Wet invoering en aanvulling van de vereenvoudiging van de tariefstructuur in de loon- [...] en wijzigingen van de regeling betreffende aftrekposten

Geraadpleegd op 02-12-2024.
Geldend van 01-01-1991 t/m heden

Wet van 27 april 1989, houdende inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging tariefstructuur en aftrekposten in de loon- en inkomstenbelasting en in aanvulling op die wet wijzigingen van de loonbelasting en de inkomstenbelasting inzake vaststelling van het tarief en beperking van de aftrekbaarheid van gemengde kosten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen voor de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging tariefstructuur en aftrekposten in de loon- en inkomstenbelasting en in aanvulling daarop voor die belastingen een tarief vast te stellen en beperkingen aan te brengen in de aftrekbaarheid van gemengde kosten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

  • A De Wet vereenvoudiging tariefstructuur en aftrekposten in de loon- en inkomstenbelasting (Stb. 1989, 122) treedt inwerking met ingang van 1 januari 1990, met dien verstande dat:

    • a. het in artikel I, onderdeel GGG, van die wet opgenomen artikel 66a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Stb. 519) voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot middelingstijdvakken die op of na die datum aanvangen;

    • b. artikel III van die wet toepassing vindt met ingang van 1 januari 1991;

    • c. artikel IV van die wet voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot de heffing over het jaar dat aanvangt met of in het kalenderjaar 1990;

    • d. het in artikel V, onderdeel B, van die wet opgenomen artikel 3, tweede lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 (Stb. 621) toepassing vindt met ingang van de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de onderhavige wet wordt geplaatst.

Artikel IV

De zelfstandigenaftrek als bedoeld in artikel 44m van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt op schriftelijk verzoek verhoogd met f 3300 voor het kalenderjaar 1990, met f 2200 voor het kalenderjaar 1991 en met f 1100 voor het kalenderjaar 1992 ten aanzien van de in het desbetreffende jaar in tariefgroep 2 als bedoeld in artikel 54 van genoemde wet ingedeelde ongehuwde belastingplichtige die in dat jaar winst in de zin van genoemd artikel 44m geniet van minder dan f 29 000 en die tevens in elk van de kalenderjaren 1987, 1988 en 1989 heeft voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. ten aanzien van hem is zelfstandigenaftrek toegepast;

  • b. hij is ingedeeld in tariefgroep II als bedoeld in artikel 55 van genoemde wet, zoals dat artikel luidde voor die jaren;

  • c. met toepassing van artikel 42 van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1985, 181) onderscheidenlijk artikel 45 van de Algemene Weduwen- en Wezenwet ( Stb. 1965, 429), zoals die artikelen luidden voor die jaren, is het door hem verschuldigde bedrag aan premies volksverzekeringen of premievervangende belasting niet of gedeeltelijk ingevorderd.

Artikel V

  • 1 Ten aanzien van de in Nederland wonende belastingplichtige die voor de heffing van de inkomstenbelasting over het kalenderjaar 1990 onderscheidenlijk 1991 zou moeten worden ingedeeld in tariefgroep 2 geldt voor het desbetreffende jaar, in afwijking in zoverre van artikel 53 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, als belastingvrije som de basisaftrek vermeerderd met de overgangstoeslag alleenstaanden, mits de belastingplichtige:

    • a. bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 27 jaar doch niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;

    • b. in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden, ongehuwd zijnde, een huishouding voor zich alleen heeft gevoerd dan wel een huishouding heeft gevoerd met geen ander dan een of meer eigen kinderen, stiefkinderen of pleegkinderen die bij de aanvang van het jaar de leeftijd van 27 jaar niet hebben bereikt;

    • c. in het kalenderjaar een inkomen heeft genoten dat na verrekening van verliezen uit voorafgaande jaren niet meer bedraagt dan f 35 000;

    • d. in het kalenderjaar niet in aanmerking komt voor de verhoging van de zelfstandigenaftrek als bedoeld in artikel IV.

    Voor de toepassing van deze bepaling wordt als ongehuwd aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenoot.

  • 2 De overgangstoeslag alleenstaanden bedraagt voor het kalenderjaar 1990 f 1125 en voor het kalenderjaar 1991 f 845.

  • 3 De belastingplichtige die de overgangstoeslag alleenstaanden geniet dan wel zou genieten indien zou zijn voldaan aan de voorwaarde van het eerste lid, eerste volzin, onderdeel c, wordt, in afwijking van artikel 54 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, ingedeeld in tariefgroep 6.

  • 4 Het bepaalde in de vorige leden vindt voor zoveel mogelijk overeenkomstige toepassing voor de heffing van de loonbelasting mits de werknemer voldoet aan de voorwaarde dat hij een huishouding als bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, onderdeel b, hetzij de afgelopen zes maanden heeft gevoerd, hetzij vermoedelijk de eerstkomende zes maanden zal voeren. De overgangstoeslag alleenstaanden wordt verwerkt in de in artikel 25, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 bedoelde loonbelastingtabellen en wel tot een tijdvakloon dat is afgestemd op het in het eerste lid, eerste volzin, onderdeel c, vermelde bedrag aan inkomen.

  • 5 Voor het kalenderjaar 1991 wordt in het eerste lid, onderdeel a, "27 jaar" vervangen door: 28 jaar.

Artikel VII

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1990, met dien verstande dat artikel I, onderdeel A, letter d, en artikel VI toepassing vinden met ingang van de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij worden geplaatst.

  • 2 Deze wet kan worden aangehaald als: Wet invoering en aanvulling van de vereenvoudiging van de tariefstructuur in de loon- en inkomstenbelasting en wijzigingen van de regeling betreffende aftrekposten.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 27 april 1989

Beatrix

De Minister van Financiën,

H. O. C. R. Ruding

De Staatssecretaris van Financiën,

H. E. Koning

Uitgegeven de achtentwintigste april 1989

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes