Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

Geraadpleegd op 06-12-2024.
Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2012

Wet van 3 juli 1989, houdende administratiefrechtelijke afdoening van inbreuken op bepaalde verkeersvoorschriften

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels vast te stellen om op zichzelf niet ernstige gedragingen in strijd met verkeersvoorschriften, gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet en enkele andere wetten, in plaats van op strafrechtelijke wijze op administratiefrechtelijke wijze af te kunnen doen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet wordt verstaan onder:

    Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

    aanhangwagen, motorrijtuig, kenteken en rijbewijs: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

    bestuurder: alle weggebruikers behalve voetgangers;

    kentekenregister: het register, bedoeld in artikel 42 van de Wegenverkeerswet 1994;

    gedraging: een gedraging als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    administratieve sanctie: de aan de Staat te betalen geldsom, bedoeld in artikel 2;

    adres: aanduiding van straatnaam, huisnummer, plaatsnaam en postcode van het woonhuis van de betrokkene.

  • 2 In deze wet wordt mede verstaan onder:

    bestuurder: degene die wordt geacht een motorrijtuig onder zijn onmiddellijk toezicht te doen besturen;

    kenteken: het kenteken waaronder een motorrijtuig in het buitenland is geregistreerd, het registratienummer, vermeld op het registratiebewijs, afgegeven voor een motorrijtuig gebezigd ten behoeve van de strijdkrachten, alsmede enig ander registratienummer waaronder een motorrijtuig in Nederland mag worden geregistreerd;

    kentekenregister: een buitenlands register betreffende aldaar geregistreerde motorrijtuigen, de registratie betreffende motorrijtuigen gebezigd ten behoeve van de strijdkrachten, bijgehouden door Onze Minister van Defensie, alsmede enig andere registratie betreffende motorrijtuigen, waarvan de houder gerechtigd is deze in Nederland te voeren;

    rijbewijs: een door het bevoegde gezag in het buitenland afgegeven rijbewijs, alsmede een door het militaire gezag afgegeven rijbewijs.

Hoofdstuk II. Toepassingsgebied van de wet

Artikel 2

  • 1 Ter zake van de in de bijlage bij deze wet omschreven gedragingen die in strijd zijn met op het verkeer betrekking hebbende voorschriften gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994, de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, de Provinciewet of de Gemeentewet, kunnen op de wijze bij deze wet bepaald administratieve sancties worden opgelegd. Ingeval een administratiefrechtelijke sanctie wordt opgelegd zijn voorzieningen van strafrechtelijke of strafvorderlijke aard uitgesloten.

  • 2 Als gedragingen in de zin van het eerste lid worden niet beschouwd die gedragingen waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

  • 3 Voor elke gedraging bepaalt de in het eerste lid bedoelde bijlage de aan de Staat te betalen geldsom. Deze geldsom kan per gedraging niet meer zijn dan het bedrag van de geldboete van de eerste categorie.

  • 4 De in het derde lid bedoelde geldsom wordt voor personen die ten tijde van de gedraging nog geen zestien jaar oud waren, gehalveerd.

  • 5 De in het eerste lid bedoelde bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd. De voordracht van deze algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 6 Een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in het vijfde lid, wordt vastgesteld op voordracht van Onze Minister en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

Artikel 2a

De titels 4.4, 5.1 en 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op het opleggen en de inning van een administratieve sanctie en de administratiekosten op grond van deze wet.

Hoofdstuk III. Administratieve sanctie

Artikel 3

  • 1 Met het toezicht op de naleving van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde voorschriften zijn belast de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen ambtenaren.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd tot het opleggen van een administratieve sanctie ter zake van de door hen of op geautomatiseerde wijze vastgestelde gedragingen aan personen die de leeftijd van twaalf jaren hebben bereikt.

  • 3 De officier van justitie in het arrondissement waar de in het eerste lid bedoelde ambtenaren optreden, houdt toezicht op de wijze waarop zij van de hun verleende bevoegdheid gebruik maken. Hij kan daaromtrent beleidsregels vaststellen. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het toezicht op de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde ambtenaren van de hun verleende bevoegdheid gebruik maken en de intrekking van die bevoegdheid.

  • 4 Het College van procureurs-generaal houdt toezicht op de bij deze wet geregelde handhaving van verkeersvoorschriften. Het geeft daartoe bevelen aan de hoofden van de arrondissementsparketten.

Artikel 4

  • 1 De administratieve sanctie wordt opgelegd bij een gedagtekende beschikking. De beschikking bevat een korte omschrijving, onder verwijzing naar de aanduiding in de bijlage, van de gedraging ter zake waarvan zij is gegeven en het voor die gedraging bepaalde bedrag van de administratieve sanctie, de datum en het tijdstip waarop, alsmede de plaats waar de gedraging is geconstateerd. Bij ministeriële regeling worden het model van de beschikking en dat van de aankondiging van de beschikking vastgesteld, of de eisen waaraan het model moet voldoen.

  • 2 Zo mogelijk wordt aanstonds een aankondiging van de beschikking uitgereikt aan degene tot wie zij zich richt, of wordt deze achtergelaten in of aan het motorrijtuig. De bekendmaking van de beschikking geschiedt binnen vier maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden, door toezending van de beschikking aan het adres dat betrokkene heeft opgegeven of, indien dat niet mogelijk is en de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, aan het adres dat is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking gezonden naar het in de basisadministratie persoonsgegevens vermelde adres, tenzij dit hetzelfde is als hetgeen is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief ook op het in de basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adres onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking geacht aan de betrokkene bekend te zijn.

  • 3 In een geval als bedoeld in artikel 31, eerste lid, geschiedt de bekendmaking door uitreiking van de beschikking aan betrokkene. De weigering de beschikking in ontvangst te nemen, schort de bekendmaking daarvan niet op.

  • 4 De beschikking vermeldt de dag waarop krachtens artikel 23 de sanctie uiterlijk moet zijn voldaan. Tevens vermeldt de beschikking dat de sanctie dient te worden voldaan door middel van de toegezonden acceptgiro dan wel op een in die beschikking aangeduide plaats, alsmede de verhogingen die krachtens artikel 23, tweede lid, en artikel 25 op de administratieve sanctie vallen, indien deze niet tijdig wordt voldaan.

Artikel 5

Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Daarbij wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 8.

Artikel 5a

Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig, waarmee een aanhangwagen waarvoor een kenteken is vereist, wordt voortbewogen, dan wel waaraan een aanhangwagen waarvoor een kenteken is vereist, is gekoppeld, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het motorrijtuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Indien het kenteken van het motorrijtuig niet is vastgesteld, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van de aanhangwagen ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. In beide gevallen wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 8.

Artikel 5b

  • 1 Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarmee een niet-kentekenplichtige aanhangwagen wordt voortbewogen, dan wel waaraan een niet-kentekenplichtige aanhangwagen is gekoppeld, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het trekkend motorrijtuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven.

  • 2 Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een kentekenplichtige aanhangwagen, wordt de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van de aanhangwagen ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Indien het kenteken van de aanhangwagen niet is vastgesteld, dan wel indien de aanhangwagen niet kentekenplichtig is, wordt de administratieve sanctie opgelegd aan degene die ten tijde van de gedraging eigenaar of houder was van de aanhangwagen.

  • 3 Indien sprake is van een geval als bedoeld in het eerste of tweede lid dan wordt daarbij gewezen op het bepaalde in artikel 8.

Hoofdstuk IV. Administratief beroep en bezwaar bij de officier van justitie

Artikel 6

  • 1 Tegen de oplegging van de administratieve sanctie kan degene tot wie de beschikking is gericht, beroep instellen bij de officier van justitie in het arrondissement waar de gedraging is verricht. Indien niet kan worden vastgesteld in welk arrondissement de gedraging is verricht, kan beroep worden ingesteld bij de officier van justitie in het arrondissement van de woonplaats van de betrokkene.

  • 2 Onverminderd artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht vermeldt het beroepschrift de geboortedatum, de geboorteplaats en het geboortejaar van degene die het beroep heeft ingesteld, en het nummer van zijn giro- of bankrekening, indien hij die heeft.

Artikel 8

De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5 onderscheidenlijk artikel 5a, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven:

  • a. aannemelijk maakt dat tegen zijn wil door een ander van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen gebruik is gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen,

  • b. een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel

  • c. een vrijwaringsbewijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Kentekenreglement, of een verklaring als bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33 van het Kentekenreglement, overlegt waaruit blijkt dat hij ten tijde van de gedraging geen eigenaar of houder meer was van het betrokken motorrijtuig onderscheidenlijk de betrokken aanhangwagen.

In de onder a, b en c bedoelde gevallen is de officier van justitie bevoegd tot het opleggen van een administratieve sanctie aan degene die de gedraging heeft verricht of aan degene die de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel aan degene aan wie het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen werd overgedragen. De artikelen 4, 6 en 7 zijn alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de beschikking uiterlijk binnen acht maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden wordt bekendgemaakt.

Hoofdstuk V. Beroep bij de kantonrechter van de rechtbank

Artikel 9

  • 2 Het beroep kan worden ingesteld ter zake dat:

    • a. de gedraging niet is verricht of dat, buiten het geval van artikel 5, degene tot wie de beschikking is gericht, de gestelde gedraging niet heeft verricht;

    • b. de officier van justitie had moeten beslissen dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel dat hij, gelet op de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, een lager bedrag van de administratieve sanctie had moeten vaststellen;

    • c. de officier van justitie ten onrechte de beschikking niet op grond van artikel 8 heeft vernietigd.

Artikel 10

De officier van justitie brengt het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van de rechtbank van het arrondissement waarin de gedraging is verricht, dan wel, in het geval bedoeld in artikel 6, eerste lid, tweede volzin, bij de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van de betrokkene is gelegen.

Artikel 11

  • 1 Het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken worden door de officier van justitie aan de rechtbank ter kennis gebracht binnen zes weken nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.

  • 2 Indien de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoetgekomen is, kan de in het eerste lid bedoelde termijn zonodig met vier weken worden verlengd.

  • 3 De zekerheid wordt door de indiener bij het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden, bedoeld in artikel 1 van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau, gesteld, hetzij door middel van de aan betrokkene toegezonden accept-giro, hetzij anderszins door storting op de rekening van het Centraal Justitieel Incassobureau. De officier van justitie wijst de indiener van het beroepschrift na de ontvangst ervan op de verplichting tot zekerheidstelling en deelt hem mee dat de zekerheidstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling. Indien de zekerheidstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep door de kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 4 Alle op een beroepschrift betrekking hebbende stukken worden, indien zekerheidstelling heeft plaatsgevonden, nedergelegd ter griffie van de rechtbank. Hiervan wordt door de griffier mededeling gedaan aan degene die het beroep heeft ingesteld. De betrokkene of zijn gemachtigde kan binnen een door de kantonrechter bepaalde en aan hem door de griffier medegedeelde termijn, deze stukken inzien en daarvan afschriften of uittreksels vragen. Op de voor de verstrekking van afschriften en uittreksels aan de betrokkene of zijn gemachtigde in rekening te brengen vergoedingen is het ter zake bepaalde bij of krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

  • 1 De kantonrechter stelt, alvorens te beslissen, partijen in de gelegenheid om op een door de kantonrechter bepaalde dag en uur op een openbare zitting hun zienswijze nader toe te lichten. Zij worden daartoe door de griffier opgeroepen. De oproep aan degene die het beroep heeft ingesteld wordt gericht aan het in het beroepschrift vermelde adres.

  • 2 Degene die het beroep heeft ingesteld, kan zich ter zitting doen bijstaan of doen vertegenwoordigen door een advocaat of door een daartoe schriftelijk door hem gemachtigde.

  • 3 Ter zitting kunnen getuigen en deskundigen worden meegebracht, ten einde door de kantonrechter te worden gehoord. Deze kan ambtshalve of op verzoek ook andere personen als getuige of deskundige horen.

  • 4 De kantonrechter kan bevelen, dat getuigen niet zullen worden gehoord en tolken niet tot de uitoefening van hun taak zullen worden toegelaten dan na het afleggen van de eed of belofte.

  • 5 Zij leggen in dat geval ten overstaan van hem de eed of belofte af; de getuigen: dat zij zullen zeggen de gehele waarheid en niets dan de waarheid; de tolken: dat zij hun plichten als tolk met nauwkeurigheid zullen vervullen. De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten.

Artikel 13

  • 1 Indien de kantonrechter bevindt dat het beroep ontvankelijk is en dat de beslissing van de officier van justitie niet of niet ten volle gehandhaafd kan worden, verklaart de kantonrechter het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond en vernietigt of wijzigt het daarbij de bestreden beslissing.

  • 2 De beslissing van de kantonrechter is met redenen omkleed en wordt hetzij terstond, hetzij uiterlijk veertien dagen nadien, op een openbare zitting uitgesproken.

  • 3 De beslissing wordt in het proces-verbaal der zitting aangetekend. De aantekening bevat de gronden waarop de beslissing berust. Een afschrift van de aantekening van de beslissing wordt toegezonden aan partijen.

Artikel 13a

  • 2 In geval van een veroordeling in de kosten ten behoeve van een partij aan wie ter zake van het beroep op de kantonrechter, het bezwaar of het administratief beroep een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt het bedrag van de kosten betaald aan de griffier.

  • 3 Indien een partij in verband met de beroepsprocedure een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, betaalt de griffier de toe te kennen vergoeding aan de rechtsbijstandverlener. De rechtsbijstandverlener stelt de belanghebbende zoveel mogelijk schadeloos voor de door deze voldane eigen bijdrage. De rechtsbijstandverlener doet aan de Raad voor rechtsbijstand opgave van een kostenvergoeding door het bestuursorgaan.

  • 4 In geval van een veroordeling in de kosten ten behoeve van de indiener van het beroepschrift worden de kosten door de Staat der Nederlanden vergoed.

Artikel 13b

  • 1 In geval van intrekking van het beroep omdat de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de officier van justitie op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 13a in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek wordt bij de officier van justitie ingediend.

  • 2 De kantonrechter stelt de verzoeker zo nodig in de gelegenheid het verzoek schriftelijk toe te lichten en stelt de officier van justitie in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Hij stelt hiervoor termijnen vast. Indien het verzoek mondeling wordt gedaan, kan de kantonrechter bepalen dat het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer onmiddellijk mondeling geschieden.

  • 3 Indien het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer mondeling zijn geschied, sluit de kantonrechter het onderzoek.

  • 4 Indien het verzoek schriftelijk wordt toegelicht, nodigt de kantonrechter partijen uit ter zitting te verschijnen. Indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven, kan de kantonrechter bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. De kantonrechter kan ook ambtshalve besluiten het verzoek buiten zitting af te doen. De kantonrechter sluit vervolgens het onderzoek.

Hoofdstuk VI. Hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden

Artikel 14

  • 1 Degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld, alsmede de officier van justitie, kunnen tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, tenzij de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing niet meer bedraagt dan € 70.

  • 2 Eveneens kan degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld doch daarin met toepassing van het bepaalde in artikel 11, derde lid, niet-ontvankelijk is verklaard, tegen die beslissing hoger beroep instellen op de grond dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de zekerheid niet dan wel niet tijdig is gesteld dan wel ten onrechte niet heeft geoordeeld dat de indiener redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest.

Artikel 15

  • 1 In afwijking van artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt het instellen van hoger beroep door het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank van de kantonrechter tegen wiens beslissing het beroep is gericht.

  • 2 Nadat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken, zendt de griffier van de rechtbank het ingekomen beroepschrift met de stukken van het geding en een afschrift van de beslissing onverwijld ter griffie van het gerechtshof te Leeuwarden in.

Artikel 16

  • 1 Het gerechtshof beslist, behoudens het bepaalde in het tweede lid, in enkelvoudige kamers.

  • 2 De oudste in rang van de voorzitters van de meervoudige kamers regelt de verdeling van de werkzaamheden over de kamers. Indien de voorzitter de zaak niet vatbaar acht voor afdoening door een enkelvoudige kamer, wijst hij voor de behandeling van de zaak de meervoudige kamer aan.

  • 3 De voorzitter is bevoegd een reeds door een meervoudige kamer in behandeling genomen zaak op voordracht van die kamer te verwijzen naar een enkelvoudige kamer.

  • 4 Een enkelvoudige kamer kan een zaak in iedere stand van het geding naar een meervoudige kamer verwijzen.

Artikel 18

  • 1 Nadat het hoger beroep is ingesteld treedt de advocaat-generaal van het ressortsparket te Leeuwarden als partij in de plaats van de officier van justitie.

  • 2 De officier van justitie verstrekt de advocaat-generaal van het ressortsparket te Leeuwarden de nodige inlichtingen.

Artikel 19

  • 1 De griffier van het gerechtshof zendt een door hem voor eensluidend getekend afschrift van het beroepschrift onverwijld toe aan degene, die mede tot het instellen van hoger beroep gerechtigd was.

  • 2 Deze kan binnen vier weken nadat het afschrift is verzonden, bij het gerechtshof een ondertekend verweerschrift indienen.

  • 3 De griffier van het gerechtshof zendt een door hem voor eensluidend getekend verweerschrift onverwijld aan degene die hoger beroep heeft ingesteld. Deze kan binnen twee weken nadat het afschrift van het verweerschrift is verzonden schriftelijk een nadere toelichting geven op zijn beroep. Indien een nadere toelichting gegeven wordt, stelt het gerechtshof de in het eerste lid bedoelde persoon in de gelegenheid hierop eveneens binnen twee weken te reageren.

  • 4 Partijen kunnen afschriften van of uittreksels uit door hen omschreven stukken verkrijgen. Op de voor de verstrekking van afschriften of uittreksels in rekening te brengen vergoedingen is het bij of krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken bepaalde van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20

Het gerechtshof kan partijen en zonodig getuigen en deskundigen opdragen binnen een bepaalde termijn schriftelijk inlichtingen te geven of onder hen berustende stukken in te zenden.

Artikel 20a

  • 1 Een partij kan schriftelijk verzoeken om een behandeling ter zitting. Zodanig verzoek wordt ingediend bij het beroepschrift of, indien een verweerschrift is ingediend, uiterlijk binnen twee weken na verzending daarvan door het gerechtshof aan de wederpartij.

  • 2 De voorzitter van de kamer die de zaak in behandeling heeft bepaalt dag en uur van de behandeling ter zitting.

  • 3 De zitting is openbaar.

Artikel 20b

Indien de zaak op een zitting zal worden behandeld worden de stukken van het geding neergelegd ter griffie van het gerechtshof. Hiervan wordt door de griffier mededeling gedaan aan partijen, onder vermelding van de termijn waarbinnen deze stukken aldaar kunnen worden ingezien en dat daarvan afschriften of uittreksels kunnen worden gevraagd. Op de voor de verstrekking van afschriften of uittreksels in rekening te brengen vergoedingen is het bij of krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken bepaalde van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20c

  • 1 Indien de zaak op een zitting zal worden behandeld worden partijen uitgenodigd ter zitting. De oproep aan degene die hoger beroep heeft ingesteld wordt gericht aan het adres opgegeven in het beroepschrift in hoger beroep dan wel, in geval de officier van justitie hoger beroep heeft ingesteld, aan het door de betrokkene in het verweerschrift of in het beroepschrift bij de rechtbank opgegeven adres.

  • 2 Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, kan zich ter zitting laten bijstaan of zich door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.

  • 3 Ter zitting kunnen getuigen of deskundigen worden meegebracht ten einde door het gerechtshof te worden gehoord. Het gerechtshof kan ambtshalve of op verzoek ook andere personen als getuige of deskundige horen.

  • 4 Het gerechtshof kan bevelen dat getuigen niet zullen worden gehoord en tolken niet tot de uitoefening van hun taak zullen worden toegelaten dan na het afleggen van de eed of belofte.

  • 5 Ze leggen in dat geval ten overstaan van de voorzitter de eed of belofte af;

    de getuigen: dat zij zullen zeggen de gehele waarheid en niets dan de waarheid;

    de tolken: dat zij hun plichten als tolk met nauwkeurigheid zullen vervullen.

    De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten te vervullen.

  • 6 Van het verhandelde ter zitting wordt proces-verbaal opgemaakt, hetwelk door de voorzitter en de griffier wordt vastgesteld en ondertekend.

Artikel 20d

  • 1 Indien het gerechtshof het beroepschrift ontvankelijk acht, bevestigt het gerechtshof de beslissing van de kantonrechter, hetzij met overneming, hetzij met verbetering van de gronden, of doet het, met gehele of gedeeltelijke vernietiging van de bestreden beslissing van de kantonrechter, hetgeen de kantonrechter zou behoren te doen.

  • 2 Indien de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd op de in artikel 14, tweede lid, genoemde grond wijst het gerechtshof de zaak terug naar de rechtbank, tenzij door betrokkene de behandeling van het beroep door het gerechtshof zelf is verlangd. In geval van terugwijzing doet de kantonrechter recht met inachtneming van het arrest van het gerechtshof.

  • 3 Het arrest van het gerechtshof is met redenen omkleed. Het wordt op een openbare zitting uitgesproken. Indien de zaak ter zitting is behandeld wordt het arrest aangetekend in het proces-verbaal van die zitting en wordt het uiterlijk veertien dagen na de sluiting van het onderzoek ter zitting uitgesproken. Indien de zaak niet ter zitting is behandeld wordt het arrest op een door de voorzitter te bepalen dag uiterlijk zes weken nadat de laatste van de in artikel 19 bedoelde termijnen is verstreken uitgesproken.

  • 5 Een afschrift van het arrest wordt toegezonden aan partijen.

Hoofdstuk VII. Vervallen zekerheidstelling

Artikel 21

  • 1 De verplichting tot zekerheidstelling vervalt nadat ten aanzien van de opgelegde administratieve sanctie een onherroepelijke beslissing is genomen.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde beslissing inhoudt dat de opgelegde administratieve sanctie geheel of gedeeltelijk blijft gehandhaafd, wordt de verschuldigde administratieve sanctie op de zekerheidstelling verhaald.

Hoofdstuk VIII. De inning van de administratieve sanctie

Artikel 22

  • 1 Met de inning van de administratieve sancties is de officier van justitie belast.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent de inning voorschriften gegeven. Deze voorschriften hebben in ieder geval betrekking op de plaats en wijze van betaling van de administratieve sanctie, de administratiekosten, de verantwoording van de ontvangen geldbedragen, alsmede op de kosten van verhaal, de invorderingskosten daaronder begrepen.

  • 3 Een ieder is verplicht desgevorderd onverwijld aan de officier van justitie, die met de inning van de administratieve sanctie is belast, de inlichtingen te verstrekken welke naar het redelijk oordeel van het openbaar ministerie noodzakelijk zijn ten behoeve van de toepassing van het eerste lid van dit artikel. De artikelen 217 en 218 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23

  • 1 Uiterlijk binnen twee weken nadat een beschikking waarbij een administratieve sanctie is opgelegd, onherroepelijk is geworden, moeten de administratieve sanctie en de administratiekosten zijn voldaan.

  • 2 De sanctie wordt van rechtswege met vijftig procent verhoogd indien deze niet tijdig geheel wordt voldaan.

Artikel 24

Degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, is tot betaling van het ingevolge artikel 23 verhoogde bedrag verplicht binnen vier weken nadat de officier van justitie hem over de gewone post een aanmaning heeft toegezonden.

Artikel 25

  • 1 Indien degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd nalatig blijft de sanctie en de daarop gevallen verhoging geheel te voldoen binnen de in de aanmaning gestelde termijn van vier weken, wordt het inmiddels verschuldigde bedrag van rechtswege verder verhoogd met honderd procent van het bedrag van de sanctie en de daarop inmiddels gevallen verhoging, en kan door de officier van justitie verhaal worden genomen op de goederen, de inkomsten en het vermogen van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 26 en 27.

  • 2 Door de officier van justitie kan verhaal worden genomen gedurende twee jaar nadat ten aanzien van de administratieve sanctie een onherroepelijke beslissing is genomen.

  • 3 Het recht om verhaal te nemen vervalt door het overlijden van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd.

Artikel 26

  • 1 Verhaal op de goederen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd geschiedt krachtens een dwangbevel, medebrengende het recht om die goederen zonder vonnis aan te tasten.

  • 2 Het dwangbevel wordt in naam des Konings uitgevaardigd door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden. Het wordt ten uitvoer gelegd als een vonnis van de burgerlijke rechter.

  • 3 Tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan verzet worden gedaan, hetwelk niet gericht zal kunnen zijn tegen de beslissing waarbij de administratieve sanctie werd opgelegd. Verzet wordt gedaan bij een met redenen omkleed verzetschrift. Het verzetschrift wordt binnen twee weken na de betekening van het dwangbevel ingediend bij de rechtbank van het arrondissement waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. Wordt binnen twee weken na de betekening tot inbeslagneming overgegaan, dan wordt het verzetschrift binnen een week na de dag van inbeslagneming ingediend. Bij het verzetschrift worden het dwangbevel en een afschrift van het exploit van betekening van het dwangbevel overgelegd.

  • 4 Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is een griffierecht verschuldigd. De griffier wijst de indiener van het verzetschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie te zijn gestort. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het verzet niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 5 Indien de in het derde lid bedoelde stukken niet zijn overgelegd, deelt de griffier de indiener van het verzetschrift mee dat deze stukken binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling ter griffie dienen te zijn overgelegd. Indien dit laatste niet binnen deze termijn is geschied, wordt het verzet niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 6 De griffier brengt het verzetschrift en de daarop betrekking hebbende stukken ter kennis van de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden, ten einde hem in de gelegenheid te stellen daarover de nodige opmerkingen te maken. De officier van justitie stelt de betrokken gerechtsdeurwaarder ervan in kennis dat verzet is gedaan. De kantonrechter geeft zo spoedig mogelijk na afloop van deze termijn, na zo nodig degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te hebben gehoord, althans opgeroepen om te verschijnen, zijn met redenen omklede beschikking, welke onverwijld aan degene die het verzet heeft gedaan en aan de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden wordt medegedeeld. De artikelen 13a en 13b zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid.

  • 7 Indien de kantonrechter het verzet gegrond oordeelt, houdt de beschikking tevens in dat aan de indiener van het verzetschrift het door hem betaalde griffierecht wordt vergoed door de griffier. In de overige gevallen kan de kantonrechter bepalen dat het betaalde griffierecht wordt vergoed.

  • 8 Ten aanzien van derden die bij een inbeslagneming van goederen daarop geheel of gedeeltelijk recht menen te hebben, zijn de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.

  • 9 De kosten van het verhaal krachtens dit artikel worden op gelijke voet als de administratieve sanctie op degene aan wie deze sanctie is opgelegd verhaald. Onder de kosten van het verhaal zijn begrepen de invorderingskosten.

Artikel 26a

  • 1 De officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden, alsmede degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, kunnen tegen de beschikking van de kantonrechter binnen twee weken na de verzending van de mededeling van de beschikking van de kantonrechter hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden. Het beroepschrift wordt ingediend bij de griffie van de rechtbank die de beschikking heeft gegeven.

  • 2 Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is in zijn beroep slechts ontvankelijk na voorafgaande zekerheidstelling van het nog verschuldigde bedrag en van al de kosten. De zekerheid wordt gesteld bij het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden, bedoeld in artikel 1 van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau, door storting op de rekening van het Centraal Justitieel Incassobureau. De griffier van de rechtbank wijst de indiener van het beroepschrift op de verplichting tot zekerheidstelling en deelt hem mee dat de zekerheidstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling. Indien de zekerheidstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 3 Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is eveneens een griffierecht verschuldigd. De griffier van de rechtbank wijst de indiener van het beroepschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie te zijn gestort. Indien het griffierecht niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 4 Nadat de zekerheidstelling en de bijschrijving of de storting van het griffierecht hebben plaatsgevonden of nadat de termijnen voor het stellen van de zekerheid en de betaling van het griffierecht ongebruikt zijn verstreken, zendt de griffier van de rechtbank het beroepschrift met de daarop betrekking hebbende stukken en een afschrift van de beschikking van de kantonrechter onverwijld ter griffie van het gerechtshof in.

  • 7 Afschrift van de beschikking wordt door de griffier van het gerechtshof gezonden aan degenen die tot het instellen van hoger beroep gerechtigd waren.

Artikel 27

  • 1 Verhaal kan zonder dwangbevel worden genomen op:

    • a. inkomsten in geld uit arbeid van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd;

    • b. pensioenen, wachtgelden en andere uitkeringen waarop degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, aanspraak heeft;

    • c. het tegoed van een rekening bij een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te eigen bate vermag te beschikken.

  • 2 Verhaal met toepassing van het eerste lid geschiedt door middel van een schriftelijke kennisgeving van het openbaar ministerie dat met de inning van de administratieve sanctie is belast. De kennisgeving bevat een voor de uitoefening van het verhaal voldoende aanduiding van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, en vermeldt welk bedrag uit hoofde van de beschikking nog verschuldigd is, dan wel bij welke rechterlijke uitspraak de administratieve sanctie is opgelegd, alsmede de plaats waar de betaling moet geschieden. Zij wordt verstrekt aan degene onder wie het verhaal wordt genomen, en betekend aan degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. In het laatste geval zijn de artikelen 529 tot en met 532 en de artikelen 585 tot en met 588, 589 en 590 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Door de verstrekking van de kennisgeving is degene onder wie het verhaal wordt genomen, verplicht tot onverwijlde betaling aan de officier van justitie van het in de kennisgeving bedoelde bedrag voor zover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd op hem een opeisbare vordering heeft of verkrijgt. De officier van justitie bepaalt de termijn waarbinnen de betaling moet geschieden. De verplichting tot betaling vervalt zodra het uit hoofde van de beschikking verschuldigde bedrag is betaald of verhaald en uiterlijk wanneer acht weken na de dag van verstrekking van de kennisgeving zijn verstreken.

  • 4 Degene onder wie het verhaal wordt genomen, kan zich niet tegenover de officier van justitie beroepen op het tenietgaan of de vermindering van zijn schuld aan degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd door betaling of door verrekening met een tegenvordering dan in de gevallen waarin hij daartoe ook bevoegd zou zijn geweest bij een op het tijdstip van de betekening overeenkomstig het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelegd beslag onder derden. Indien een andere schuldeiser op de vordering waarop het verhaal wordt genomen, beslag heeft gelegd, is artikel 478 van het Wetboek van overeenkomstige toepassing. Het verhaal wordt voor de toepassing van de artikelen 33 en 301 van de Faillissementswet met een beslag onder derden gelijkgesteld.

  • 6 Iedere belanghebbende kan binnen een week na de betekening van de in het tweede lid bedoelde kennisgeving bij met redenen omkleed verzetschrift verzet doen tegen het verhaal. Artikel 26, derde tot en met negende lid, en artikel 26a zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7 De kosten van het verhaal krachtens dit artikel worden op gelijke voet als de administratieve sanctie op degene aan wie deze sanctie is opgelegd verhaald. Onder de kosten van het verhaal zijn begrepen de invorderingskosten.

Artikel 27a

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de staat geldbedragen, verkregen uit de tenuitvoerlegging van administratieve sancties, op een daarbij vast te stellen grondslag en naar daarbij vast te stellen regelen ten goede laat komen aan een rechtspersoon die krachtens het publiekrecht is ingesteld.

Artikel 28

  • 1 De officier van justitie te Leeuwarden kan, indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, bij de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd een vordering instellen om te worden gemachtigd om per gedraging waarvoor een administratieve sanctie is opgelegd het dwangmiddel gijzeling toe te passen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, voor ten hoogste één week. Indien degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd ingeschreven staat op een in de basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adres, maar niet op dat adres woonachtig is, dan wel indien degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, geschiedt de instelling van de bovenbedoelde vordering door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden bij de rechtbank te Leeuwarden. Een verleende machtiging om gijzeling toe te passen kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden, worden uitgevoerd.

  • 2 Op de vordering wordt niet beslist dan nadat degene aan wie de sanctie is opgelegd door de kantonrechter is gehoord, althans behoorlijk is opgeroepen. Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.

  • 3 De officier van justitie te Leeuwarden of de ambtenaar die door hem is belast met de toepassing van de gijzeling heeft voor het in gijzeling stellen van de betrokkene toegang tot elke plaats.

  • 4 De toepassing van het dwangmiddel wordt gestaakt, zodra het verschuldigde bedrag aan de instantie, belast met deze toepassing, is betaald. De toepassing van het dwangmiddel heft de verschuldigdheid niet op.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de tenuitvoerlegging van de gijzeling als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 28a

Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie te Leeuwarden het rijbewijs innemen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. De officier kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. De inneming van het rijbewijs duurt ten hoogste vier weken.

Artikel 28b

Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie te Leeuwarden het voertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden buiten gebruik stellen of, indien dit voertuig niet wordt aangetroffen, een soortgelijk voertuig waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, vermag te beschikken. De officier kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. De buitengebruikstelling duurt ten hoogste vier weken.

Artikel 29

  • 1 Indien degene wiens voertuig buiten gebruik kan worden gesteld door de officier van justitie te Leeuwarden niet terstond voldoet aan het overeenkomstig artikel 23, tweede lid, en artikel 25 verhoogde bedrag van de administratieve sanctie, is de officier van justitie bevoegd het voertuig op kosten van de betrokkene naar een door hem aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te doen stellen. Het voertuig wordt tussentijds aan de rechthebbende teruggegeven tegen betaling van het bedrag van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen, alsmede van de kosten van overbrenging en bewaring.

  • 2 De officier van justitie is tevens bevoegd om in het in het eerste lid bedoelde geval aan het voertuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. Het mechanisch hulpmiddel wordt tussentijds niet verwijderd dan nadat het bedrag van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen, alsmede de kosten van het aanbrengen en van het verwijderen ervan zijn voldaan.

  • 3 Indien twaalf weken na de aanvang van de buitengebruikstelling de rechthebbende zijn voertuig niet heeft afgehaald, wordt hij geacht zijn recht op de zaak te hebben opgegeven en is de officier van justitie bevoegd het voertuig om niet aan een derde in eigendom te doen overdragen, te doen verkopen of te doen vernietigen. Gelijke bevoegdheid bestaat ook binnen de bedoelde termijn, zodra het gezamenlijke bedrag van de opgelegde administratieve sanctie, de daarop gevallen verhoging, de kosten van het aanbrengen en het verwijderen, alsmede de kosten van overbrenging en bewaring, vermeerderd met de voor de verkoop, de eigendomsoverdracht om niet of de vernietiging geraamde kosten, in verhouding tot de waarde van het voertuig naar zijn oordeel onevenredig hoog zou worden.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de overbrenging, bewaring, eigendomsoverdracht om niet, verkoop, vernietiging, de berekening van de kosten van overbrenging en bewaring, alsmede omtrent hetgeen verder voor de uitvoering van dit artikel noodzakelijk is.

Artikel 30

  • 1 Degene wiens rijbewijs kan worden ingenomen door de officier van justitie te Leeuwarden, is verplicht op eerste vordering van de officier van justitie het rijbewijs in te leveren op een door de officier van justitie te bepalen tijdstip en aan te wijzen plaats.

  • 2 De termijn, bedoeld in artikel 28a, vangt aan op het tijdstip waarop de inlevering van het rijbewijs heeft plaatsgevonden.

  • 3 Indien aan de verplichting tot inlevering van het rijbewijs niet wordt voldaan, is de officier van justitie bevoegd dat rijbewijs op kosten van de in het eerste lid bedoelde persoon te doen inleveren. Afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

  • 4 De officier van justitie doet van het tijdstip, bedoeld in het eerste en in het tweede lid, onverwijld mededeling aan de beheerder van het rijbewijzenregister in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie doet op gelijke wijze mededeling van het tijdstip waarop het rijbewijs is teruggegeven.

Hoofdstuk IX. Voorlopige maatregelen

Artikel 31

  • 1 Indien de in artikel 3, eerste lid, bedoelde ambtenaren bij de uitoefening van de in artikel 3, eerste lid, omschreven bevoegdheid bevinden dat de bestuurder geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, dan wel geregistreerd staat voor het niet voldoen van een hem eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde administratieve sanctie, kunnen zij vorderen dat het bedrag van de opgelegde en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie en van de administratiekosten terstond zal worden voldaan dan wel dat zekerheid wordt gesteld dat het bedrag van de bedoelde sanctie tijdig zal worden voldaan.

  • 2 Indien de in artikel 3, eerste lid, bedoelde ambtenaren hebben vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is en waarvan aannemelijk is dat de kentekenhouder geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, dan wel dat de kentekenhouder geregistreerd staat voor het niet voldoen van een hem eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde sanctie, zijn zij bevoegd bij wijze van voorlopige maatregel het voertuig naar een door hen aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te stellen, dan wel aan het voertuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. Zij kunnen vorderen dat, alvorens het voertuig aan de bestuurder wordt teruggegeven, naast de kosten van overbrenging en bewaring, eveneens het bedrag van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten en van de eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde en inmiddels verschuldigde administratieve sanctie en de administratiekosten zal worden voldaan.

  • 3 Voldoening van het bedrag van de opgelegde administratieve sanctie en van de administratiekosten laat de bevoegdheid tegen de beschikking van de ambtenaar beroep in te stellen als omschreven in de artikelen 6 en 9 onverlet. Wordt het beroep gegrond verklaard, dan wordt het bedrag van de administratieve sanctie en van de administratiekosten teruggegeven. Artikel 29, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32

Indien aan de in artikel 31, eerste lid, bedoelde vordering niet wordt voldaan, is de ambtenaar bevoegd bij wijze van voorlopige maatregel het voertuig in bewaring te stellen, totdat het bedrag van de opgelegde en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie en van de administratiekosten, alsmede de inmiddels daarop gevallen kosten van de inbewaringstelling zijn voldaan. Daartoe kan hij op kosten van de bestuurder het voertuig naar een door hem aangewezen nabijgelegen plaats overbrengen of doen overbrengen en aldaar in bewaring doen stellen. Zo nodig roept hij hierbij de hulp van de sterke arm in. Artikel 29, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33

  • 1 Van iedere inbewaringstelling maakt de betrokken ambtenaar proces-verbaal op. Hij zendt dit proces-verbaal binnen vierentwintig uur aan de officier van justitie in het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied. Een afschrift van het proces-verbaal wordt gelijktijdig uitgereikt of toegezonden aan de bestuurder, alsmede aan degene aan wie het kenteken van het motorrijtuig is opgegeven. Daarbij wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 29, derde lid.

  • 2 Tegen een inbewaringstelling kan elke belanghebbende beroep instellen bij de rechtbank op grond dat

    • a. de inbewaringstelling met een algemeen verbindend voorschrift strijdt;

    • b. de ambtenaar van zijn in artikel 32 omschreven bevoegdheid op een kennelijk onredelijke wijze heeft gebruik gemaakt.

  • 4 Het beroepschrift wordt ingediend bij de officier van justitie in het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied. De officier van justitie brengt het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van de rechtbank van het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied.

  • 5 Het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken worden door de officier van justitie aan de rechtbank ter kennis gebracht binnen vier dagen nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.

  • 6 De kantonrechter beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na de dag waarop het beroepschrift bij de officier van justitie is ingediend. Ten aanzien van de behandeling van het beroepschrift en de uitspraak zijn de artikelen 11, tweede, derde en vierde lid, 12, 13, 13a en 13b van overeenkomstige toepassing.

  • 7 Indien de kantonrechter het beroepschrift gegrond acht, gelast hij de onmiddellijke teruggave van het voertuig.

  • 8 Het instellen van beroep schorst de bevoegdheid van de officier van justitie, bedoeld in artikel 29, derde lid, tot de dag na die waarop de kantonrechter zijn beslissing heeft gegeven.

Hoofdstuk X. Overige bepalingen

Artikel 34

  • 1 Met geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:

    • a. hij die niet voldoet aan vordering van een krachtens artikel 3, eerste lid, aangewezen toezichthouder;

    • b. hij die de gegevens waarop de in het eerste lid bedoelde vordering betrekking heeft, onjuist opgeeft;

    • c. hij die niet voldoet aan de in artikel 30 omschreven verplichting.

  • 2 Het strafbare feit is een overtreding.

Artikel 35

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent hetgeen verder ter uitvoering van deze wet nodig is.

Artikel 36

  • 2 Indien het verzetschrift wordt ingetrokken omdat de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzetschrift is tegemoetgekomen wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door de desbetreffende officier van justitie. In de overige gevallen kan de desbetreffende officier van justitie, indien het verzet wordt ingetrokken, het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.

Hoofdstuk XI. Slotbepalingen

Artikel 44

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 3 juli 1989

Beatrix

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

N. Smit-Kroes

Uitgegeven de zevenentwintigste juli 1989

De Minister van Justitie a.i.,

G. J. M. Braks

Bijlage , bedoeld in artikel 2 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

     

Afdeling A. Verkeer te land

     

Categorie-indeling B:

     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

     

5 – Voetgangers;

     

6 – Overige weggebruikers;

     

7 – Gezagvoerders/schippers;

     

8 – Een ieder.

       
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

1

2

3

4

5

6

7

8

     

Nummers K 006 – K 175: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994); Reglement Rijbewijzen (RR)

                 

K

010

 

als weggebruiker geen gevolg geven aan een aanwijzing door een opsporingsambtenaar gegeven

12 lid 1 WVW 1994

340

340

230

130

100

130

 

 

K

025

 

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het kentekenbewijs niet behoorlijk leesbaar is

36 lid 3 sub d WVW 1994

40

40

40

 

 

 

 

 
     

het kenteken niet behoorlijk zichtbaar aanwezig hebben op of aan

40 lid 1 WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

 

K

030

a

– een motorrijtuig

 

120

120

85

 

 

 

 

120

K

030

b

– de aanhangwagen

 

120

 

85

 

 

 

 

120

K

035

 

het ongeldig verklaarde kentekenbewijs niet binnen de bepaalde termijn inleveren bij de minister van Verkeer en Waterstaat

57 lid 3 WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

220

     

als houder van een kentekenbewijs niet op eerste vordering van een daartoe aangewezen persoon dat bewijs of één of meer delen van dat bewijs overgeven, omdat (voor) het voertuig waarvoor het kentekenbewijs is afgegeven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

K

040

a

– de verschuldigde belastingen en rechten niet zijn voldaan

60 lid 1 sub a WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

120

K

040

b

– niet voldoet aan de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde eisen

60 lid 1 sub b WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

120

K

040

e

– niet voldoet aan de in het kentekenbewijs vermelde voorschriften

60 lid 2 WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

120

     

voor een kentekenplichtig motorrijtuig van 3500 kg of minder

 

 

 

 

 

 

 

 

 

K

045

a

– is geen keuringsbewijs afgegeven

72 lid 1 WVW 1994

120

 

 

 

 

 

 

120

K

045

b

– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren

72 lid 2 sub b WVW 1994

120

 

 

 

 

 

 

120

     

voor een kentekenplichtig motorrijtuig of aanhangwagen van meer dan 3500 kg

 

 

 

 

 

 

 

 

 

K

046

a

– is geen keuringsbewijs afgegeven

72 lid 1 WVW 1994

390

 

 

 

 

 

 

390

K

046

b

– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren

72 lid 2 sub b WVW 1994

390

 

 

 

 

 

 

390

     

het afgegeven keuringsbewijs

 

 

 

 

 

 

 

 

 

K

050

a

– voldoet niet aan de vastgestelde eisen inzake inrichting en uitvoering

72 lid 2 sub a WVW 1994

40

 

 

 

 

 

 

40

K

050

b

– is niet behoorlijk leesbaar

72 lid 2 sub c WVW 1994

40

 

 

 

 

 

 

40

     

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs

 

 

 

 

 

 

 

 

 

K

060

a

– niet voldoet aan de gestelde eisen

107 lid 2 sub a WVW 1994

40

40

25

 

 

 

 

 

K

060

e

– zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, waarbij de geldigheidsduur één jaar of minder is verstreken

107 lid 2 sub b WVW 1994

85

85

55

 

 

 

 

 

K

060

c

– niet behoorlijk leesbaar is

107 lid 2 sub c WVW 1994

85

85

55

 

 

 

 

 

K

065

a

als bestuurder beneden de 18 jaar een motorrijtuig besturen (buitenlander met rijbewijs)

110 lid 1 WVW 1994

120

120

 

 

 

 

 

 
     

rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, tweewielige bromfiets, terwijl deze niet is voorzien van

110b WVW 1994 jo. 7a RR

 

 

 

 

 

 

 

 

K

090

aa

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

 

 

 

 

 

 

 

 

85

     

rijonderricht geven voor rijbewijs B terwijl het lesmotorrijtuig niet is voorzien van

 

 

 

 

 

 

 

 

 

K

090

a

– een dubbele bediening c.q. een onderbreker

110b WVW 1994 jo. 8 sub a RR

 

 

 

 

 

 

 

240

K

090

b

– een binnen en een buitenspiegel ten behoeve van de rij-instructeur

110b WVW 1994 jo. 8 sub b RR

 

 

 

 

 

 

 

240

K

090

c

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b WVW 1994 jo. 8 sub c RR

 

 

 

 

 

 

 

85

     

rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, drie- of vierwielige bromfiets, terwijl deze niet is voorzien van

110b WVW 1994 jo. 7a RR

 

 

 

 

 

 

 

 

K

090

bb

– een dubbele bediening c.q. onderbreker

 

 

 

 

 

 

 

 

240

K

090

cc

– een binnen- en buitenspiegel ten behoeve van de rijinstructeur

 

 

 

 

 

 

 

 

240

K

090

dd

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

 

 

 

 

 

 

 

 

85

K

106

 

rijonderricht geven terwijl de leerling de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt

110b lid 1 sub b WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

170

K

107

 

rijonderricht geven met een motorrijtuig dat is ingericht voor het vervoer van meer dan 8 personen terwijl de leerling nog geen 21 jaar is

110b lid 1 sub b WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

170

K

108

 

rijonderricht geven terwijl de leerling de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt (bromfietsrijbewijs)

110b lid 1 sub b WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

170

K

120

 

het niet inleveren van een rijbewijs waarvan de geldigheid is geschorst

131 lid 3 sub b WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

220

K

145

a

als bestuurder handelen in strijd met één of meer aan een ontheffing verbonden voorschrift(en), niet betrekking hebbend op de begeleiding of vakbekwaamheid

150 lid 2 WVW 1994

120

120

80

45

 

 

 

 
     

als bestuurder van een motorrijtuig niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

K

150

a

– het kentekenbewijs

160 lid 1 sub a WVW 1994

40

40

40

 

 

 

 

 

K

150

c

– het rijbewijs

160 lid 1 sub b WVW 1994

85

85

85

 

 

 

 

 

K

150

cd

– rijbewijs, niet zijnde rijbewijs AM

artikel VIII Wet van 28 juni 2006, wijziging WVW 1994 ivm invoer bromfietsrijbewijs (Stb. 2006, 322)

 

 

80

 

 

 

 

 

K

150

e

– de ontheffing

160 lid 1 sub d WVW 1994

40

 

 

 

 

 

 

 

K

150

f

– het ingevolge de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders vereiste getuigschrift

160 lid 1 WVW 1994

60

 

 

 

 

 

 

 

K

155

 

niet meewerken aan het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht

160 lid 5 WVW 1994

220

220

150

85

 

 

 

220

                         
     

Nummers S 005 – S 026, VA 004 – RV 101: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

                 
     

Categorie-indeling C: (maximumsnelheid)

                 
     

1 – motorvoertuigen (uitgezonderd categorie 2: vrachtauto’s, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen);

                 
     

2 – vrachtauto’s, autobussen, als bedrijfsauto aangemerkte kampeerauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg en motorvoertuigen met aanhangwagen;

                 
     

3 – bromfietsen, brommobielen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor;

                 
     

4 – land- of bosbouwtrekkers en motorvoertuigen met beperkte snelheid.

                 
     

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

                 
     

VIII. Maximum snelheid

                 
     

a. Algemeen

                 
     

als bestuurder niet in staat zijn, zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is

19 RVV 1990

               

S

005

a

– bij snelheden tot en met 80 km/h

 

240

240

160

         
     

Snelheidsoverschrijdingen

         
     

Noot snelheidsovertredingen algemeen

         
     

Indien een feitcode van toepassing is waarbij de snelheidsoverschrijding per kilometer is aangegeven en er wordt een waarde achter de komma gemeten, dan moet deze te allen tijde naar beneden worden afgerond op een hele kilometer.

         
     

b. Binnen de bebouwde kom

         
     

Noot:

         
     

* = recidiveregeling snelheid (zie punt 4.3.1 Richtlijnen voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het openbaar ministerie

         
     

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

1

2

3

4

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (gedragsregel)

20 sub a RVV 1990 (cat 1/2), 20 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub d en e RVV 1990 (cat 3), 22 sub c RVV 1990 (cat 4)

       

VA

004

 

– met 4 km/h

 

26

43

26

26

VA

005

 

– met 5 km/h

 

32

50

32

32

VA

006

 

– met 6 km/h

 

38

59

38

38

VA

007

 

– met 7 km/h

 

44

68

44

44

VA

008

 

– met 8 km/h

 

50

78

50

50

VA

009

 

– met 9 km/h

 

57

87

57

57

VA

010

 

– met 10 km/h

 

65

97

65

65

VA

011

 

– met 11 km/h

 

88

122

88

88

VA

012

 

– met 12 km/h

 

96

132

96

96

VA

013

 

– met 13 km/h

 

105

144

105

105

VA

014

 

– met 14 km/h

 

113

155

113

113

VA

015

 

– met 15 km/h

 

122

167

122

122

VA

016

 

– met 16 km/h

 

131

179

131

131

VA

017

 

– met 17 km/h

 

141

192

141

141

VA

018

 

– met 18 km/h

 

151

205

151

151

VA

019

 

– met 19 km/h

 

162

218

162

162

VA

020

 

– met 20 km/h

 

173

232

173

173

VA

021

 

– met 21 km/h

 

185

247

185

185

VA

022

 

– met 22 km/h

 

197

263

197

197

VA

023

 

– met 23 km/h

 

209

276

209

209

VA

024

 

– met 24 km/h

 

220

292

220

220

VA

025

 

– met 25 km/h

 

234

308

234

234

VA

026

 

– met 26 km/h

 

247

326

247

247

VA

027

 

– met 27 km/h

 

262

343

262

262

VA

028

 

– met 28 km/h

 

275

360

275

275

VA

029

 

– met 29 km/h

 

288

376

288

288

VA

030

 

– met 30 km/h

 

303

390

 

303

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (verkeersbord A1)

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VB

004

 

– met 4 km/h

 

26

43

26

26

VB

005

 

– met 5 km/h

 

32

50

32

32

VB

006

 

– met 6 km/h

 

38

59

38

38

VB

007

 

– met 7 km/h

 

44

68

44

44

VB

008

 

– met 8 km/h

 

50

78

50

50

VB

009

 

– met 9 km/h

 

57

87

57

57

VB

010

 

– met 10 km/h

 

65

97

65

65

VB

011

 

– met 11 km/h

 

88

122

88

88

VB

012

 

– met 12 km/h

 

96

132

96

96

VB

013

 

– met 13 km/h

 

105

144

105

105

VB

014

 

– met 14 km/h

 

113

155

113

113

VB

015

 

– met 15 km/h

 

122

167

122

122

VB

016

 

– met 16 km/h

 

131

179

131

131

VB

017

 

– met 17 km/h

 

141

192

141

141

VB

018

 

– met 18 km/h

 

151

205

151

151

VB

019

 

– met 19 km/h

 

162

218

162

162

VB

020

 

– met 20 km/h

 

173

232

173

173

VB

021

 

– met 21 km/h

 

185

247

185

185

VB

022

 

– met 22 km/h

 

197

263

197

197

VB

023

 

– met 23 km/h

 

209

276

209

209

VB

024

 

– met 24 km/h

 

220

292

220

220

VB

025

 

– met 25 km/h

 

234

308

234

234

VB

026

 

– met 26 km/h

 

247

326

247

247

VB

027

 

– met 27 km/h

 

262

343

262

262

VB

028

 

– met 28 km/h

 

275

360

275

275

VB

029

 

– met 29 km/h

 

288

376

288

288

VB

030

 

– met 30 km/h

 

303

390

 

303

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (verkeersbord A1 [30 km/h])

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VS

004

 

– met 4 km/h

 

43

93

43

43

VS

005

 

– met 5 km/h

 

50

105

50

50

VS

006

 

– met 6 km/h

 

59

119

59

59

VS

007

 

– met 7 km/h

 

67

132

67

67

VS

008

 

– met 8 km/h

 

77

145

77

77

VS

009

 

– met 9 km/h

 

86

158

86

86

VS

010

 

– met 10 km/h

 

97

171

97

97

VS

011

 

– met 11 km/h

 

122

202

122

122

VS

012

 

– met 12 km/h

 

132

217

132

132

VS

013

 

– met 13 km/h

 

143

233

143

143

VS

014

 

– met 14 km/h

 

155

247

155

155

VS

015

 

– met 15 km/h

 

167

263

167

167

VS

016

 

– met 16 km/h

 

179

280

179

179

VS

017

 

– met 17 km/h

 

192

296

192

192

VS

018

 

– met 18 km/h

 

205

314

205

205

VS

019

 

– met 19 km/h

 

218

332

218

218

VS

020

 

– met 20 km/h

 

232

350

232

232

VS

021

 

– met 21 km/h

 

247

369

247

247

VS

022

 

– met 22 km/h

 

263

388

263

263

VS

023

 

– met 23 km/h

 

278

 

278

278

VS

024

 

– met 24 km/h

 

294

 

294

294

VS

025

 

– met 25 km/h

 

309

 

309

309

VS

026

 

– met 26 km/h

 

326

 

326

326

VS

027

 

– met 27 km/h

 

343

 

343

343

VS

028

 

– met 28 km/h

 

360

 

360

360

VS

029

 

– met 29 km/h

 

376

 

376

376

VS

030

 

– met 30 km/h

 

390

   

390

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (verkeersbord A3)

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VC

004

 

– met 4 km/h

 

26

43

26

26

VC

005

 

– met 5 km/h

 

32

50

32

32

VC

006

 

– met 6 km/h

 

38

59

38

38

VC

007

 

– met 7 km/h

 

44

68

44

44

VC

008

 

– met 8 km/h

 

50

78

50

50

VC

009

 

– met 9 km/h

 

57

87

57

57

VC

010

 

– met 10 km/h

 

65

97

65

65

VC

011

 

– met 11 km/h

 

88

122

88

88

VC

012

 

– met 12 km/h

 

96

132

96

96

VC

013

 

– met 13 km/h

 

105

144

105

105

VC

014

 

– met 14 km/h

 

113

155

113

113

VC

015

 

– met 15 km/h

 

122

167

122

122

VC

016

 

– met 16 km/h

 

131

179

131

131

VC

017

 

– met 17 km/h

 

141

192

141

141

VC

018

 

– met 18 km/h

 

151

205

151

151

VC

019

 

– met 19 km/h

 

162

218

162

162

VC

020

 

– met 20 km/h

 

173

232

173

173

VC

021

 

– met 21 km/h

 

185

247

185

185

VC

022

 

– met 22 km/h

 

197

263

197

197

VC

023

 

– met 23 km/h

 

209

276

209

209

VC

024

 

– met 24 km/h

 

220

292

220

220

VC

025

 

– met 25 km/h

 

234

308

234

234

VC

026

 

– met 26 km/h

 

247

326

247

247

VC

027

 

– met 27 km/h

 

262

343

262

262

VC

028

 

– met 28 km/h

 

275

360

275

275

VC

029

 

– met 29 km/h

 

288

376

288

288

VC

030

 

– met 30 km/h

 

303

390

 

303

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1)

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VD

004

 

– met 4 km/h

 

43

93

43

43

VD

005

 

– met 5 km/h

 

50

105

50

50

VD

006

 

– met 6 km/h

 

59

119

59

59

VD

007

 

– met 7 km/h

 

67

132

67

67

VD

008

 

– met 8 km/h

 

77

145

77

77

VD

009

 

– met 9 km/h

 

86

158

86

86

VD

010

 

– met 10 km/h

 

97

171

97

97

VD

011

 

– met 11 km/h

 

122

202

122

122

VD

012

 

– met 12 km/h

 

132

217

132

132

VD

013

 

– met 13 km/h

 

143

233

143

143

VD

014

 

– met 14 km/h

 

155

247

155

155

VD

015

 

– met 15 km/h

 

167

263

167

167

VD

016

 

– met 16 km/h

 

179

280

179

179

VD

017

 

– met 17 km/h

 

192

296

192

192

VD

018

 

– met 18 km/h

 

205

314

205

205

VD

019

 

– met 19 km/h

 

218

332

218

218

VD

020

 

– met 20 km/h

 

232

350

232

232

VD

021

 

– met 21 km/h

 

247

369

247

247

VD

022

 

– met 22 km/h

 

263

388

263

263

VD

023

 

– met 23 km/h

 

278

 

278

278

VD

024

 

– met 24 km/h

 

294

 

294

294

VD

025

 

– met 25 km/h

 

309

 

309

309

VD

026

 

– met 26 km/h

 

326

 

326

326

VD

027

 

– met 27 km/h

 

343

 

343

343

VD

028

 

– met 28 km/h

 

360

 

360

360

VD

029

 

– met 29 km/h

 

376

 

376

376

VD

030

 

– met 30 km/h

 

390

   

390

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A3)

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VE

004

 

– met 4 km/h

 

43

93

43

43

VE

005

 

– met 5 km/h

 

50

105

50

50

VE

006

 

– met 6 km/h

 

59

119

59

59

VE

007

 

– met 7 km/h

 

67

132

67

67

VE

008

 

– met 8 km/h

 

77

145

77

77

VE

009

 

– met 9 km/h

 

86

158

86

86

VE

010

 

– met 10 km/h

 

97

171

97

97

VE

011

 

– met 11 km/h

 

122

202

122

122

VE

012

 

– met 12 km/h

 

132

217

132

132

VE

013

 

– met 13 km/h

 

143

233

143

143

VE

014

 

– met 14 km/h

 

155

247

155

155

VE

015

 

– met 15 km/h

 

167

263

167

167

VE

016

 

– met 16 km/h

 

179

280

179

179

VE

017

 

– met 17 km/h

 

192

296

192

192

VE

018

 

– met 18 km/h

 

205

314

205

205

VE

019

 

– met 19 km/h

 

218

332

218

218

VE

020

 

– met 20 km/h

 

232

350

232

232

VE

021

 

– met 21 km/h