Onderwijskundig besluit WEC

Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 01-04-2022 t/m heden

Besluit van 18 september 1985, houdende voorschriften van onderwijskundige aard voor het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, drs. G. van Leijenhorst, van 18 juli 1985, nr. 6400/2271B, centrale directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 9, derde lid, 16, eerste lid, 19a, eerste lid, 33 , tweede en derde lid, en 111, derde, vierde en zesde lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs ( Stb. 1984, 654);

Gehoord de Onderwijsraad (advies van 6 februari 1985, nr. O.R. III/100189LO);

De Raad van State gehoord (advies van 23 augustus 1985, nr. W05.85.0412/12.5.34);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, drs. G. van Leijenhorst, van 16 september 1985, nr. 6713/2271B, centrale directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Titel I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Titel II. Afdelingen

Artikel 2. Afdelingen voor meervoudig gehandicapte kinderen

  • 1 Aan een school voor speciaal onderwijs en voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs waar onderwijs wordt gegeven als bedoeld in artikel 2, tweede lid onderdeel a tot en met c, f, en h tot en met m van de wet, kan een afdeling worden verbonden voor speciaal onderwijs aan meervoudig gehandicapte kinderen.

  • 2 De afdeling bedoeld in het eerste lid, is bestemd voor kinderen met eenzelfde meervoudige handicap.

  • 3 Onze Minister geeft voorschriften voor de toelating tot een afdeling als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3. Afdelingen voor kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

[Vervallen per 01-08-2014]

Titel IIA. Ontwikkelingsperspectief

Artikel 4. Inhoud ontwikkelingsperspectief speciaal onderwijs

  • 1 Voor een leerling in het speciaal onderwijs bevat het ontwikkelingsperspectief, bedoeld in artikel 41a van de wet, ten minste informatie over naar welk uitstroomprofiel van het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wet, uitstroom van de leerling wordt verwacht dan wel of uitstroom naar het reguliere voortgezet onderwijs wordt verwacht, en de onderbouwing daarvan.

  • 2 De onderbouwing bevat ten minste een weergave van de belemmerende en bevorderende factoren die van invloed zijn op het onderwijs aan de leerling.

Artikel 5. Inhoud ontwikkelingsperspectief voortgezet speciaal onderwijs

  • 1 Voor een leerling in het voortgezet speciaal onderwijs bevat het ontwikkelingsperspectief, bedoeld in artikel 41a van de wet, ten minste informatie over naar welk vervolgonderwijs, naar welke soort arbeid of naar welke vorm van dagbesteding uitstroom van de leerling wordt verwacht, en de onderbouwing daarvan.

  • 2 De onderbouwing bevat ten minste een weergave van de belemmerende en bevorderende factoren die van invloed zijn op het onderwijs aan de leerling.

Artikel 5a. Vakken in het voortgezet speciaal onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen

[Vervallen per 19-12-2013]

Titel III. Stage

Artikel 6. Stage in het voortgezet speciaal onderwijs

Een stage wordt doorlopen op een of meer stageplaatsen, ter beschikking gesteld door een of meer stagegevers.

Artikel 7. Stageplan

Indien het onderwijs een stage omvat, worden het doel, de inhoud, de omvang, de opbouw en de organisatie van de stage beschreven in een stageplan.

Artikel 8. Duur van de stage

  • 1 De duur van de stage bedraagt gedurende de cursusduur gemiddeld ten hoogste 50% van het aantal uren waarin onderwijs wordt verzorgd.

  • 2 Ten behoeve van het voorzien in of de voltooiing van een stage kan de inspecteur op verzoek van het bevoegd gezag ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid. Hij kan daarbij voorschriften geven.

Artikel 9. Stage-overeenkomst

  • 1 Het bevoegd gezag sluit met de leerling of diens wettelijke vertegenwoordiger en de stagegever te zamen een schriftelijke stage-overeenkomst waaruit blijkt dat de leerling leeractiviteiten ontplooit in het kader van het stageplan.

  • 2 De stage-overeenkomst bevat in elk geval:

    • a. de leeractiviteiten die de leerling moet ontplooien en de werkzaamheden die hij bij de stagegever moet verrichten;

    • b. de aanvangsdatum, de einddatum en de tijden van de stage;

    • c. een regeling voor de begeleiding van de leerling bij de stagegever waarin in elk geval duidelijk wordt gemaakt welk aandeel in de begeleiding door de stageleraar van de school waarop de leerling is ingeschreven, alsmede door de stagebegeleider, aan te wijzen door of namens het bevoegd gezag onderscheidenlijk de stagegever, wordt verzorgd;

    • d. de wijze waarop de stagegever bij de beoordeling van de leeractiviteiten van de leerling wordt betrokken;

    • e. een regeling die de inspecteur in staat stelt zich op de hoogte te stellen van de leeractiviteiten die de leerling bij de stagegever ontplooit.

  • 3 Indien het bevoegd gezag de stagegever is, wordt de stage-overeenkomst enkel gesloten tussen het bevoegd gezag en de leerling of diens wettelijke vertegenwoordiger, en is het tweede lid daarop van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10. Verzekering

Het bevoegd gezag draagt zorg dat de leerling gedurende de stage en gedurende de reis van de school naar het terrein van de stagegever en omgekeerd, alsmede de stageleraar gedurende de tijd dat hij zich bevindt op het terrein van de stagegever, zijn verzekerd tegen het risico van ongevallen en wettelijke aansprakelijkheid. Van de verplichting bedoeld in de vorige volzin, kan Onze Minister op verzoek van het bevoegd gezag ontheffing verlenen, indien het godsdienstige of levensbeschouwelijke bezwaren heeft tegen verzekering. Onze Minister verleent de ontheffing slechts indien het bevoegd gezag aantoont dat een afdoende andere voorziening is getroffen waaruit de gevolgen van een ongeval of van aansprakelijkheid in geval van schade aan derden kunnen worden gedekt.

Titel IV. Symbiose

Artikel 12. Symbiose-overeenkomst

  • 1 Voor symbiose is vereist dat tussen het bevoegd gezag van een school en het bevoegd gezag van een andere school, een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor voortgezet onderwijs of een instelling voor educatie en beroepsonderwijs een schriftelijke overeenkomst inzake de uitvoering daarvan wordt gesloten.

  • 2 De overeenkomst bedoeld in het eerste lid bevat in elk geval:

    • a. de termijn waarvoor de overeenkomst is aangegaan;

    • b. de vakken waarin de leerling, dan wel de leerlingen van de school onderwijs zullen ontvangen op de andere school, de basisschool, de speciale school voor basisonderwijs, de school voor voortgezet onderwijs of de instelling voor educatie en beroepsonderwijs;

    • c. het aantal lesuren per week dat per vak als bedoeld in onderdeel b, ten minste zal kunnen worden geboden;

    • d. de afspraken welke worden gemaakt inzake de aanwezigheid bij de lessen van een leraar van de school en inzake andere begeleiding van de leerling vanuit de school;

    • e. of en zo ja, welk bedrag voor door de leerling, dan wel de leerlingen van de school verbruikte materialen jaarlijks aan het bevoegd gezag van de andere school, de basisschool, de speciale school voor basisonderwijs, de school voor voortgezet onderwijs of de instelling voor educatie en beroepsonderwijs zal worden betaald;

    • f. of en zo ja, welk bedrag voor het gebruik van de lokalen van de andere school, de basisschool, de speciale school voor basisonderwijs, de school voor voortgezet onderwijs of de instelling voor educatie en beroepsonderwijs jaarlijks aan het bevoegd gezag van die school of inrichting zal worden betaald.

  • 3 Voor symbiose binnen hetzelfde bevoegd gezag is vereist dat het bevoegd gezag inzake de uitvoering daarvan de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, op overeenkomstige wijze regelt, met het oog op een termijn van ten minste twee aaneengesloten schooljaren.

Artikel 13. Vavo-examen vso-leerlingen

Het bevoegd gezag kan, in het kader van artikel 14b van de wet, leerlingen van 16 jaar en ouder in de gelegenheid stellen deel te nemen aan een examen van een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs. Wat betreft leerlingen van 18 jaar en ouder, kan de eerste volzin enkel worden toegepast voor leerlingen die ononderbroken in het voortgezet speciaal onderwijs ingeschreven zijn geweest.

Titel V. Afwijkingen delen onderwijsprogramma

Artikel 14. Afwijkingen delen onderwijsprogramma arbeidsmarktgericht uitstroomprofiel en uitstroomprofiel dagbesteding

  • 3 In haar advies doet de commissie aan het bevoegd gezag voorstellen ten aanzien van de aard van de in het tweede lid bedoelde afwijkingen. Daarbij geeft zij aan waarop deze voorstellen zijn gegrond.

  • 4 De commissie betrekt in elk geval bij haar oordeelsvorming:

    • a. in voorkomende gevallen het onderwijskundig rapport, bedoeld in artikel 43 van de wet, dan wel in artikel 42 van de Wet op het primair onderwijs;

    • b. het ontwikkelingsperspectief, bedoeld in artikel 41a van de wet;

    • c. de zienswijze van de ouders van de leerlingen, welke zienswijze blijkt uit een schriftelijke verklaring;

    • d. de zienswijze van de leraar of leraren, belast met het betrokken onderwijs, welke zienswijze blijkt uit een schriftelijke verklaring.

  • 5 Het advies wordt schriftelijk uitgebracht aan het bevoegd gezag. Indien het bevoegd gezag voornemens is af te wijken van het advies van de commissie, overlegt het over dit voornemen met de commissie. De beslissing van het bevoegd gezag is met redenen omkleed. Het bevoegd gezag zendt een afschrift van zijn beslissing, vergezeld van het advies van de commissie en de daarbij gevoegde verklaringen, bedoeld in het vierde lid, aan de ouders van de betrokken leerlingen, aan de betrokken leraar of leraren en aan de inspectie, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het onderwijstoezicht.

Artikel 15. Partieel en tijdelijk meetellen van leerlingen met betrekking tot het onderwijs bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel h tot en met m, van de wet

[Vervallen per 01-08-2003]

Artikel 16. Ambulante begeleiding met betrekking tot het onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid onderdeel h tot en met m en o, van de wet

[Vervallen per 01-08-2003]

Titel VII. Overige bepalingen

Artikel 22. Monitor veiligheid op school

Het instrument ter monitoring van de veiligheid van leerlingen, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, van de wet:

  • a. geeft inzicht in de ervaren en feitelijke veiligheid en het welbevinden van de leerlingen, voor zover dat verband houdt met de veiligheid, op school;

  • b. wordt ten minste eens per schooljaar afgenomen onder een representatief deel van de leerlingen; en

  • c. is gestandaardiseerd, valide en betrouwbaar.

Artikel 23. Tijdelijke landelijke geschillencommissie toelating en verwijdering

  • 1 De geschillencommissie, bedoeld in artikel 45 van de wet, bestaat uit ten minste zeven leden met verschillende deskundigheden. De leden worden benoemd op gezamenlijke bindende voordracht van de landelijke ouderorganisaties, de landelijke patiënten- en gehandicaptenorganisaties en de sectororganisaties.

  • 2 De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.

  • 3 De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar en kunnen ten hoogste twee maal worden herbenoemd.

  • 4 De commissie is zodanig samengesteld dat zij beschikt over (ortho)pedagogische, psychologische, onderwijskundige, maatschappelijke, bestuurlijke, juridische en medische deskundigheid. Voor de behandeling van ieder ingediend geschil kiest de commissie uit haar leden één voorzitter en twee leden. De commissie bepaalt welke samenstelling bij de behandeling van het geschil het meest geschikt is.

  • 5 De leden worden ontslagen indien zij daarom verzoeken.

  • 6 De leden mogen niet deel uitmaken van het bevoegd gezag van een van de scholen die deelnemen aan het samenwerkingsverband of het bevoegd gezag van dat samenwerkingsverband dat betrokken is in het geschil en zij functioneren zonder last of ruggenspraak.

  • 7 De commissie zendt haar oordeel aan het bevoegd gezag en een afschrift van haar oordeel aan de ouders.

  • 8 Het bevoegd gezag van de school die het oordeel van de commissie heeft ontvangen, deelt schriftelijk aan de ouders en aan de commissie mee wat er met het oordeel wordt gedaan. Indien de beslissing van het bevoegd gezag van de school afwijkt van het oordeel van de commissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld.

Artikel 24. Percentage onderwijstijd in de Engelse, Duitse of Franse taal

Het percentage, bedoeld in artikel 18, derde lid, van de wet, waarin een deel van het onderwijs kan worden gegeven in de Engelse, Duitse of Franse taal is ten hoogste 15% per schooljaar.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 18 september 1985

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen,

G. van Leijenhorst

Uitgegeven de tiende oktober 1985

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Naar boven