Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige onjuistheden te herstellen in de Wet vereenvoudiging tariefstructuur en aftrekposten in de loon- en inkomensbelasting, de Wet invoering en aanvulling van de vereenvoudiging van de tariefstructuur in de loon- en inkomstenbelasting en wijziging van de regeling betreffende aftrekposten en de Wet op de inkomstenbelasting 1964;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
1 In afwijking van artikel 45, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 zijn tevens persoonlijke verplichtingen over kalenderjaren of gedeelten van kalenderjaren die eindigen vóór 1 januari 1990 verschuldigde premies en premievervangende belasting ingevolge de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1985, 181) en de Algemene Weduwen- en Wezenwet (Stb. 1965, 429) alsmede bij wege van aanslag geheven dan wel verhaalde premies en premievervangende belasting ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb. 1967, 655), de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (Stb. 1987, 90) en de Algemene Kinderbijslagwet (Stb. 1980, 1). De in de vorige volzin bedoelde premies en premievervangende belasting, alsmede de negatieve persoonlijke verplichtingen ter zake daarvan, worden voor de toepassing van
a. artikel 5, derde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 aangemerkt als persoonlijke verminderingen en vermeerderingen van het onzuivere inkomen;
b. artikel 5, tiende en elfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 aangemerkt als bestanddelen van het inkomen van het in die bepalingen bedoelde kind.
2 In afwijking van artikel 48, derde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt bij de bepaling van het binnenlandse inkomen het binnenlandse onzuivere inkomen voorts verminderd met de als persoonlijke verplichtingen aan te merken premies en premievervangende belasting bedoeld in het eerste lid, eerste volzin.
3 Indien het kalenderjaar 1987 als laatste jaar is begrepen in een tijdvak waarover een teruggaaf is verleend als bedoeld in artikel 67, onderdeel a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en in artikel 2, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 1964 (Stb. 524) zoals deze artikelen luidden onmiddellijk voor de inwerkingtreding van deze wet, geldt voor de kalenderjaren 1988 en 1989, in afwijking in zoverre van die artikelen, in plaats van een tijdvak van drie aaneengesloten gehele kalenderjaren een tijdvak van twee aaneengesloten gehele kalenderjaren.
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Ter bevordering van een goede uitvoering van artikel 62, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en artikel 27, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 kunnen voor de eerste vijf jaren waarin die bepalingen toepassing vinden, bij ministeriële regeling nadere, zo nodig afwijkende, regels worden gesteld.