Wet van 11 december 1980, houdende uitvoering van het op 18 maart 1970 te 's-Gravenhage
tot stand gekomen Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke
en in handelszaken
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat er aanleiding bestaat om voorzieningen
te treffen tot uitvoering van het op 18 maart 1970 te 's-Gravenhage tot stand gekomen
Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: