Besluit ex artikel C7 Spoorwegpensioenwet

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-05-1991 t/m heden

Besluit van 17 april 1991, houdende het treffen van een regeling als bedoeld in artikel C7, tweede lid, van de Spoorwegpensioenwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 15 februari 1991, nr. AB90/213/U2, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden, afdeling Algemene Financiële Aangelegenheden;

Gelet op artikel C7 van de Spoorwegpensioenwet (Stb. 1986, 541);

De Raad van State gehoord (advies van 8 april 1991, nr. W04.91.0094);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 10 april 1991, nr. AB90/213/U4, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden, afdeling Algemene Financiële Aangelegenheden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In afwijking van artikel 2, eerste lid, van het Verhaalsbesluit Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1987, 10) bedraagt het verhaal voor de deelgenoot, bedoeld in artikel B1 van de Spoorwegpensioenwet (Stb. 1986, 541) negen en een tiende percent van het inkomen, bedoeld in artikel C1 van de Spoorwegpensioenwet, nadat dit is verminderd met een bedrag dat herleid tot een jaarbedrag (franchisebedrag) gelijk is aan twintig zevende maal het tot een jaarbedrag herleide bedrag genoemd in artikel 9, tiende lid, onder b, vermeerderd met de bruto-vakantie-uitkering ingevolge artikel 29 van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1985, 181) en verminderd met het bedrag van de overhevelingstoeslag, bedoeld in artikel 81, derde lid, tweede volzin, van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies (Stb. 1989, 127), met dien verstande dat het verhaal niet minder bedraagt dan zes tiende percent van het inkomen.

Artikel 2

Artikel 3 van het Verhaalsbesluit Algemene burgerlijke pensioenwet is niet van toepassing op de deelgenoot, bedoeld in artikel B1 van de Spoorwegpensioenwet.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 17 april 1991

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

C. I. Dales

Uitgegeven de vijfentwintigste april 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven