De staatssecretaris van Financiën,
Gelet op de artikelen 5, 31, 35, vijfde lid, 43, 53, derde lid, en 62, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221), alsmede artikel 26 van de Invorderingswet 1990 j° artikel 300 van de gemeentewet (Stb. 1931, 89), artikel 29 van de Bevoegdhedenwet waterschappen (Stb. 1978, 285),
artikel 13, veertiende lid, onderdeel a, van de Meststoffenwet (Stb. 1986, 598), artikel 61s, derde lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen
milieuhygiëne (Stb. 1988, 133) en artikel 23, vierde lid, onderdeel a, van het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren (Stb. 1985, 377),
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
-
1 Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 7a, 18, 19, 22bis, 25, 25a, 25b, 26, 31, 35, 42c, 44a, 44b, 53, 70b, 70ba, 70ca en 70cb van de Invorderingswet 1990 alsmede aan artikel 232e van de Provinciewet, artikel 255 van de Gemeentewet, artikel 144 van de Waterschapswet, artikel 8a.40 van de Wet luchtvaart en artikel 93a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in samenhang met artikel 26 van de Invorderingswet 1990.
Op het bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie inzake een in deze regeling
als voor bezwaar vatbaar aangeduide beschikking is hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘inspecteur’ wordt gelezen
‘ontvanger’.
-
1 Verzoeken tot uitstel van betaling, tot kwijtschelding of tot ontslag van betalingsverplichting
ingevolge deze regeling worden afgewezen door de ontvanger indien de voor de beoordeling
van het daartoe strekkende verzoek benodigde gegevens niet, onjuist of onvolledig
dan wel niet op de door de ontvanger aangegeven wijze zijn verstrekt.
-
2 Een ingevolge de hoofdstukken 1B, 1C en 1D te nemen besluit tot afwijzing, verlening of herziening van uitstel van betaling
of van kwijtschelding of een ingevolge die hoofdstukken of het derde lid te nemen
besluit tot gehele of gedeeltelijke beëindiging van uitstel van betaling, geschiedt
bij voor bezwaar vatbare beschikking.
-
3 Indien bij vermindering van een belastingaanslag het bedrag waarvoor op de voet van
het eerste lid van de artikelen 1d, 1e, 2, 3, 3a, 4a, 5, 5a, 6a, 6b, 6c, 6d en 40g uitstel van betaling is verleend, wijziging ondergaat, beëindigt de ontvanger, met
inachtneming van het bepaalde in de genoemde artikelen, het uitstel dienovereenkomstig.
De ontvanger maakt een ingevolge deze regeling ten aanzien van een belastingschuldige
genomen beschikking aan deze bekend door uitreiking of toezending van een gedagtekende
kennisgeving terzake.
Hoofdstuk Ibis. Gerechtelijke bewaring van roerende zaken
Hoofdstuk IA. Betalingsvordering en overheidsvordering
Afdeling 1. Algemene bepalingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
-
a.
betalingsvordering: vordering van de ontvanger als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet jegens een betaaldienstverlener op wie de belastingschuldige een vordering heeft
of uit een reeds bestaande rechtsverhouding zal verkrijgen;
-
b.
overheidsvordering: vordering als bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de wet;
-
c.
Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
-
d.
betaaldienstverlener: betaaldienstverlener als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
-
e.
betaalrekening: rekening bestemd voor het betalingsverkeer en ten aanzien waarvan opdrachten tot
automatische afschrijving kunnen worden gedaan;
-
f.
deelvordering: vordering als bedoeld in artikel 1ce, derde lid;
-
g.
uitvoeringsdatum: datum, waarop de overheidsvordering wordt uitgevoerd door de betaaldienstverlener,
waar de belastingschuldige een rekening houdt. Deze datum wordt bepaald door de ontvanger
bij het doen van de overheidsvordering;
-
h.
bestedingsruimte: saldo op een rekening vermeerderd met het maximale debetsaldo op die rekening dat
is toegestaan op grond van een overeenkomst inzake krediet die tussen de betaaldienstverlener
en de belastingschuldige is gesloten.
Afdeling 1a. Betalingsvordering
-
1 De betaaldienstverlener op wie de belastingschuldige een vordering heeft uit hoofde
van een tegoed op een betaal- of spaarrekening is gehouden aan een met inachtneming
van de artikelen 1cbis.2 tot en met 1cbis.4 gedane betalingsvordering te voldoen door betaling van de belastingaanslagen uit
dat tegoed, indien op het tijdstip van de bekendmaking van de beschikking, bedoeld
in artikel 1cbis.3:
-
2 Het eerste lid vindt geen toepassing ten aanzien van de belastingschuldige die op
grond van de basisregistratie personen geen adres in Nederland heeft. Op verzoek van
de belastingschuldige, bedoeld in de eerste zin, kan de ontvanger het eerste lid overeenkomstig
toepassen op basis van de door de belastingschuldige bij het verzoek over zijn leefsituatie
verstrekte gegevens.
-
1 De beschikking, bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van de wet, vermeldt welke van de bedragen, genoemd in artikel 1cbis.2, ten aanzien van de belastingschuldige van toepassing is en wordt verzonden aan de
betaaldienstverlener waar de belastingschuldige volgens de administratie van de Belastingdienst
een betaal- of spaarrekening aanhoudt.
-
2 Binnen 14 dagen na ontvangst van het ingevulde verklaringsformulier, bedoeld in het
eerste lid, zendt de ontvanger aan de betaaldienstverlener een bericht over de hoogte
van het te betalen bedrag en de in verband daarmee te gebruiken betalingsgegevens,
een bericht over het opeisbaar maken, bedoeld in artikel 1cbis.1, eerste lid, onderdeel b, of een bericht over het intrekken van de beschikking. Een betaling door de betaaldienstverlener
geschiedt binnen 14 dagen na de dagtekening van het bericht over het te betalen bedrag
of, ingeval dat bedrag nog door opzegging opeisbaar moet worden gemaakt, binnen 14
dagen nadat dat bedrag feitelijk beschikbaar is om door de betaaldienstverlener te
worden betaald. De verzending van een bericht aan de betaaldienstverlener door de
ontvanger blijft achterwege als uit het ingevulde verklaringsformulier, bedoeld in
het eerste lid, blijkt dat de belastingschuldige geen vordering heeft op de betaaldienstverlener
uit hoofde van een tegoed op een betaal- of spaarrekening of als het bedrag van die
vordering niet meer beloopt dan het ten aanzien van de belastingschuldige van toepassing
zijnde bedrag, bedoeld in artikel 1cbis.2, eerste lid, tenzij de betaaldienstverlener of de ontvanger verzending van een bericht wenselijk
acht.
-
3 De verzending van het verklaringsformulier en de verzending van de berichten die hiermee
samenhangen geschieden op dezelfde wijze als de wijze waarop de beschikking, bedoeld
in artikel 1cbis.3, eerste lid, is verzonden.
Afdeling 2. Overeenkomst overheidsvordering
Onze Minister sluit een overeenkomst inzake de overheidsvordering met de bank waar
de rekening wordt gehouden waarop de bedragen ingevorderd op grond van artikel 19, vierde lid, van de wet worden overgemaakt. De overeenkomst bevat in ieder geval de bepalingen die zijn opgenomen
in de bijlage bij deze regeling.
Afdeling 3. Uitvoering overheidsvordering
De overheidsvordering wordt gedaan op een betaalrekening die op naam of mede op naam
staat van de belastingschuldige.
De beschikking, bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van de wet, wordt elektronisch bekend gemaakt aan de betaaldienstverlener, waar de belastingschuldige
een betaalrekening houdt. De overheidsvordering wordt uitsluitend uitgevoerd volgens
de Europese systematiek van automatische afschrijving.
-
1 De betaaldienstverlener, waar de belastingschuldige een betaalrekening houdt, is bevoegd
tot terugboeking van het bedrag van de overheidsvordering of, indien deze is gesplitst,
de deelvordering, indien blijkt dat de bestedingsruimte op de betaalrekening van de
belastingschuldige op de uitvoeringsdatum ontoereikend is. Deze bevoegdheid vervalt
na vijf werkdagen volgend op de uitvoeringsdatum.
-
2 Werkdagen, in de zin van het eerste lid, zijn alle kalenderdagen, met uitzondering
van de zaterdag en zondag, de Nieuwjaarsdag, de Goede Vrijdag, de tweede Paasdag,
1 mei en de beide Kerstdagen.
Afdeling 4. Overheidsvordering en informatievoorziening aan belastingschuldige
De betaaldienstverlener, waar de belastingschuldige een betaalrekening houdt, vermeldt
op het papieren of elektronische afschrift van de af- of terugboeking op de betaalrekening
van de belastingschuldige, de door de ontvanger bij het doen van de overheidsvordering
geleverde gegevens.
De ontvanger informeert de belastingschuldige schriftelijk over de op zijn betaalrekening
uitgevoerde overheidsvordering of, indien deze is gesplitst, deelvordering binnen
zeven dagen nadat de termijn, genoemd in artikel 1cf, eerste lid, tweede volzin, is verstreken.
Hoofdstuk IAa. Mededelingsplicht bodemzaken
De mededeling, bedoeld in artikel 22bis, tweede en derde lid, van de wet, geschiedt door het invullen van het daartoe langs elektronische weg ter beschikking
gestelde modelformulier en het per post aan de ontvanger toezenden van het ingevulde
modelformulier.
Hoofdstuk IB. Uitstel van betaling, gespreide betaling en kwijtschelding van inkomstenbelasting
Afdeling 1. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting ter zake van stakingswinst
die bestemd is voor herinvestering in een andere onderneming
-
1 De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel
van betaling voor belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting, bedoeld in
artikel 25, vierde lid, eerste volzin, van de wet, mits wordt ingestemd met door de ontvanger nader te stellen voorwaarden.
-
2 Het uitstel eindigt uiterlijk op de dag waarop sedert de vervaldag van de voor de
belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn 12 maanden zijn verstreken,
dan wel, ingeval de uitsteltermijn is verlengd, die verlengde termijn is verstreken.
Afdeling 2. Uitstel van betaling en kwijtschelding van inkomstenbelasting inzake pensioen-
en lijfrenteaanspraken
-
1 De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel
van betaling voor belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting, bedoeld in
artikel 25, vijfde lid, eerste volzin, van de wet, mits voldoende zekerheid is gesteld en wordt ingestemd met de door de ontvanger
nader te stellen voorwaarden.
-
1 Indien de ontvanger het op de voet van artikel 1e verleende uitstel van betaling beëindigt omdat zich een in artikel 26, derde lid, van de wet bedoelde omstandigheid voordoet, verleent hij op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige
kwijtschelding van inkomstenbelasting tot een omvang als in genoemd derde lid bedoeld.
-
2 In de gevallen waarin op de voet van artikel 1e, derde lid, het uitstel van betaling is geëindigd, verleent de ontvanger de belastingschuldige
op diens schriftelijk verzoek kwijtschelding van belasting tot een bedrag gelijk aan
het dan nog openstaande bedrag.
Afdeling 3. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake kapitaalverzekering
eigen woning
[Vervallen per 01-01-2014]
Artikel 1g
[Vervallen per 01-01-2014]
Artikel 1h
[Vervallen per 01-01-2014]
Afdeling 4. Uitstel van betaling, gespreide betaling en kwijtschelding van inkomstenbelasting
inzake winst uit aanmerkelijk belang
-
1 De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel
van betaling van de door hem verschuldigde inkomstenbelasting in gevallen als bedoeld
in artikel 25, achtste lid, eerste volzin, van de wet, mits voldoende zekerheid is gesteld. Het schriftelijk verzoek en de zekerheidstelling
blijven achterwege:
-
a. in geval van emigratie van de belastingschuldige naar een andere lidstaat van de Europese
Unie;
-
b. in geval van geconserveerd inkomen als bedoeld in artikel 2.8, vierde, vijfde, zesde of zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, waarbij de verkrijger van de aandelen of winstbewijzen een natuurlijk persoon is
die woont in een andere lidstaat van de Europese Unie;
-
c. ingeval de belastingschuldige woont in een andere lidstaat van de Europese Unie en
de inkomstenbelasting is verschuldigd door de toepassing van artikel 7.5, vierde, vijfde, onderscheidenlijk zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting
2001 waarbij de verwervende of verkrijgende vennootschap in een andere lidstaat van de
Europese Unie is gevestigd, onderscheidenlijk de verplaatsing van de werkelijke leiding
geschiedt naar een andere lidstaat van de Europese Unie.
-
4 Op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige stemt de ontvanger in met aanpassing
van de gestelde zekerheid voor zover het bedrag van de verschuldigde inkomstenbelasting
waarvoor uitstel van betaling is verleend, is verminderd. Indien de belastingschuldige
zijn woonplaats verplaatst van een staat buiten de Europese Unie naar een lidstaat
van de Europese Unie, stemt de ontvanger in met intrekking van de gestelde zekerheid.
-
7 Op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige kan in geval van een vervreemding
in het kader van een aandelenfusie als bedoeld in artikel 3.55 van de Wet inkomstenbelasting 2001, een splitsing als bedoeld in artikel 3.56 van die wet of een fusie als bedoeld in artikel 3.57 van die wet, het uitstel worden voortgezet, in welk geval de aandelen in of de winstbewijzen
van de verkrijgende vennootschap voortaan worden geacht aan het verleende uitstel
ten grondslag te liggen.
-
8 Op schriftelijk verzoek van de belanghebbende kan in geval van een vervreemding in
de zin van artikel 4.16, eerste lid, onderdelen e of f, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of wegens een verdeling van een nalatenschap of een huwelijksgemeenschap binnen twee
jaren na het overlijden van de erflater onderscheidenlijk na de ontbinding van de
huwelijksgemeenschap het uitstel worden voortgezet. Ingeval de belastingaanslag inkomstenbelasting
betreft ter zake van geconserveerd inkomen door de toepassing van artikel 4.16, eerste
lid, onderdeel h, van de Wet inkomstenbelasting 2001 kan het uitstel van betaling
echter niet worden voortgezet voor zover het uitstel kan worden toegerekend aan het
vervreemdingsvoordeel dat ingevolge artikel 4.17a van de Wet inkomstenbelasting 2001 in aanmerking zou zijn genomen wanneer zowel de belastingschuldige als de verkrijger
in Nederland zouden hebben gewoond ten tijde van de overgang.
-
10 Ingeval aandelen of winstbewijzen die aan het uitstel ten grondslag liggen worden
geschonken kan op gezamenlijk schriftelijk verzoek van de belastingschuldige en de
verkrijger van die aandelen of winstbewijzen, het uitstel van betaling worden voortgezet
voor het gedeelte dat betrekking heeft op die aandelen of winstbewijzen, mits de verkrijger
reeds gedurende de 36 maanden die onmiddellijk voorafgaan aan het tijdstip van de
schenking in dienstbetrekking is van de vennootschap waarop de aandelen of winstbewijzen
direct of indirect betrekking hebben. Ingeval de belastingaanslag inkomstenbelasting
betreft ter zake van geconserveerd inkomen door de toepassing van artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, van de Wet inkomstenbelasting 2001 kan het uitstel van betaling echter niet worden voortgezet voor zover het uitstel
kan worden toegerekend aan het vervreemdingsvoordeel dat ingevolge artikel 4.17c van de Wet inkomstenbelasting 2001 in aanmerking zou zijn genomen wanneer zowel de belastingschuldige als de verkrijger
in Nederland zou hebben gewoond ten tijde van de schenking.
-
12 Indien de belastingschuldige niet voldoet aan de voorwaarden die de ontvanger aan
het verlenen of voortzetten van het uitstel van betaling heeft gesteld, of aan de
overige verplichtingen van dit artikel, kan de ontvanger het uitstel van betaling
intrekken.
-
1 De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel
van betaling van de door hem verschuldigde inkomstenbelasting in gevallen als bedoeld
in artikel 25, negende lid, van de wet en tot een omvang als bij dat artikel alsmede krachtens dat artikel in de navolgende leden is bepaald, mits wordt ingestemd
met door de ontvanger nader te stellen voorwaarden.
-
2 Het uitstel wordt verleend voor het bedrag aan belasting dat kan worden toegerekend
aan het voordeel wegens de vervreemding, bedoeld in artikel 25, negende lid, van de wet, mits dat bedrag € 2269 te boven gaat.
-
7 Voor de toepassing van artikel 25, negende lid, van de wet worden van de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte aangewezen: IJsland, Noorwegen en Liechtenstein.
-
1 De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel
van betaling van de door hem verschuldigde inkomstenbelasting in gevallen als bedoeld
in artikel 25, elfde lid, van de wet en tot een omvang als bij dat artikel alsmede krachtens dat artikel in de navolgende
leden is bepaald.
-
1 De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek kwijtschelding
van de door hem verschuldigde inkomstenbelasting in de gevallen als bedoeld in artikel 26, tweede, vierde of vijfde lid, van de wet en tot een omvang als in die leden bedoeld, met dien verstande dat het bedrag van
de kwijtschelding in totaal niet meer kan bedragen dan het bedrag van de belasting
waarvoor ter zake van het aandeel of winstbewijs uitstel van betaling is verleend.
Afdeling 5. Gespreide betaling van inkomstenbelasting wegens beëindiging van een
terbeschikkingstelling van een zaak
-
1 De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel
van betaling voor belastingaanslagen voor zover daarin is begrepen inkomstenbelasting
als bedoeld in artikel 25, veertiende lid, eerste volzin, van de wet, mits wordt ingestemd met door de ontvanger nader te stellen voorwaarden.
Afdeling 6. Gespreide betaling van inkomstenbelasting inzake staking en overbrenging
van de ondernemingswoning naar het privé vermogen
-
1 De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel
van betaling voor belastingaanslagen voorzover daarin is begrepen inkomstenbelasting
als bedoeld in artikel 25, zestiende lid, eerste volzin, van de wet, mits wordt ingestemd met door de ontvanger nader te stellen voorwaarden.
Afdeling 7. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake winst bij staking
door overlijden
-
1 De ontvanger verleent de erfgenamen van de belastingschuldige op hun schriftelijk
verzoek uitstel van betaling voor belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting,
bedoeld in artikel 25, zeventiende lid, van de wet, mits wordt ingestemd met door de ontvanger nader te stellen voorwaarden.
Afdeling 8. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake winst behaald door
overdracht onderneming aan een natuurlijke persoon die overdrachtsprijs schuldig is
gebleven
-
1 De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel
van betaling voor belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting in de gevallen
bedoeld in artikel 25, achttiende lid, van de wet, mits wordt ingestemd met door de ontvanger nader te stellen voorwaarden en een afschrift
is overgelegd van de overeenkomst waarbij de onderneming of een gedeelte van de onderneming
is overgedragen aan de natuurlijk persoon die de overdrachtsprijs geheel of gedeeltelijk
schuldig is gebleven. Uit deze overeenkomst moet blijken welk deel van de overdrachtsprijs
schuldig is gebleven, wat de duur van de overeengekomen aflossingsperiode is en in
welke termijnen de overdrachtsprijs wordt voldaan.
Hoofdstuk IC. Uitstel van betaling van schenk- of erfbelasting
Afdeling 1. Uitstel van betaling van schenk- of erfbelasting bij bedrijfsopvolging
Artikel 6
[Vervallen per 01-01-2010]
-
1 De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel
van betaling voor belastingaanslagen betreffende de schenk- of erfbelasting, bedoeld
in artikel 25, twaalfde lid, eerste volzin, van de wet, mits wordt ingestemd met door de ontvanger nader te stellen voorwaarden.
-
1 De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel
van betaling voor belastingaanslagen voorzover daarin is begrepen schenk- of erfbelasting
als bedoeld in artikel 25, dertiende lid, eerste volzin, van de wet, mits wordt ingestemd met door de ontvanger nader te stellen voorwaarden.
Afdeling 2. Uitstel van betaling van erfbelasting ter zake van de verkrijging van
de blote eigendom van een woning, bedoeld in artikel 35 g van de Succesiewet 1956
-
1 De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel
van betaling voor belastingaanslagen betreffende de erfbelasting, bedoeld in artikel 25, twintigste lid, eerste volzin, van de wet, mits wordt ingestemd met door de ontvanger nader te stellen voorwaarden.
Hoofdstuk ID. Uitstel van betaling van exitheffingen
-
1 De ontvanger verleent de belastingschuldige die een schriftelijk verzoek doet als
bedoeld in artikel 25a, vierde lid, van de wet uitstel van betaling voor belastingaanslagen voor zover daarin is begrepen inkomstenbelasting
als bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van de wet. Het uitstel wordt verleend onder
de voorwaarde dat bij het verzoek om uitstel van betaling aan de hand van schriftelijke
bescheiden het bedrag aannemelijk wordt gemaakt van de voordelen, bedoeld in artikel
25a, eerste lid, van de wet.
-
2 Gedurende de looptijd van het uitstel dient de belastingschuldige jaarlijks aan de
hand van schriftelijke bescheiden aannemelijk te maken dat de voordelen, bedoeld in
artikel 25a, eerste lid, van de wet, in dat jaar niet in aanmerking zouden zijn genomen indien hij belastingplichtig
in Nederland zou zijn gebleven.
-
4 Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25a, tweede lid, van de wet, stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
-
1 De ontvanger verleent de belastingschuldige die een schriftelijk verzoek doet als
bedoeld in artikel 25b, eerste lid, van de wet een gespreide betalingsregeling voor belastingaanslagen voor zover daarin is begrepen
vennootschapsbelasting als bedoeld in artikel 25b, eerste lid, van de wet. De betalingsregeling
wordt verleend onder de voorwaarde dat bij het verzoek om de betalingsregeling aan
de hand van schriftelijke bescheiden het bedrag aannemelijk wordt gemaakt van de voordelen,
bedoeld in artikel 25b, eerste lid, van de wet.
-
2 Gedurende de looptijd van de betalingsregeling dient de belastingschuldige jaarlijks
aan de hand van schriftelijke bescheiden aannemelijk te maken dat de voordelen, bedoeld
in artikel 25b, eerste lid, van de wet, in dat jaar niet in aanmerking zouden zijn genomen indien hij belastingplichtig
in Nederland zou zijn gebleven.
-
3 Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25b, vierde lid, van de wet, stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
Hoofdstuk IE. Uitstel van betaling van rijksbelastingen en toeslagen in de privésfeer
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Hoofdstuk II. Kwijtschelding in andere gevallen en ontslag van betalingsverplichting
-
1 De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek bij voor
administratief beroep vatbare beschikking kwijtschelding van de door hem verschuldigde
rijksbelastingen in andere gevallen dan die, bedoeld in de hoofdstukken IB en IC, op de voet van deze afdeling en de afdelingen 2 tot en met 5 van dit hoofdstuk.
-
2 Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden de belastingrente, de revisierente en
de bestuurlijke boeten die de belastingschuldige heeft belopen in verband met de in
dit hoofdstuk bedoelde belastingen, gelijkgesteld met de belastingen waarmee zij samenhangen.
-
2 Indien de ontvanger aannemelijk maakt dat gegronde vrees bestaat dat toepassing van
het eerste lid ertoe zal leiden dat goederen, waarop de belastingschuld waarvan kwijtschelding
is verzocht kan worden verhaald, zullen worden verduisterd, kan hij ondanks het verzoek
om kwijtschelding conservatoire en zo nodig executoriale maatregelen nemen. Voor zover
deze maatregelen een onherroepelijk karakter dragen is toestemming nodig van de directeur.
Afdeling 2. Kwijtschelding van rijksbelastingen in de privé-sfeer
Deze afdeling heeft betrekking op kwijtschelding van inkomstenbelasting verschuldigd
door natuurlijke personen die geen bedrijf of niet zelfstandig een beroep uitoefenen,
van loonbelasting verschuldigd door werknemers alsmede van erfbelasting, schenkbelasting,
recht van overgang en belastingen van rechtsverkeer verschuldigd door natuurlijke
personen.
Kwijtschelding wordt verleend voor:
-
1 Onder vermogen als bedoeld in artikel 11 wordt verstaan de waarde in het economische verkeer van de bezittingen van de belastingschuldige
en van zijn echtgenoot, bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet, verminderd met de schulden van de belastingschuldige en deze persoon die hoger bevoorrecht
zijn dan de rijksbelastingen.
-
3 Onder waarde, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, wordt verstaan de prijs die
de autohandel bereid is te betalen bij inkoop zonder gelijktijdige verkoop van een
andere auto.
-
4 Indien de uitgaven, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdelen b en c, verschuldigd zijn over een termijn van langer dan een maand wordt in plaats van
het per maand gemiddelde bedrag in aanmerking genomen het deel van het termijnbedrag
voor zover dat, gelet op de vervaldatum van de termijnbetaling, op het moment van
het verzoek om kwijtschelding redelijkerwijs kan worden aangemerkt als reservering
voor die termijnbetaling.
-
1 Onder betalingscapaciteit, bedoeld in artikel 11, wordt verstaan het positieve verschil in de periode van 12 maanden vanaf de datum
waarop het verzoek om kwijtschelding is ingediend van het gemiddeld per maand te verwachten
netto-besteedbare inkomen van de belastingschuldige in die periode en de gemiddeld
per maand te verwachten kosten van bestaan in die periode.
-
2 Het netto-besteedbare inkomen van de belastingschuldige, bedoeld in het eerste lid,
wordt vermeerderd met het gemiddeld per maand te verwachten netto-besteedbare inkomen
in de periode van twaalf maanden vanaf de datum waarop het verzoek om kwijtschelding
is ingediend van zijn echtgenoot, bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet.
-
1 Onder het netto-besteedbare inkomen, bedoeld in artikel 13, wordt verstaan het met de in artikel 15, eerste lid, vermelde uitgaven verminderde gezamenlijke bedrag van:
-
a. de aan inhouding van loonbelasting/premie voor de volksverzekeringen onderworpen inkomsten
verminderd met de wettelijke inhoudingen, zonder rekening te houden met de daarbij
eventueel in mindering gebrachte jonggehandicaptenkorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en de ingehouden pensioenpremies, bijdragen ingevolge een levensloopregeling en
premies ziektekostenverzekering;
-
b. uitkeringen voor levensonderhoud ingevolge de artikelen 157, 158 of 404 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
-
c. overige inkomsten met uitzondering van:
-
1°. de uitkeringen ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet;
-
2°.
[Red: vervallen;]
-
3°. de kinderopvangtoeslag, bedoeld in hoofdstuk 1, afdeling 2, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, en de tegemoetkomingen ingevolge de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
-
4°. de premie, bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, van de Participatiewet, alsmede een daarmee naar aard, strekking en omvang overeenkomende premie;
-
5°. de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet;
-
6°. de vergoeding voor de verzorging en opvoeding van een pleegkind in het kader van de
Jeugdwet;
-
7°. het kindgebonden budget, bedoeld in de Wet op het kindgebonden budget;
-
8°. de huurtoeslag, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet op de huurtoeslag, de krachtens de Participatiewet ontvangen woonkostentoeslag en de zorgtoeslag, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet op de zorgtoeslag;
-
9°. de inkomsten uit arbeid, bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, van de Participatiewet;
-
10°. een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk tot ten hoogste de
bedragen, genoemd in artikel 2, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
-
4 Indien de belastingschuldige zijn woning deelt met een of meer personen op wie de
norm, bedoeld in artikel 22a van de Participatiewet, van toepassing is, worden de nettowoonlasten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel
b, geacht gelijkelijk over ieder van deze personen te zijn verdeeld.
-
1 De kosten van bestaan, bedoeld in artikel 13, eerste lid, bedragen voor een belastingschuldige die wordt aangemerkt als:
-
a. een echtgenoot als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet: 90 percent van de bijstandsnorm, bedoeld in artikel 21, onderdeel b, van die wet;
-
b. een alleenstaande of een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b, van de Participatiewet: 90 percent van de bijstandsnorm, bedoeld in artikel 21, onderdeel a, van die wet.
-
2 De kosten van bestaan, bedoeld in artikel 13, eerste lid, bedragen, in afwijking van het eerste lid, voor een belastingschuldige die wordt
aangemerkt als:
-
a. een echtgenoot als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet, die, afgezien van zijn echtgenoot, niet met een of meer andere personen op wie de
kostendelersnorm, bedoeld in artikel 22a van die wet, van toepassing is, in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft en:
-
1°. die tezamen met zijn echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt: 90 percent van de norm, bedoeld in artikel 22, onderdeel b, van de Participatiewet;
-
2°. die alleen of waarvan de echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt: 90 percent van de norm, bedoeld in artikel 22, onderdeel c, van de Participatiewet;
-
b. een echtgenoot als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet, die zijn woning deelt met zijn echtgenoot en met een of meer andere personen op
wie de norm, bedoeld in artikel 22a van die wet, van toepassing is: 90 percent van de som van de norm, bedoeld in artikel 22a, eerste
lid, van die wet, die voor ieder van de echtgenoten afzonderlijk geldt;
-
c. een alleenstaande of een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b, van de Participatiewet, die niet met een of meer personen op wie de norm, bedoeld in artikel 22a van die wet, van toepassing is, in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft en die de pensioengerechtigde
leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt: 90 percent van de norm, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, van de Participatiewet;
-
d. een alleenstaande of een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b, van de Participatiewet, die zijn woning deelt met een of meer personen op wie de norm, bedoeld in artikel 22a van die wet, van toepassing is: 90 percent van de norm, bedoeld in artikel 22a, eerste lid, van
die wet.
-
4 De kosten van bestaan, bedoeld in artikel 13, eerste lid, bedragen, in afwijking van de vorige leden, voor de belastingschuldige die ter verzorging
of verpleging in een daartoe bestemde inrichting is opgenomen: de prijs die is verschuldigd
voor verzorging dan wel verpleging, verhoogd met twee derden van de op hem van toepassing
zijnde bijstandsnorm, genoemd in artikel 23 van de Participatiewet.
Artikel 17
[Vervallen per 01-01-2007]
Geen kwijtschelding wordt verleend ten belope van het bedrag van de te betalen belasting
waarop het verzoek betrekking heeft waarvan aannemelijk is dat dit bedrag kan worden
voldaan omdat:
-
a. binnen twee jaren na het verzoek als gevolg van sterk wisselende inkomens een hoger
inkomen is te verwachten; of
-
b. binnen een jaar na het verzoek een verbetering in de financiële omstandigheden is
te verwachten; of
-
c. binnen een jaar na het verzoek een belastingteruggaaf, anders dan de voorlopige teruggaaf,
bedoeld in artikel 14, tweede lid, kan worden verwacht.
Het vermogen en de betalingscapaciteit van zijn echtgenoot, bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet, wordt buiten beschouwing gelaten voor zover een door de belastingschuldige gedaan
verzoek om kwijtschelding betrekking heeft op belastingschulden die zijn ontstaan
voor de aanvang van de gezamenlijke huishouding.
-
1 Indien ten aanzien van de belastingschuldige de schuldsaneringsregeling natuurlijke
personen van toepassing is verklaard en deze overeenkomstig artikel 329 van de Faillissementswet een akkoord aanbiedt, verleent de ontvanger, de artikelen 8, eerste lid, onderdelen a, b, e, f en g, en tweede lid, en 10 tot en met 19 buiten toepassing latend, zijn medewerking aan de totstandkoming van dat akkoord,
mits:
-
1°. het te ontvangen deel van de belastingschuld of belastingschulden ten minste het dubbele
percentage bedraagt van hetgeen aan concurrente schuldeisers op hun vorderingen zal
worden uitgekeerd en van ten minste dezelfde omvang is als kan worden verkregen indien
de schuldsaneringsregeling zou worden voortgezet;
-
2°. reële vooruitzichten aanwezig zijn dat de belastingschuldige in staat is de fiscale
verplichtingen die opkomen na het tijdstip waarop de schuldsaneringsregeling natuurlijke
personen ten aanzien van hem van toepassing is verklaard, tijdig en volledig na te
komen;
-
3°. de ontvanger noch in uitkeringspercentage noch in tempo van betaling wordt achtergesteld
bij gelijkbevoorrechte schuldeisers, een en ander onder de voorwaarde dat het vonnis
van homologatie van het akkoord in kracht van gewijsde zal gaan.
-
2 Het eerste lid is, uitgezonderd hetgeen daarin met betrekking tot homologatie is vermeld,
van overeenkomstige toepassing op een buitengerechtelijk akkoord dat wordt aangeboden
in gevallen waarin, naar redelijkerwijs mag worden aangenomen, de belastingschuldige,
afgezien van de daarvoor te vervullen formaliteiten, in aanmerking zou komen voor
de toepassing van een schuldregeling als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet.
Afdeling 3. Kwijtschelding van rijksbelastingen in de zakelijke sfeer
Deze afdeling heeft betrekking op kwijtschelding van inkomstenbelasting verschuldigd
door natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefenen, van
vennootschapsbelasting, van loonbelasting verschuldigd door werkgevers, van omzetbelasting,
dividendbelasting, kansspelbelasting, accijnzen, verbruiksbelastingen van alcoholvrije
dranken en van pruimtabak en snuiftabak, van de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen en van erfbelasting, schenkbelasting, recht van overgang en
belastingen van rechtsverkeer verschuldigd door rechtspersonen.
Kwijtschelding wordt uitsluitend verleend indien dit geschiedt in het kader van een
akkoord met alle schuldeisers en er geen redelijke mogelijkheid aanwezig is om een
derde aansprakelijk te stellen.
Medewerking van de ontvanger aan een akkoord geschiedt slechts indien:
-
a. het te ontvangen deel van de belastingschuld:
-
1°. ten minste het dubbele percentage bedraagt van hetgeen aan concurrente schuldeisers
op hun vorderingen zal worden uitgekeerd;
-
2°. een substantiële omvang heeft, zowel absoluut als in relatie tot de totale belastingschuld;
-
3°. van ten minste dezelfde omvang is als kan worden verkregen door middel van executiemaatregelen;
-
b. de ontvanger noch in uitkeringspercentage noch in tempo van betaling wordt achtergesteld
bij gelijkbevoorrechte schuldeisers;
-
c. fiscale verplichtingen die opkomen tijdens de behandeling van het verzoek om kwijtschelding
tijdig en volledig worden nagekomen;
-
d. bij voortzetting van het bedrijf of zelfstandig beroep van de belastingschuldige na
de totstandkoming van het akkoord reële vooruitzichten aanwezig zijn voor de voortzetting
van de onderneming.
Afdeling 4. Kwijtschelding na staking bedrijf of zelfstandige beroepsuitoefening
Indien een natuurlijk persoon zijn bedrijf of zelfstandige beroepsuitoefening heeft
gestaakt en aannemelijk is dat die belastingschuldige in de toekomst geen bedrijf
of niet zelfstandig een beroep meer zal uitoefenen, wordt kwijtschelding van de belastingen,
bedoeld in artikel 20, verleend overeenkomstig het bepaalde in afdeling 2.
Indien de belastingschuldige zich niet kan verenigen met de beschikking, bedoeld in
artikel 7, eerste lid, kan hij binnen tien dagen na dagtekening van de kennisgeving waarmee de beschikking
is bekendgemaakt, een beroepschrift richten tot de directeur onder vermelding van
de gronden van het beroep. Het beroepschrift wordt ingediend bij de ontvanger.
Afdeling 6. Ontslag betalingsverplichting
-
3 De bepalingen van de afdelingen 1 tot en met 5 van dit hoofdstuk zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat een verzoek om ontslag
van betalingsverplichting van een natuurlijk persoon die geen bedrijf of niet zelfstandig
een beroep uitoefent wordt beoordeeld met overeenkomstige toepassing van afdeling 2 ongeacht de belasting waarop het verzoek betrekking heeft.
Afdeling 7. Kwijtschelding van enige andere belastingen en heffingen
Deze afdeling heeft betrekking op:
alsmede op de daarmee samenhangende bestuurlijke boeten.
-
3 Indien door de provinciale staten, de gemeenteraad of het algemeen bestuur van het
waterschap daartoe is besloten, worden met betrekking tot een verzoek om kwijtschelding
van de in artikel 27, onderdeel a, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel c, bedoelde belastingen en heffingen in afwijking van het eerste lid, onderdelen a
en b, als uitgaven als bedoeld in artikel 15, eerste lid, mede in aanmerking genomen de overeenkomstig artikel 1.7, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bepaalde kosten van kinderopvang verminderd met de kinderopvangtoeslag of met de
tegemoetkoming van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
in de te betalen kosten van kinderopvang, bedoeld in hoofdstuk 1, afdeling 2, van die wet.
Hoofdstuk III. Betalingskorting, invorderingsrente, kredietrente, en vertragingsrente
-
3 In de formules wordt met A aangegeven het aantal dagen van het tijdvak dat aanvangt
op de dag na de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende eerste betalingstermijn
en eindigt op de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende laatste betalingstermijn,
met B het aantal dagen van het tijdvak dat aanvangt op de dag na de dagtekening van
het afschrift van de uitspraak of de dagtekening van de kennisgeving waarmee de vermindering
of de herziening tot een lager bedrag van de belastingaanslag, wordt bekendgemaakt
en eindigt op de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende laatste betalingstermijn
en met P het rentepercentage voor de te verlenen of de terug te nemen betalingskorting.
Bij de bepaling van het aantal dagen waarover de te verlenen betalingskorting wordt
berekend, wordt:
-
a. de maand waarin de eerste betalingstermijn van de belastingaanslag vervalt, tot het
werkelijke aantal dagen in aanmerking genomen met dien verstande dat de maand februari
altijd op 28 dagen wordt gesteld;
-
b. een volle maand gesteld op 30 dagen.
Bij de bepaling van het aantal dagen waarover de terug te nemen betalingskorting wordt
berekend, wordt:
-
a. de maand waarin de dag na de dagtekening van het afschrift van de uitspraak of de
dagtekening van de kennisgeving waarmee de vermindering wordt bekendgemaakt valt,
tot het werkelijke aantal dagen in aanmerking genomen met dien verstande dat de maand
februari altijd op 28 dagen wordt gesteld;
-
b. een volle maand gesteld op 30 dagen.
De in rekening te brengen invorderingsrente wordt berekend over iedere betaling afzonderlijk.
-
2 Indien het bedrag van de betaling moet worden gesplitst in hoofdsom en invorderingsrente,
wordt gebruik gemaakt van de volgende formules:
= hoofdsom
betaling - hoofdsom = invorderingsrente.
Bij de bepaling van het aantal dagen waarover invorderingsrente wordt berekend, wordt:
-
a. de maand waarin de enige of laatste betalingstermijn van de aanslag vervalt, tot het
werkelijke aantal dagen in aanmerking genomen met dien verstande dat de maand februari
altijd op 28 dagen wordt gesteld;
-
b. een volle maand gesteld op 30 dagen en een jaar op 360 dagen.
Bij de enige of laatste betaling wordt een bedrag aan invorderingsrente van € 23 of
minder niet in rekening gebracht.
Bij uitstel van betaling voor een periode van drie jaren of langer kan de ontvanger
bedingen dat de in rekening te brengen invorderingsrente in afwijking van artikel 29 jaarlijks wordt betaald.
De artikelen 30, 31 en 32 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de kredietrente en de vertragingsrente.
Hoofdstuk IV. Aansprakelijkheid
Artikel 35
[Vervallen per 01-01-2004]
Artikel 36
[Vervallen per 01-01-2004]
Artikel 37
[Vervallen per 01-01-2004]
Artikel 38
[Vervallen per 01-01-2004]
Artikel 39
[Vervallen per 01-01-2004]
Artikel 40
[Vervallen per 01-01-2004]
Als goederen als bedoeld in artikel 42c van de wet worden de volgende goederen aangewezen, de toebehoren en onderdelen van die goederen
daaronder begrepen:
-
a. telecommunicatie- en computerapparatuur en -programmatuur;
-
b. foto-, film-, video- en geluidsapparatuur alsmede beeld- en geluiddragers zoals video-
en muziekcassettes en compactdiscs en digitale videodiscs;
-
c. landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor van meer dan 48 cc cilinderinhoud
of met een vermogen van meer dan 7,2 kW.
-
1 Ingeval een lijfrenteverplichting in een situatie als bedoeld in artikel 3.133, tweede lid, onderdeel h, van de Wet inkomstenbelasting 2001 overgaat of, beoordeeld aan het einde van het kalenderjaar, is overgegaan op een
niet in Nederland gevestigd pensioenfonds of lichaam dat het verzekeringsbedrijf uitoefent,
kan de ontvanger onder door hem te stellen voorwaarden aan de verzekeraar die op grond
van artikel 44a, eerste lid, van de wet aansprakelijk is een schriftelijke verklaring doen toekomen inhoudende een onherroepelijke
mededeling dat de aansprakelijkheid niet langer geldt voor de in dat artikel bedoelde
inkomstenbelasting en revisierente.
-
2 De ontvanger geeft de in het eerste lid bedoelde verklaring af op schriftelijk verzoek
van de verzekeraar die op grond van artikel 44a, eerste lid, van de wet aansprakelijk is, mits het niet in Nederland gevestigde pensioenfonds of lichaam
waarop de lijfrenteverplichting is overgegaan zich bij overeenkomst garant stelt voor
de voldoening van de in artikel 44a, eerste lid, van de wet bedoelde inkomstenbelasting en revisierente.
-
1 Ingeval een verplichting ingevolge een pensioenregeling in een situatie als bedoeld
in artikel 19b, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 overgaat op een niet in Nederland gevestigd pensioenfonds of lichaam dat het verzekeringsbedrijf
uitoefent, kan de ontvanger onder door hem te stellen voorwaarden aan de verzekeraar
die op grond van artikel 44b, eerste lid, van de wet aansprakelijk is een schriftelijke verklaring doen toekomen inhoudende een onherroepelijke
mededeling dat de aansprakelijkheid niet langer geldt voor de in dat artikel bedoelde loon- en inkomstenbelasting alsmede revisierente.
-
2 De ontvanger geeft de in het eerste lid bedoelde verklaring af op schriftelijk verzoek
van de verzekeraar die op grond van artikel 44b, eerste lid, van de wet aansprakelijk is, mits het niet in Nederland gevestigde pensioenfonds of lichaam
waarop de pensioenverplichting is overgegaan zich bij overeenkomst garant stelt voor
de voldoening van de in artikel 44b, eerste lid, van de wet bedoelde loon- en inkomstenbelasting alsmede revisierente.
Hoofdstuk IVA. Uitbetaling aan belastingschuldige
-
3 Indien op grond van artikel 7a, vierde lid, van de wet de uitbetaling plaatsvindt op een andere bankrekening dan die van de belastingschuldige,
vindt het gegevensverkeer met betrekking tot die uitbetaling tussen de Belastingdienst
en die rekeninghouder plaats met gebruikmaking van het burgerservicenummer van de
belastingschuldige.
-
4 Bij toepassing van het eerste lid, onderdelen a tot en met c, wijst het aldaar bedoelde
lid, de aldaar bedoelde gemeente of de aldaar bedoelde derde aan op welke bankrekening
wordt uitbetaald, ten behoeve van welke belastingschuldige en voor welke uitbetaling.
Voorts wordt melding gemaakt van de beëindiging van de in het eerste lid, onderdelen
a tot en met c, bedoelde overeenkomst.
Hoofdstuk V. Slot- en overgangsbepalingen
Op natuurlijke personen die een uitkering genieten ingevolge de Wet werk en inkomen kunstenaars, zoals deze op 31 december 2011 luidde, blijven de artikelen 10, tweede lid, 14, derde en vierde lid, en 28, eerste lid, onderdeel d, zoals die artikelen luidden op 30 juni 2013, van toepassing.
Artikel 40e
[Vervallen per 01-01-2016]
Artikel 40f
[Vervallen per 01-01-2015]
-
1 De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel
van betaling voor belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting, bedoeld in
artikel 70b, eerste lid, eerste volzin, van de wet, mits voldoende zekerheid wordt gesteld en wordt ingestemd met de door de ontvanger
nader te stellen voorwaarden. Het schriftelijke verzoek en de zekerheidstelling blijven
achterwege in geval van emigratie van de belastingschuldige naar een andere lidstaat
van de Europese Unie, Noorwegen, IJsland of Liechtenstein.
-
2 In afwijking van het eerste lid is voor het verlenen van kwijtschelding geen schriftelijk
verzoek nodig indien de belastingschuldige op het moment dat zich een omstandigheid
als bedoeld in artikel 70b, eerste lid, derde volzin, van de wet voordoet, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in Noorwegen, IJsland of
Liechtenstein woont.
Overeenkomst inzake de overheidsvordering
De ondergetekenden:
-
– (naam), (adres, postcode en woon- of vestigingsplaats), ingeschreven in het Handelsregister
bij de Kamer van Koophandel te (plaats) onder nummer (nummer), verder te noemen de
bank;
-
– Onze Minister, voor wie optreedt (naam).
Zijn overeengekomen als volgt:
-
1. Onze Minister opent hierbij een rekening bij de bank onder nummer (nummer) waarop
de bedragen ingevorderd op grond van artikel 19, vierde lid, van de wet worden overgemaakt.
-
2. De gegevens op grond waarvan overheidsvorderingen worden gedaan worden in digitale
vorm en overeenkomstig de Europese systematiek van automatische afschrijving geleverd
aan de bank.
-
3. Onze Minister is verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens, te weten het
rekeningnummer en het bedrag van de overheidsvordering, die worden geleverd bij het
doen van de overheidsvordering.
-
4. Onze Minister is verantwoordelijk voor de telefonische bereikbaarheid voor belastingschuldigen
op een gratis nummer.
-
5. De bank informeert Onze Minister over de op de rekening betrekking hebbende gegevens.
-
6. De bepalingen in deze overeenkomst strekken mede ten behoeve van de betaaldienstverlener
waar de belastingschuldige een betaalrekening houdt en indien op die betaalrekening
een overheidsvordering is uitgevoerd, en hebben dienovereenkomstig te gelden als een
onherroepelijk derdenbeding als bedoeld in artikel 253 en verder van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
Aldus overeengekomen en getekend,
te (plaats) op (datum)
Onze Minister,
voor deze:
De bank,