Wet van 28 september 1989, houdende nieuwe bepalingen inzake het kiesrecht en de verkiezingen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe bepalingen inzake
het kiesrecht en de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer
der Staten-Generaal, alsmede van de leden van provinciale staten en de gemeenteraden,
vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: