Hoofdstuk V. Slotbepalingen
Waar in deze wet bepalingen van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing zijn verklaard zijn deze bepalingen, voor zover zij
betrekking hebben op de verdachte, van overeenkomstige toepassing op de veroordeelde.
Krachtens deze wet gegeven bevelen tot inverzekeringstelling, bewaring of gevangenneming,
dan wel tot verlenging van een termijn van vrijheidsbeneming, worden gedagtekend en
ondertekend. De grond voor uitvaardiging wordt in het bevel vermeld. Aan de veroordeelde
op wie het bevel betrekking heeft, wordt onverwijld een afschrift daarvan uitgereikt.
Veroordeelden die overeenkomstig deze wet in verzekering of in bewaring zijn gesteld,
of wier gevangenneming of gevangenhouding is bevolen, worden behandeld als verdachten
die krachtens het Wetboek van Strafvordering aan een overeenkomstige maatregel zijn onderworpen.
-
2 Aan de veroordeelde die overeenkomstig artikel 10 in bewaring wordt gesteld, of te wiens aanzien een bevel tot gevangenneming overeenkomstig
artikel 29 wordt gevorderd, wordt, zo hij nog geen raadsman heeft, een raadsman toegevoegd door
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand op last van de voorzitter van de rechtbank
van het arrondissement waar hij zich bevindt. De officier van justitie geeft de voorzitter
onverwijld schriftelijk kennis dat toevoeging moet plaats hebben.
-
3 De termijn, genoemd in artikel 11, tweede lid, onder b, loopt niet gedurende de tijd dat de veroordeelde zich aan de verdere tenuitvoerlegging
van de gelaste bewaring heeft onttrokken.
In gevallen waarin onherroepelijk is vastgesteld dat tenuitvoerlegging van een buitenlandse
rechterlijke beslissing in Nederland niet behoort plaats te vinden kan de rechtbank,
die de zaak heeft behandeld, op verzoek van de veroordeelde hem een vergoeding ten
laste van de Staat toekennen voor schade die hij heeft geleden en kosten die hij heeft
gemaakt ten gevolge van voorlopige vrijheidsbeneming bevolen krachtens deze wet. Onder
schade is begrepen het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat.
De artikelen 89, derde, vierde en zesde lid, 90, 91, 93, 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
Op verzoeken om doorvoer over Nederlands grondgebied van personen die ten behoeve
van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing door de autoriteiten van
een vreemde Staat ter beschikking van de autoriteiten van een andere Staat worden
gesteld, zijn de artikelen 48 en 50 van de Uitleveringswet van overeenkomstige toepassing.
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]