Afdeling 1. Rederij van het zeeschip
-
1 Indien een zeeschip blijkens de openbare registers bedoeld in afdeling 2 van Titel 1 van Boek 3 aan twee of meer personen gezamenlijk toebehoort, bestaat tussen hen een rederij.
Wanneer de eigenaren van het schip onder een gemeenschappelijke naam optreden bestaat
slechts een rederij, indien zulks uitdrukkelijk bij akte is overeengekomen en deze
akte in die registers is ingeschreven.
Iedere mede-eigenaar is van rechtswege lid der rederij. Wanneer een lid ophoudt eigenaar
te zijn, eindigt zijn lidmaatschap van rechtswege.
De leden der rederij moeten zich jegens elkander gedragen naar hetgeen door de redelijkheid
en de billijkheid wordt gevorderd.
In iedere rederij kan een boekhouder worden aangesteld. Een vennootschap is tot boekhouder
benoembaar.
De boekhouder kan slechts met toestemming van de leden der rederij overgaan tot enige
buitengewone herstelling van het schip of tot benoeming of ontslag van een kapitein.
De boekhouder geeft aan ieder lid der rederij op diens verlangen kennis en opening
van alle aangelegenheden de rederij betreffende en inzage van alle boeken, brieven
en documenten, op zijn beheer betrekking hebbende.
De boekhouder is verplicht, zo dikwijls een terzake mogelijk bestaand gebruik dit
medebrengt, doch in ieder geval telkens na verloop van een jaar en bij het einde van
zijn beheer, binnen zes maanden aan de leden der rederij rekening en verantwoording
te doen van zijn beheer met overlegging van alle bewijsstukken daarop betrekking hebbende.
Hij is verplicht aan ieder van hen uit te keren wat hem toekomt.
Ieder lid der rederij is verplicht de rekening en verantwoording van de boekhouder
binnen drie maanden op te nemen en te sluiten.
De goedkeuring der rekening en verantwoording door de meerderheid van de leden der
rederij bindt slechts hen, die daartoe hebben medegewerkt, behoudens dat zij ook een
lid dat aan de rekening en verantwoording niet heeft medegewerkt bindt, wanneer dit
lid nalaat de rekening en verantwoording in rechte te betwisten binnen Ć©Ć©n jaar, nadat
hij daarvan heeft kunnen kennis nemen en nadat de goedkeuring door de meerderheid
hem schriftelijk is medegedeeld.
De betrekking van de boekhouder eindigt, indien over hem een provisionele bewindvoerder
is benoemd, hij onder curatele is gesteld, terzake van krankzinnigheid in een gesticht
is geplaatst, in staat van faillissement is verklaard of indien ten aanzien van hem
de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard.
-
1 Is de boekhouder lid der rederij, dan heeft hij, indien de leden zijn betrekking doen
eindigen of hem een dringende reden hebben gegeven op grond waarvan hij zijnerzijds
de betrekking doet eindigen, het recht te verlangen, dat zijn aandeel door de overige
leden wordt overgenomen tegen zodanige prijs als deskundigen het op het tijdstip,
waarop hij de overneming verlangt, waard zullen achten. Hij heeft dit recht niet,
indien hij aan de leden der rederij een dringende reden heeft gegeven op grond waarvan
zij de betrekking doen eindigen.
-
2 Hij moet van zijn verlangen tot overneming kennis geven aan de leden der rederij
binnen een maand, nadat zijn betrekking is geƫindigd. Wanneer aan zijn verlangen niet
binnen een maand is voldaan of wanneer niet binnen twee weken na het overnemen van
zijn aandeel de daarvoor bepaalde prijs aan hem is voldaan, kan de rechter op een
binnen twee maanden door de boekhouder gedaan verzoek bevelen dat het schip wordt
verkocht. De wijze van verkoop wordt door de rechter bepaald.
-
3 Besluiten tot
-
a. aanstelling van een boekhouder die geen lid is van de rederij,
-
b. uitbreiding van de bevoegdheid van de boekhouder buiten de grenzen getrokken door
artikel 178 eerste lid,
-
c. het sluiten, voor meer dan zes maanden, van een rompbevrachting, een tijdbevrachting
of een overeenkomst, als genoemd in artikel 531 of artikel 991,
-
d. ontbinding der rederij tijdens de loop van een overeenkomst tot vervoer, van een overeenkomst
waarbij het schip ter beschikking van een ander is gesteld, of van een ter visvangst
ondernomen reis,
vereisen eenstemmigheid.
Indien tengevolge van staking der stemmen de exploitatie van het schip wordt belet,
kan de rechter op een binnen twee maanden door een lid der rederij gedaan verzoek
bevelen dat het schip wordt verkocht. De wijze van verkoop wordt door de rechter bepaald.
-
1 Indien is besloten omtrent enige buitengewone herstelling van het schip, omtrent benoeming
of ontslag van de kapitein, dan wel omtrent het aangaan van een vervoerovereenkomst
waarbij het schip ter beschikking van een ander wordt gesteld, kan ieder lid der rederij,
dat tot het besluit niet heeft medegewerkt of daartegen heeft gestemd, verlangen dat
zij die vĆ³Ć³r het besluit hebben gestemd, zijn aandeel overnemen tegen zodanige prijs,
als deskundigen het op het tijdstip, waarop hij de overneming verlangt, waard zullen
achten. Hij moet van zijn verlangen tot overneming kennisgeven aan de boekhouder of,
indien er geen boekhouder is, aan hen, die voorstemden, binnen een maand nadat het
besluit te zijner kennis is gebracht. Wanneer aan zijn verlangen niet binnen een maand
is voldaan of wanneer niet binnen twee weken na het overnemen van zijn aandeel de
daarvoor bepaalde prijs aan hem is voldaan, kan de rechter op een binnen twee maanden
door het lid der rederij gedaan verzoek bevelen dat het schip wordt verkocht. De wijze
van verkoop wordt door de rechter bepaald.
Artikel 175
[Vervallen per 19-07-2006]
De leden der rederij moeten naar evenredigheid van hun aandeel bijdragen tot de uitgaven
der rederij, waartoe bevoegdelijk is besloten.
De leden der rederij delen in de winst en het verlies naar evenredigheid van hun aandeel
in het schip.
-
1 Is een boekhouder aangesteld, dan is hij, onverminderd artikel 360 eerste lid en met uitsluiting van ieder lid der rederij, in alles wat de normale exploitatie
van het schip medebrengt, bevoegd voor de rederij met derden te handelen en de rederij
te vertegenwoordigen.
-
2 Indien de rederij in het handelsregister is ingeschreven kunnen beperkingen van de
bevoegdheid van de boekhouder aan derden, die daarvan onkundig waren, niet worden
tegengeworpen, tenzij deze beperkingen uit dat register blijken. Is de rederij niet
in het handelsregister ingeschreven, dan kunnen beperkingen van de bevoegdheid van
de boekhouder aan derden slechts worden tegengeworpen, wanneer hun die bekend waren.
Indien de rederij in het handelsregister is ingeschreven, kunnen de aanstelling van
een boekhouder of het eindigen van diens betrekking aan derden, die daarvan onkundig
waren, niet worden tegengeworpen zo lang niet inschrijving daarvan in het handelsregister
heeft plaats gehad. Is de rederij niet in het handelsregister ingeschreven dan kunnen
de aanstelling van een boekhouder of het eindigen van diens betrekking aan derden
slechts worden tegengeworpen wanneer dit hun bekend was.
-
1 Indien er geen boekhouder is, alsmede in geval van ontstentenis of belet van de boekhouder,
wordt de rederij vertegenwoordigd en kan voor haar worden gehandeld door een of meer
harer leden, mits alleen of tezamen eigenaars zijnde van meer dan de helft van het
schip.
-
2 In de gevallen genoemd in het eerste lid kunnen handelingen, die geen uitstel kunnen
lijden, zo nodig door ieder lid zelfstandig worden verricht en is ieder lid bevoegd
ten behoeve van de rederij verjaring te stuiten.
Voor de verbintenissen van de rederij zijn haar leden aansprakelijk, ieder naar evenredigheid
van zijn aandeel in het schip.
De rederij wordt niet ontbonden door de dood van een harer leden noch door diens faillissement,
het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen,
plaatsing ter zake van krankzinnigheid in een gesticht of plaatsing onder curatele.
Het lidmaatschap der rederij kan niet worden opgezegd; evenmin kan een lid van het
lidmaatschap der rederij worden vervallen verklaard.
Indien tot ontbinding der rederij is besloten, moet het schip worden verkocht. Indien
binnen twee maanden na het besluit het schip nog niet is verkocht, kan de rechter
op een binnen twee maanden door een lid der rederij gedaan verzoek, bevelen tot deze
verkoop over te gaan. De wijze van verkoop wordt door de rechter bepaald. Een besluit
tot verkoop of een ingevolge artikel 170, artikel 173 of artikel 174 gegeven bevel tot verkoop van het schip staat gelijk met een besluit tot ontbinding
der rederij.
Afdeling 2. Rechten op zeeschepen
De in deze afdeling aan de reder opgelegde verplichtingen rusten, indien het schip
toebehoort aan meer personen, aan een vennootschap onder firma, aan een commanditaire
vennootschap of aan een rechtspersoon, mede op iedere mede-eigenaar, beherende vennoot
of bestuurder.
Artikel 193
[Vervallen per 01-09-2005]
Artikel 194
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2023. Zie het
overzicht van wijzigingen]
-
3 In afwijking van het tweede lid is teboekstelling van een zeeschip dat in een buitenlands
register teboekstaat mogelijk, wanneer dit schip, nadat de teboekstelling ervan in
dat register is doorgehaald, een Nederlands schip in de zin van artikel 311 van het Wetboek van Koophandel zal zijn of wanneer dit schip als zeevissersschip is ingeschreven in een krachtens
artikel 3 der Visserijwet 1963 aangehouden register. Deze teboekstelling heeft evenwel slechts rechtsgevolg, wanneer
zij binnen 30 dagen is gevolgd door aantekening in de openbare registers, dat de teboekstelling
in het buitenlandse register is doorgehaald, of wanneer, ingeval de bewaarder van
een buitenlands register ondanks daartoe schriftelijk tot hem gericht verzoek doorhaling
weigert, van dit verzoek en van het feit dat er geen gevolg aan is gegeven, aantekening
in de openbare registers is geschied.
-
4 De teboekstelling wordt verzocht door de reder van het zeeschip. Hij moet daarbij
ter inschrijving overleggen een door hem ondertekende verklaring, dat naar zijn beste
weten het schip voor teboekstelling als zeeschip vatbaar is. Indien het een verzoek
tot teboekstelling als zeeschip in aanbouw betreft, gaat deze verklaring vergezeld
van een bewijs dat het schip in Nederland in aanbouw is. Indien het een verzoek tot
teboekstelling als zeeschip, niet zijnde een zeeschip in aanbouw of een zeevissersschip,
betreft, gaat deze verklaring vergezeld van een door of namens Onze Minister van Verkeer
en Waterstaat afgegeven verklaring als bedoeld in artikel 311a, eerste lid, van het Wetboek van Koophandel. Indien het een verzoek tot teboekstelling als zeevissersschip betreft, gaat deze
verklaring vergezeld van een bewijs dat het schip is ingeschreven in een krachtens
artikel 3 van de Visserijwet 1963 aangehouden register.
Artikel 194a
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
-
1 Zolang de teboekstelling in de openbare registers niet is doorgehaald heeft teboekstelling
van een zeeschip in een buitenlands register of vestiging in het buitenland van rechten
daarop, voor vestiging waarvan in Nederland inschrijving in de openbare registers
vereist zou zijn geweest, geen rechtsgevolg.
De enige zakelijke rechten, waarvan een in de openbare registers teboekstaand zeeschip
het voorwerp kan zijn, zijn de eigendom, de hypotheek, het vruchtgebruik en de in
artikel 211 en artikel 217 eerste lid onder b genoemde voorrechten.
Artikel 198
[Vervallen per 01-01-1992]
-
2 Bij toepassing van artikel 301 van Boek 3 ter zake van akten die op de voet van artikel 89 leden 1 en 4 van Boek 3 zijn bestemd voor de levering van zodanig zeeschip, kan de in het eerste genoemde
artikel bedoelde uitspraak van de Nederlandse rechter niet worden ingeschreven, zolang
zij niet in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 200
[Vervallen per 01-01-1992]
Eigendom, hypotheek en vruchtgebruik op een teboekstaand zeeschip worden door een
bezitter te goeder trouw verkregen door een onafgebroken bezit van vijf jaren.
Onverminderd het bepaalde in artikel 260, eerste lid, van Boek 3 wordt in de notariƫle akte waarbij hypotheek wordt verleend op een teboekstaand zeeschip
of op een recht waaraan een zodanig schip is onderworpen, duidelijk het aan de hypotheek
onderworpen schip vermeld.
Behoudens afwijkende, uit de openbare registers blijkende, bedingen omvat de hypotheek
de zaken die uit hoofde van hun bestemming blijvend met het schip zijn verbonden en
die toebehoren aan de reder van het schip. Artikel 266 van Boek 3 is niet van toepassing.
Indien de vordering rente draagt, strekt de hypotheek mede tot zekerheid voor de renten
der hoofdsom, vervallen gedurende de laatste drie jaren voorafgaand aan het begin
van de uitwinning en gedurende de loop hiervan. Artikel 263 van Boek 3 is niet van toepassing.
Op hypotheek op een aandeel in een teboekstaand zeeschip is artikel 177 van Boek 3 niet van toepassing; de hypotheek blijft na vervreemding of toedeling van het schip
in stand.
In geval van vruchtgebruik op een teboekstaand zeeschip zijn de bepalingen van artikel 217 van Boek 3 mede van toepassing op bevrachting voor zover die bepalingen niet naar hun aard uitsluitend
op pacht, huur van bedrijfsruimte of huur van woonruimte van toepassing zijn.
Afdeling 3. Voorrechten op zeeschepen
-
1 In geval van uitwinning van een zeeschip worden de kosten van uitwinning, de kosten
van bewaking tijdens deze uitwinning of verkoop, alsmede de kosten van gerechtelijke
rangregeling en verdeling van de opbrengst onder de schuldeisers uit de opbrengst
van de verkoop voldaan boven alle andere vorderingen, waaraan bij deze of enige andere
wet een voorrecht is toegekend.
-
2 In geval van verkoop van een gestrand, onttakeld of gezonken zeeschip, dat de overheid
in het openbaar belang heeft doen opruimen, worden de kosten der wrakopruiming uit
de opbrengst van de verkoop voldaan boven alle andere vorderingen, waaraan bij deze
of enige andere wet een voorrecht is toegekend.
Boven alle andere vorderingen waaraan bij deze of enige andere wet een voorrecht is
toegekend zijn, behoudens artikel 210, op een zeeschip bevoorrecht:
-
a. in geval van beslag: de vorderingen ter zake van kosten na het beslag gemaakt tot
behoud van het schip, daaronder begrepen de kosten van herstellingen, die onontbeerlijk
waren voor het behoud van het schip;
-
b. de vorderingen ontstaan uit de zee-arbeidsovereenkomsten, met dien verstande dat de
vorderingen met betrekking tot loon, salaris of beloningen slechts bevoorrecht zijn
tot op een bedrag over een tijdvak van twaalf maanden verschuldigd;
-
c. de vorderingen ter zake van hulpverlening alsmede ter zake van de bijdrage van het
schip in avarij-grosse;
-
d. de vorderingen ter zake van havengelden en maatregelen met betrekking tot een schip
die noodzakelijk waren ter waarborging van de veiligheid van de haven of van derden,
met dien verstande dat dit voorrecht vervalt doordat het schip een nieuwe reis aanvangt.
Wanneer een vordering uit hoofde van artikel 211 bevoorrecht is, zijn de renten hierop en de kosten ten einde een voor tenuitvoerlegging
vatbare titel te verkrijgen gelijkelijk bevoorrecht.
-
1 De bevoorrechte vorderingen, genoemd in artikel 211, nemen rang in de volgorde, waarin zij daar zijn gerangschikt.
-
2 Bevoorrechte vorderingen onder dezelfde letter vermeld, staan in rang gelijk, doch
de vorderingen genoemd in artikel 211 onder c nemen onderling rang naar de omgekeerde volgorde van de tijdstippen, waarop zij ontstonden.
De voorrechten, genoemd in artikel 211, strekken zich uit tot
-
a. alle zaken, die uit hoofde van hun bestemming blijvend met het schip zijn verbonden
en die toebehoren aan de reder van het schip;
-
b. de schadevergoedingen, verschuldigd voor het verlies van het schip of voor niet herstelde
beschadiging daarvan, daarbij inbegrepen dat deel van een beloning voor hulpverlening,
van een beloning voor vlotbrengen of van een vergoeding in avarij-grosse, dat tegenover
een zodanig verlies of beschadiging staat. Dit geldt eveneens wanneer deze schadevergoedingen
of vorderingen tot beloning zijn overgedragen of met pandrecht zijn bezwaard. Deze
schadevergoedingen omvatten echter niet vergoedingen welke zijn verschuldigd krachtens
een overeenkomst van verzekering van het schip, die dekking geeft tegen het risico
van verlies of avarij. Artikel 283 van Boek 3 is niet van toepassing.
-
1 De schuldeiser, die een voorrecht heeft op grond van artikel 211, vervolgt zijn recht op het schip, in wiens handen dit zich ook bevinde.
De vorderingen genoemd in artikel 211, onderdelen a en c, doen een voorrecht op het schip ontstaan en zijn alsdan daarop verhaalbaar, zelfs
wanneer zij zijn ontstaan tijdens de terbeschikkingstelling van het schip aan een
bevrachter, dan wel tijdens de exploitatie van het schip door een ander dan de reder,
tenzij aan deze de feitelijke macht over het schip door een ongeoorloofde handeling
was ontnomen en bovendien de schuldeiser niet te goeder trouw was. De vorderingen
genoemd in artikel 211 onder b doen een voorrecht op het schip ontstaan en zijn alsdan
daarop verhaalbaar, ongeacht of de reder de werkgever is van de zeevarende.