Besluit toepassingverklaring Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972

Geraadpleegd op 07-12-2024.
Geldend van 06-04-2005 t/m 24-05-2011

Besluit van 7 november 1989, houdende het van toepassing verklaren van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 21 juli 1989, nr. S/J 31.149/89, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken, Hoofdafdeling Wetgeving en Juridische Zaken;

Overwegende dat het noodzakelijk is uitvoering te geven aan de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bedoeld in artikel 1 van het op 20 oktober 1972 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, (Trb. 1974, 51) zoals gewijzigd;

Gelet op de artikelen 4, 20 en 31, tiende lid, van de Scheepvaartverkeerswet (Stb. 1988, 352);

De Raad van State gehoord (advies van 27 september 1989, nr. W09.89.0439);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 6 november 1989, nr. S/J 31.839/89, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken, Hoofdafdeling Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 De voor Nederland van kracht zijnde Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bedoeld in artikel 1 van het op 20 oktober 1972 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, (Trb. 1974, 51) zoals gewijzigd, zijn van toepassing op:

    • a. alle schepen die in Nederland zijn geregistreerd of die gerechtigd zijn de Nederlandse vlag te voeren, met uitzondering van schepen die het recht daartoe ontlenen aan de regels die in de Nederlandse Antillen of in Aruba terzake gelden:

      • 1°. in volle zee;

      • 2°. in de Nederlandse territoriale zee waaronder begrepen de wateren zeewaarts van de in artikel 4 vastgestelde lijn;

      • 3°. op alle niet-Nederlandse wateren die met de volle zee in verbinding staan en bevaarbaar zijn voor zeegaande schepen;

    • b. alle andere schepen in de Nederlandse territoriale zee waaronder begrepen de wateren zeewaarts van de in artikel 4 vastgestelde lijn.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder a, ten 2° en onder b, is niet van toepassing voor zover bij of krachtens de wet dan wel bij of krachtens een voor Nederland van kracht zijnd verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie afwijkende voorschriften zijn vastgesteld.

  • 3 Het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder a, ten 3°, is niet van toepassing voor zover door de daartoe bevoegde autoriteiten afwijkende voorschriften voor bedoelde wateren zijn vastgesteld.

Artikel 2

Voor de toepassing van dit besluit geldt de Nederlandse vertaling van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, zoals bekend gemaakt in het Tractatenblad.

Artikel 3

  • 1 Onze minister is bevoegd aanvullende of afwijkende voorschriften, bedoeld in Voorschrift 1, onder c en e, van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, vast te stellen.

  • 2 Onze minister maakt de verkeersscheidingsstelsels, bedoeld in Voorschrift 1, onder d, van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bekend in de Staatscourant.

Artikel 4

  • 1 De in artikel 1, eerste lid, bedoelde lijn loopt langs de zuidwestelijke grens van de Eemsmonding zoals omschreven in het Eems-Dollardverdrag (Trb. 1960, 69) tot het punt waar zij wordt gesneden door de lijn die loopt van de Grote Kaap op Rottumeroog (53°32'.7 N, 06°34'.7 O) over de lichttoren op Schiermonnikoog (53°29'.2 N, 06°08'.9 O) naar de Oostkaap op Ameland (53°27'.8 N, 05°55'.8 O), vervolgens van de lichttoren op Ameland (53°27'.0 N, 05°37'.6 O) naar de Noordkaap op Terschelling (53°26'.6 N, 05°32'.8 O), voorts van de lichttoren Brandaris op Terschelling (53°21'.7 N, 05°12'.8 O) naar de lichttoren Vuurduin op Vlieland (53°17'.8 N, 05°03'.6 O), dan van paal 35 ZW op Vlieland (53°13'.3 N, 04°52'.2 O) naar de lichttoren Eierland op Texel (53°11'.0 N, 04°51'.4 O), vervolgens van paal Onrust Z op Texel (52°59'.6 N, 04°43'.7 O) naar de lichttoren Kijkduin bij Den Helder (52°57'.4 N, 04°43'.7 O), vandaar langs de Noord- en Zuidhollandse kustlijn en de kustlijn van de Maasvlakte, van Voorne, Goeree, Schouwen, Noord-Beveland en Walcheren - en van de dammen daartussen - tot het snijpunt van de kustlijn van Walcheren met de lijn over de kerktorens van Aagtekerke en Domburg, vandaar tot de positie 51°37'.0 N, 03°27'.2 O, vandaar tot de positie 51°35'.6 N, 03°23'.3 O, vandaar tot de positie 51°34'.0 N, 03°22'.2 O, vandaar tot de positie 51°24'.7 N, 03°17'.9 O, en vandaar naar grenspaal 369 op de grens tussen Nederland en België. De lijn loopt over de zeehoofden van de havens.

  • 2 De in het eerste lid beschreven lijn is aangegeven op de bij dit besluit gevoegde kaart.

Artikel 5

  • 1 Overtreding van de tot de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, behorende Voorschriften 2, onder a, 5 tot en met 7, 8 onder a, b en d tot en met f, 9, 10 onder b tot en met j, 12 onder a, 13 onder a, c en d, 14 onder a en c, 15 tot en met 18, 19 onder b tot en met e, 22 tot en met 24, 25 onder a en c tot en met e, 26 onder a tot en met c en e, 27 onder a tot en met f, 29, 30 onder a, c en d, 31, 33, 34, 35 onder a tot en met j, 36 en 37, is een strafbaar feit.

  • 2 Onze Minister maakt de wijzigingen in de tot de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, behorende voorschriften, die gevolgen hebben voor de strafbaarheid ingevolge het eerste lid, bekend in de Staatscourant.

Artikel 6

  • 1 Het besluit van 4 augustus 1976 (Stb. 773), houdende vaststelling van Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, wordt ingetrokken, met dien verstande dat de krachtens dat besluit bekend gemaakte verkeersscheidingsstelsels worden geacht te zijn bekend gemaakt krachtens dit besluit.

  • 2 Het besluit van 13 mei 1981 (Stb. 314), houdende vaststelling van de lijn bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, ten 2° en onder b, van de Zeeaanvaringswet 1977 (Stb. 1979, 196), wordt ingetrokken.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 7 november 1989

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. R. H. Maij-Weggen

Uitgegeven de zestiende november 1989

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

ZAR - Gebied = Gebied waarop de Zeeaanvaringsbepalingen 1972 van toepassing zijn.

Bijlage 6589.png