Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen tot
uitvoering van het op 1 juni 1967 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de uitoefening
van de visserij op de Noordatlantische Oceaan, met Bijlagen en Aanhangsel;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De schipper van een Nederlands vissersvaartuig zorgt dat aan boord een zich in goede
staat bevindende Nederlandse vlag aanwezig is, en dat deze op vordering van de daartoe
bevoegde autoriteiten wordt gehesen. Hij onthoudt zich van alle handelingen waardoor
twijfel zou kunnen ontstaan over de nationaliteit van zijn vaartuig.
De schipper van een Nederlands vissersvaartuig is verplicht de voorschriften in acht
te nemen die in Bijlage III van het Verdrag zijn gesteld met betrekking tot de aan
boord te gebruiken lichten, seinen en signalen.
De schipper van een Nederlands vissersvaartuig is verplicht de voorschriften in acht
te nemen, die in Bijlage IV van het Verdrag zijn gesteld met betrekking tot het merken
van vistuig.
De eigenaar of, in geval van rompbevrachting, de rompbevrachter van een Nederlands
vissersvaartuig zorgt dat het dusdanig is uitgerust, dat de schipper aan de in de
artikelen 2, eerste lid, 3, 4 en 5 omschreven verplichtingen kan voldoen. Hij zorgt tevens dat het duidelijk zichtbaar
de naam vermeldt van de gemeente waar het in het plaatselijk visserij-register is
ingeschreven, alsmede de naam waaronder het is geregistreerd.
De schipper van een Nederlands vaartuig is verplicht de voorschriften in acht te nemen
die in Bijlage V van het Verdrag zijn gesteld met betrekking tot het manoeuvreren
van vaartuigen en het achterwege laten van handelingen waardoor schade aan andere
vaartuigen of vistuig zou kunnen ontstaan.
Met het toezicht op de naleving van de bepalingen van het Verdrag zijn belast de ambtenaren,
die overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens artikel 9 van het Verdrag hiertoe
zijn aangewezen. De toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur,
een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner. De toezichthouder beschikt
niet over de bevoegdheid, genoemd in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht.
-
1 Handelen of nalaten in strijd met de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 2, eerste lid, 3, 4, 5, 6 en 7 van deze wet wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete
van de derde categorie.
Artikel 11
[Vervallen per 01-09-1976]
Met de opsporing van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn belast:
-
1 De Wet van 7 december 1883, Stb. 202, ter uitvoering van de op 6 mei 1882 te 's-Gravenhage gesloten overeenkomst tot
regeling van de politie der visserij in de Noordzee, buiten de territoriale wateren,
wordt ingetrokken.
-
2 Indien voor het vaartuig een verklaring is afgegeven overeenkomstig artikel 4 van genoemde wet, vervangt die verklaring het in artikel 2, eerste lid, van deze wet bedoelde document, zolang nog geen vijf jaar verstreken zijn na het
tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
Deze wet kan worden aangehaald als: Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967.
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag waarop het Verdrag van Londen van
1 juni 1967 inzake de uitoefening van de visserij op de Noordatlantische Oceaan voor
Nederland in werking treedt.