Hoofdstuk V. Ingang en einde van de uitkering
3 De uitkering, bedoeld in artikel 13, wordt beëindigd bij het bereiken van de leeftijd van 21 jaar, tenzij artikel 13, onder b, van toepassing is, of bij het aangaan van een huwelijk door de volle wees vóór het bereiken van die leeftijd, daaronder mede begrepen de in artikel 1a, tweede lid, onder a, bedoelde situatie, met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op die, waarin de volle wees de leeftijd van 21 jaar bereikt heeft, onderscheidenlijk het huwelijk heeft plaatsgehad.
De uitkering, die op grond van artikel 34, tweede lid, onder c, werd beëindigd, wordt opnieuw verleend, indien het huwelijk is ontbonden. In dat geval gaat de uitkering in op de eerste dag van de maand waarin de hernieuwde aanvraag wordt ingediend.
Artikel 36
[Vervallen per 01-01-1992]
1 De uitkeringsgerechtigde, die is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van drie maanden, tot plaatsing in een Rijkswerkinrichting, tot plaatsing in een tuchtschool voor drie maanden, of tot enige zwaardere straf, of op bevel van de rechter ter beschikking van de Regering is gesteld, mist over de tijd gedurende welke hij zijn straf ondergaat of van Regeringswege in zijn opvoeding wordt voorzien, of gedurende welke hij zich door de vlucht aan de tenuitvoerlegging van het vonnis onttrekt, het genot van uitkering.
3 De Raad is tevens bevoegd om, voor zover van de bevoegdheid in het tweede lid bedoeld, geen gebruik is gemaakt, de uitkeringsgerechtigde, die al of niet voorwaardelijk uit de gevangenis, uit de Rijkswerkinrichting of uit de tuchtschool is ontslagen, of wiens opvoeding van Regeringswege is geëindigd, in het genot te stellen van een uitkering, ten bedrage van ten hoogste de helft van het niet uitgekeerde bedrag, tot een maximum van de helft van het jaarlijkse bedrag van de uitkering.
Van alle rechten op grond van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt terstond vervallen verklaard de vervolgde of diens nabestaande die:
a. van Nederlandse nationaliteit zijnde, zonder Onze toestemming zich in vreemde krijgsdienst of vreemde burgerlijke overheidsdienst begeeft;
b. niet van Nederlandse nationaliteit zijnde, zich in vreemde krijgsdienst of vreemde burgerlijke overheidsdienst bevindt of begeeft bij een mogendheid, die met Nederland in oorlog is, ook al is die mogendheid zijn eigen vaderland.
Hoofdstuk VIII. Overgangs- en slotbepalingen
De Rijksgroepsregeling Vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en de krachtens dat besluit vastgestelde regelen worden ingetrokken.
1 Hij, die op de datum van inwerkingtreden van deze wet een uitkering krachtens de Rijksgroepsregeling Vervolgingsslachtoffers 1940-1945 ontvangt, wordt geacht een uitkering op grond van deze wet te genieten.
2 De op grond van voornoemde regeling toegekende periodieke uitkering wordt door de Raad ambtshalve en zo nodig met ingang van de in het eerste lid genoemde datum opnieuw vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van deze wet. Indien de aldus berekende uitkering minder bedraagt dan de uitkering krachtens voornoemde regeling, wordt de uitkering bepaald op het bedrag dat op voormelde datum werd genoten.
Hij, voor wie ingevolge het bepaalde in artikel 16, derde lid, van de Rijksgroepsregeling Vervolgingsslachtoffers 1940-1945 een wachttijd was vastgesteld, welke op de datum van inwerkingtreden van deze wet nog niet was verstreken, wordt geacht met ingang van dat tijdstip een aanvraag ingevolge deze wet te hebben ingediend waarop door de Raad ambtshalve wordt beslist.
Indien toepassing is gegeven aan artikel 10, eerste en vierde lid van de Rijksgroepsregeling Oorlogsslachtoffers 1940-1945, aan het ingetrokken artikel 18h van die regeling en aan artikel 16, derde lid, van de Rijksgroepsregeling Vervolgingsslachtoffers 1940-1945, wordt bij de vaststelling van de inkomsten uit vermogen ingevolge artikel 19, vijfde lid, onder a, het vermogen verminderd met het vermogen dat geacht kan worden reeds te zijn ingeteerd.
1 Op de ten tijde van het inwerkingtreden van deze wet bij burgemeester en wethouders van de voor de uitvoering van de Rijksgroepsregeling Vervolgingsslachtoffers 1940-1945 aangewezen gemeenten in behandeling zijnde aanvragen en bezwaarschriften, waarop nog niet is beschikt, wordt een beslissing genomen door de Raad.
2 Voorzover de aanvragen betrekking hebben op een periode liggende vóór de datum van inwerkingtreden van deze wet, wordt door de Raad met betrekking tot die periode een beslissing genomen op de voet van de bepalingen van hoofdstuk I en II van de ingetrokken Rijksgroepsregeling Vervolgingsslachtoffers 1940-1945.
Artikel 51
[Vervallen per 01-01-2004]
1 Met betrekking tot beschikkingen op grond van de Rijksgroepsregeling Vervolgingsslachtoffers 1940-1945, die op het tijdstip van inwerkingtreden van deze wet nog niet in kracht van gewijsde zijn gegaan, kan uiterlijk binnen dertig dagen na dat tijdstip een bezwaarschrift worden ingediend bij de Raad.
Indien de belanghebbende in het buitenland gevestigd is, wordt voornoemde termijn bepaald op negentig dagen.
Artikel 53
[Vervallen per 01-07-1990]
Artikel 54
[Vervallen per 01-07-1990]
1 De uitkering, de toeslagen, bedoeld in de artikelen 10, derde lid, 15 en 17, de vergoeding en de tegemoetkoming zijn niet vatbaar voor vervreemding of verpanding.
3 Volmacht tot ontvangst van de uitkering, vergoeding of tegemoetkoming, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
De vervolgde is gehouden medewerking te verlenen aan een medisch onderzoek, indien de Raad zulks nodig oordeelt.
1 Indien de beschikbare gegevens de definitieve vaststelling van de uitkering, bedoeld in de artikelen 10, 11, 12 en 13, alsmede in artikel 14, eerste lid, van de toeslagen, de vergoeding of de tegemoetkoming dan wel van de hoogte van de op de uitkering in mindering te brengen bedragen nog niet mogelijk maken, kan de Raad, in afwachting van de toereikende gegevens, de uitkering, de toeslagen, de vergoeding of de tegemoetkoming dan wel de hoogte van de op de uitkering in mindering te brengen bedragen, voorlopig vaststellen.
2 In het kalenderjaar, volgende op het jaar, waarin de in het eerste lid bedoelde berekeningsbeschikking is afgegeven, wordt deze definitief vastgesteld en vindt zonodig nabetaling plaats. Hetgeen teveel werd uitbetaald, wordt teruggevorderd of verrekend.
3 Indien de definitieve vaststelling, als bedoeld in het vorige lid, op grond van het ontbreken van noodzakelijke gegevens niet binnen de genoemde termijn kan plaatsvinden, vindt deze op een later tijdstip plaats.
1 Indien met terugwerkende kracht op grond van wettelijke voorzieningen pensioenen of andere periodieke uitkeringen hoe ook genaamd worden toegekend, worden deze overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 in mindering gebracht op de uitkeringen ingevolge deze wet, met inachtneming van de periode waarop zij betrekking hebben. Het teveel betaalde wordt teruggevorderd.
2 Eenmalige uitkeringen op grond van wettelijke voorzieningen, verstrekt voor hetzelfde doel als waarvoor reeds een vergoeding of tegemoetkoming ingevolge deze wet werd verleend, worden eveneens op de uitkeringen ingevolge deze wet in mindering gebracht. Het teveel betaalde wordt teruggevorderd.
Indien aan de uitkeringsgerechtigde, in afwachting van de toekenning van een uitkering, vergoeding of tegemoetkoming ingevolge deze wet, door burgemeester en wethouders een uitkering is verleend krachtens de Wet werk en bijstand, wordt de uitkering, vergoeding of tegemoetkoming ingevolge deze wet verminderd met de kosten van bijstand, welke voor overeenkomstige voorzieningen zijn gemaakt over dezelfde periode waarover de uitkering, vergoeding of tegemoetkoming wordt verleend, terwijl de som welke in mindering wordt gebracht, wordt uitbetaald aan de betrokken gemeente.
1 Een beschikking van de Raad kan door hem in het nadeel van de bij die beschikking betrokkene worden herzien op grond van gebleken onjuistheid van aan die beschikking ten grondslag gelegde feiten, dan wel op grond van gegevens die niet bekend waren ten tijde van het nemen van die beschikking, en die, zo zij wel bekend waren geweest, tot een andersluidende beschikking zouden hebben geleid. Indien deze herziening zou leiden tot intrekking van het recht op uitkering, wordt de herzieningsbeschikking eerst gegeven nadat de betrokkene door de Raad is gehoord.
2 De Raad is bevoegd, op daartoe door of vanwege de belanghebbende gedane aanvraag, een door die Raad of door de Centrale Raad van Beroep gegeven beschikking dan wel uitspraak in het voordeel van de bij die beschikking dan wel uitspraak betrokkene te herzien.
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 59, 59a en 60 wordt, indien een ingevolge deze wet gegeven beschikking in het nadeel van de belanghebbende wordt herzien, hetgeen reeds was uitbetaald niet teruggevorderd of verrekend, tenzij:
a. in de herzieningsbeschikking is uitgesproken dat de gebleken onjuistheid van de aan de oorspronkelijke beschikking ten grondslag gelegde feiten was te wijten aan zijn opzet dan wel grove nalatigheid;
b. in verband met de voorbereiding van de herzieningsbeschikking de tenuitvoerlegging daarvan niet kan geschieden in dezelfde maand waarin de feiten, welke aanleiding hebben gegeven tot het herzien van de beschikking, zich hebben voorgedaan.
Deze wet kan worden aangehaald als Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945.
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1973.