak bepalen dat deze op verzoek van elk van
de partijen door de rechter die in eerste aanleg van de vordering tot schadevergoeding
heeft kennis genomen, kan worden gewijzigd, indien zich na de uitspraak omstandigheden
voordoen, die voor de omvang van de vergoedingsplicht van belang zijn en met de mogelijkheid
van het intreden waarvan bij de vaststelling der bedragen geen rekening is gehouden.
-
2 Het recht op een vergoeding, als in het vorige lid bedoeld, is niet vatbaar voor
overgang en beslag, tenzij het bij overeenkomst is vastgelegd of ter zake een vordering
in rechte is ingesteld. Voor overgang onder algemene titel is voldoende dat de gerechtigde
aan de wederpartij heeft medegedeeld op de vergoeding aanspraak te maken.
-
1 Indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is,
lichamelijk of geestelijk letsel oploopt, is die ander behalve tot vergoeding van
de schade van de gekwetste zelf, ook verplicht tot vergoeding van de kosten die een
derde anders dan krachtens een verzekering ten behoeve van de gekwetste heeft gemaakt
en die deze laatste, zo hij ze zelf zou hebben gemaakt, van die ander had kunnen vorderen.
-
1 Indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is,
lichamelijk of geestelijk letsel oploopt, houdt de rechter bij de vaststelling van
de schadevergoeding waarop de gekwetste aanspraak kan maken rekening met de aanspraak
op loon die de gekwetste heeft krachtens artikel 629, lid 1, van Boek 7 of krachtens individuele of collectieve arbeidsovereenkomst.
-
2 Indien een werkgever krachtens artikel 629, lid 1, van Boek 7 of krachtens individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verplicht is tijdens
ziekte of arbeidsongeschiktheid van de gekwetste het loon door te betalen, heeft hij,
indien de ongeschiktheid tot werken van de gekwetste het gevolg is van een gebeurtenis
waarvoor een ander aansprakelijk is, jegens deze ander recht op schadevergoeding ten
bedrage van de door hem betaalde loon, doch ten hoogste tot het bedrag, waarvoor de
aansprakelijke persoon, bij het ontbreken van de loondoorbetalingsverplichting aansprakelijk
zou zijn, verminderd met een bedrag, gelijk aan dat van de schadevergoeding tot betaling
waarvan de aansprakelijke persoon jegens de gekwetste is gehouden.
-
2 Bovendien is de aansprakelijke verplicht aan degene te wiens laste de kosten van
lijkbezorging zijn gekomen, deze kosten te vergoeden, voor zover zij in overeenstemming
zijn met de omstandigheden van de overledene.
-
1 Indien toekenning van volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden waaronder
de aard van de aansprakelijkheid, de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en
hun beider draagkracht, tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden, kan de rechter
een wettelijke verplichting tot schadevergoeding matigen.
Opdat de aansprakelijkheid die ter zake van schade kan ontstaan niet hetgeen redelijkerwijs
door verzekering kan worden gedekt, te boven gaat, kunnen bij algemene maatregel van
bestuur bedragen worden vastgesteld, waarboven de aansprakelijkheid zich niet uitstrekt.
Afzonderlijke bedragen kunnen worden bepaald naar gelang van onder meer de aard van
de gebeurtenis, de aard van de schade en de grond van de aansprakelijkheid.
Afdeling 11. Verbintenissen tot betaling van een geldsom
Een verbintenis tot betaling van een geldsom moet naar haar nominale bedrag worden
voldaan, tenzij uit wet, gewoonte of rechtshandeling anders voortvloeit.
Het geld dat ter voldoening van de verbintenis wordt betaald, moet op het tijdstip
van de betaling gangbaar zijn in het land in welks geld de betaling geschiedt.
Artikel 113
[Vervallen per 01-01-2002]
-
1 Bestaat in een land waar de betaling moet of mag geschieden ten name van de schuldeiser
een rekening, bestemd voor girale betaling, dan kan de schuldenaar de verbintenis
voldoen door het verschuldigde bedrag op die rekening te doen bijschrijven, tenzij
de schuldeiser betaling op die rekening geldig heeft uitgesloten.
De plaats waar de betaling moet geschieden wordt bepaald door de artikelen 116-118, tenzij uit wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit dat op een andere plaats
moet of mag worden betaald.
Indien de betaling overeenkomstig artikel 116 moet geschieden op een andere plaats dan de woonplaats van de schuldeiser op het
tijdstip van het ontstaan van de verbintenis en het voldoen aan de verbintenis daardoor
voor de schuldenaar aanmerkelijk bezwaarlijker zou worden, is deze bevoegd de betaling
op te schorten, totdat de schuldeiser in een der in artikel 116, lid 2 bedoelde landen een andere plaats voor de betaling heeft aangewezen, waaraan een
zodanig bezwaar niet is verbonden.
Indien de verbintenis is ontstaan bij de uitoefening van bedrijfs- of beroepsbezigheden
van de schuldeiser, geldt in de artikelen 116 en 117 de plaats van vestiging waar die bezigheden worden uitgeoefend, als woonplaats van
de schuldeiser.
-
1 De schadevergoeding, verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom,
bestaat in de wettelijke rente van die som over de tijd dat de schuldenaar met de
voldoening daarvan in verzuim is geweest.
-
1 De schadevergoeding, verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom,
bestaat in het geval van een handelsovereenkomst in de wettelijke rente van die som
met ingang van de dag volgend op de dag die is overeengekomen als de uiterste dag
van betaling tot en met de dag waarop de schuldenaar de geldsom heeft voldaan. Onder
handelsovereenkomst wordt verstaan de overeenkomst om baat die een of meer van de
partijen verplicht iets te geven of te doen en die tot stand is gekomen tussen een
of meer natuurlijke personen die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf
of rechtspersonen.
-
4 De termijn bedoeld in lid 2 onder c bedraagt niet meer dan 30 dagen vanaf de datum
van ontvangst van de prestatie, tenzij partijen uitdrukkelijk een langere termijn
overeenkomen en deze termijn niet kennelijk onbillijk is jegens de schuldeiser, mede
gelet op:
-
a. de vraag of de schuldenaar objectieve redenen heeft om af te wijken van de 30 dagen
termijn;
-
b. de aard van de prestatie; en
-
c. elke aanmerkelijke afwijking van goede handelspraktijken.
-
5 Partijen kunnen een uiterste dag van betaling overeenkomen van ten hoogste 60 dagen,
tenzij zij uitdrukkelijk een langere termijn van betaling in de overeenkomst opnemen
en deze termijn niet kennelijk onbillijk is jegens de schuldeiser, mede gelet op:
-
a. de vraag of de schuldenaar objectieve redenen heeft om af te wijken van de 60 dagen
termijn;
-
b. de aard van de prestatie; en
-
c. elke aanmerkelijke afwijking van goede handelspraktijken.
-
1 De schadevergoeding, verschuldigd door een overheidsinstantie wegens vertraging in
de voldoening van een geldsom, bestaat in geval van een handelsovereenkomst met een
overheidsinstantie in de wettelijke rente van die som met ingang van de dag volgend
op de dag die is overeengekomen als uiterste dag van betaling tot en met de dag waarop
de schuldenaar de geldsom heeft voldaan. Onder overheidsinstantie wordt verstaan de
Staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een publiekrechtelijke instelling
dan wel een samenwerkingsverband van deze overheden of publiekrechtelijke instellingen
als bedoeld in artikel 2 lid 2 van richtlijn nr. 2011/7 van het Europees Parlement
en de Raad van 23 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij
handelstransacties (PbEU L48/11).
-
4 De termijn bedoeld in lid 2 onder c bedraagt niet meer dan 30 dagen vanaf de datum
van ontvangst van de prestatie, tenzij partijen uitdrukkelijk een langere termijn
in de overeenkomst en aanbestedingsdocumenten opnemen en deze termijn niet kennelijk
onbillijk is jegens de schuldeiser, mede gelet op:
-
a. de vraag of de schuldenaar objectieve redenen heeft om af te wijken van de 30 dagen
termijn;
-
b. de aard van de prestatie; en
-
c. elke aanmerkelijke afwijking van goede handelspraktijken.
-
5 Bij overeenkomst kan niet van een uiterste dag van betaling van ten hoogste 30 dagen,
overeenkomstig het tweede lid, worden afgeweken, tenzij partijen uitdrukkelijk een
langere termijn van betaling in de overeenkomst opnemen en de bijzondere aard of eigenschappen
van de overeenkomst dit objectief rechtvaardigen. De betalingstermijn bedraagt in
dat geval ten hoogste 60 dagen.
-
1 De wettelijke rente bedoeld in artikel 119 wordt bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Wettelijke rente die loopt
op het tijdstip van inwerkingtreding van een nieuwe bij algemene maatregel van bestuur
vastgestelde rentevoet, wordt met ingang van dat tijdstip volgens de nieuwe rentevoet
berekend.
-
2 De wettelijke rente bedoeld in artikel 119a en artikel 119b is gelijk aan de herfinancieringsrente die door de Europese Centrale Bank is vastgesteld
voor haar meest recente basisherfinancieringstransactie die heeft plaatsgevonden voor
de eerste kalenderdag van het betreffende halfjaar, vermeerderd met acht procentpunten.
Wettelijke rente die loopt op de eerste dag van het betreffende halfjaar, wordt met
ingang van dat tijdstip volgens de nieuwe rentevoet berekend gedurende een half jaar.
-
1 Ingeval in Nederland een rechtsvordering wordt ingesteld ter verkrijging van een geldsom,
uitgedrukt in buitenlands geld, kan de schuldeiser veroordeling vorderen tot betaling
te zijner keuze in dat buitenlandse geld of in Nederlands geld.
Wordt de verbintenis als gevolg van toepassing van de artikelen 121, 122 of 123 of van omzetting in een vordering tot schadevergoeding overeenkomstig het bepaalde
in afdeling 9 van titel 1 voldaan in ander geld dan tot betaling waarvan zij strekt, dan geschiedt de omrekening
naar de koers van de dag waarop de betaling plaatsvindt.
-
1
Artikel 119 laat onverlet het recht van de schuldeiser op vergoeding van de schade die hij heeft
geleden, doordat na het intreden van het verzuim de koers van het geld tot betaling
waarvan de verbintenis strekt, zich ten opzichte van die van het geld van een of meer
andere landen heeft gewijzigd.
-
2 Het vorige lid is niet van toepassing, indien de verbintenis strekt tot betaling
van Nederlands geld, de betaling in Nederland moet geschieden en de schuldeiser op
het tijdstip van het ontstaan van de verbintenis zijn woonplaats in Nederland had.
Voor de toepassing van deze afdeling geldt als koers de koers tegen welke de schuldeiser
zich onverwijld het geld kan verschaffen, zulks met inachtneming van hetgeen uit wet,
gewoonte en inhoud of strekking van de verbintenis mocht voortvloeien.
-
1 Wanneer een schuldenaar die de bevoegdheid tot verrekening heeft, aan zijn schuldeiser
verklaart dat hij zijn schuld met een vordering verrekent, gaan beide verbintenissen
tot hun gemeenschappelijk beloop teniet.
-
2 Indien de verrekening niet zijn gehele vordering betreft of hij het papier nog voor
de uitoefening van andere rechten nodig heeft, kan hij het papier behouden, mits hij
de verklaring niet alleen op het papier stelt, maar haar ook schriftelijk tot de wederpartij
richt.
-
3 Hij kan, ongeacht of de verrekening de gehele vordering betreft, bij enkele, niet
op het papier gestelde schriftelijke verklaring verrekenen, mits hij op verlangen
van de wederpartij aantoont dat het papier vernietigd of waardeloos geworden is, of
zekerheid stelt voor twintig jaren of voor een zoveel kortere tijdsduur als verwacht
mag worden dat de wederpartij nog aan een vordering uit hoofde van het papier bloot
zal kunnen staan.
-
1 Is een vordering onder bijzondere titel overgegaan, dan is de schuldenaar bevoegd
ondanks de overgang ook een tegenvordering op de oorspronkelijke schuldeiser in verrekening
te brengen, mits deze tegenvordering uit dezelfde rechtsverhouding als de overgegane
vordering voortvloeit of reeds vóór de overgang aan hem is opgekomen en opeisbaar
geworden.
Wordt een verrekeningsverklaring uitgebracht door een daartoe bevoegde, dan kan niettemin
de wederpartij die grond had om nakoming van haar verbintenis te weigeren, aan de
verrekeningsverklaring haar werking ontnemen door op de weigeringsgrond een beroep
te doen, onverwijld nadat die verklaring werd uitgebracht en zij tot dit beroep in
staat was.
Nadat de ene partij een verrekeningsverklaring heeft uitgebracht, kan de andere partij,
mits onverwijld, aan die verklaring haar werking ontnemen door alsnog gebruik te maken
van een eigen bevoegdheid tot verrekening, doch alleen indien deze laatste verrekening
verder terugwerkt.
De schuldenaar uit een wederkerige overeenkomst, die tot verrekening bevoegd is, kan
aan de verklaring van zijn wederpartij, strekkende tot ontbinding van de overeenkomst
wegens niet-nakoming, haar werking ontnemen door onverwijld van zijn bevoegdheid tot
verrekening gebruik te maken.
Een schuldenaar is niet bevoegd tot verrekening:
De rechter kan een vordering ondanks een beroep van de gedaagde op verrekening toewijzen,
indien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen
en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is.
-
2 De wederpartijj van degene die heeft verklaard te verrekenen, kan door een onverwijld
protest aan die verklaring haar werking ontnemen, indien de toerekening op de haar
verschuldigde hoofdsom, kosten en met inachtneming van artikel 129 te berekenen rente in deze verklaring in een andere volgorde is geschied dan die
van artikel 44 lid 1.
-
1 De omstandigheid dat de plaats van voldoening der verbintenissen niet dezelfde is,
sluit verrekening niet uit. Hij die verrekent, is in dit geval verplicht zijn wederpartij
de schade te vergoeden die deze lijdt, doordat niet wederzijds te bestemder plaatse
voldoening geschiedt.
-
2 De wederpartij van degene die ondanks een verschil in de plaats van nakoming heeft
verrekend, kan door een onverwijld protest aan de verklaring tot verrekening haar
werking ontnemen, als zij er een gerechtvaardigd belang bij heeft dat geen verrekening,
maar nakoming plaatsvindt.
-
1 De borg en degene wiens goed voor de schuld van een ander verbonden is, kunnen de
opschorting van hun aansprakelijkheid inroepen, voor zover de schuldeiser bevoegd
is zijn vordering met een opeisbare schuld aan de schuldenaar te verrekenen.
-
2 Zij kunnen de bevrijding van hun aansprakelijkheid inroepen, voor zover de schuldeiser
een bevoegdheid tot verrekening met een schuld aan de schuldenaar heeft doen verloren
gaan, tenzij hij daartoe een redelijke grond had of hem geen schuld treft.
-
1 Moeten tussen twee partijen krachtens wet, gewoonte of rechtshandeling geldvorderingen
en geldschulden in één rekening worden opgenomen, dan worden zij in de volgorde waarin
partijen volgens de voorgaande artikelen van deze afdeling of krachtens hun onderlinge
rechtsverhouding tot verrekening bevoegd worden, dadelijk van rechtswege verrekend
en is op ieder tijdstip alleen het saldo verschuldigd. Artikel 137 is niet van toepassing.
-
4 Na vaststelling van het saldo kan ten aanzien van de afzonderlijke posten geen beroep
meer worden gedaan op het intreden van verjaring of op het verstrijken van een vervaltermijn.
De rechtsvordering tot betaling van het saldo verjaart door verloop van vijf jaren
na de dag, volgende op die waarop de rekening is geëindigd en het saldo opeisbaar
is geworden.
Indien een verbintenis geheel of gedeeltelijk door verrekening tenietgaat, zijn de
leden 1 en 2 van artikel 48 van overeenkomstige toepassing.