Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het voor de ontwikkeling van het onderwijs wenselijk is een regeling te treffen op grond waarvan onderwijskundige experimenten kunnen worden gehouden die vallen buiten de kaders van de afzonderlijke onderwijswetten en in de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1967, 387) de mogelijkheden te verruimen tot afwijking wegens de bijzondere inrichting van het onderwijs;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Deze wet verstaat onder:
"Onze Minister": Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
"onderwijswetten": de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet voortgezet onderwijs BES;
"school": een school of instelling in de zin van een onderwijswet;
"het bevoegd gezag": voor wat betreft
a. een gemeentelijke school: het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit wenselijk oordeelt, met inachtneming van door hem te stellen regelen;
b. een bijzondere school: het schoolbestuur;
c. een openbare school in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba: het bestuurscollege van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
"leerling": een leerling of student in de zin van een onderwijswet.
3 Onze Minister beslist niet tot de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, indien redelijkerwijs te verwachten is dat daardoor het leerlingenaantal van andere scholen in het voedingsgebied zodanig zal dalen dat hun voortbestaan wordt bedreigd.
5 Een beslissing als bedoeld in het eerste lid, wordt gegeven voor een of meer tijdvakken, te zamen ten hoogste 10 jaren omvattend. Onze Minister kan de termijn van 10 jaren met ten hoogste 5 jaren verlengen.
1 Indien toepassing van artikel 2, eerste lid, wordt verlangd voor een gemeentelijke , voor een bijzondere school of voor een openbare school in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba, dient het bevoegd gezag bij Onze Minister een verzoek in onder bijvoeging van een experimenteerplan en een begroting van uitgaven.
2 Het experimenteerplan geeft een duidelijke omschrijving van de doeleinden en de achtergronden van het experiment, van de werkmethode, de wetenschappelijke begeleiding, de evaluatie en de rapportering.
1 Op een school bekostigd ingevolge artikel 2, eerste lid, zijn de door Onze Minister bij zijn beslissing aangewezen regelen en voorwaarden, gegeven bij of krachtens een der onderwijswetten, van toepassing. Voor zover niet krachtens de vorige volzin geregeld, bepaalt Onze Minister bij zijn beslissing welke regelen en voorwaarden voor de bekostiging zullen gelden, alsmede de wijze van bekostiging.
2 Indien de bekostiging van een experiment wordt beëindigd aan een school die onmiddellijk voorafgaand aan de toepassing van artikel 2, eerste lid, uit de openbare kas werd bekostigd, wordt wederom vergoeding toegekend volgens dezelfde regelen en voorwaarden als voor het schooltype gelden, waartoe de school behoorde voor de aanvang van het experiment.
3 Indien de bekostiging wordt beëindigd van een experiment waarop het tweede lid niet van toepassing is, zijn voor het uit de openbare kas bekostigde personeel dat ten gevolge daarvan wordt ontslagen, de regelingen, geldend bij ontslag van personeel van een vergelijkbare, in een der onderwijswetten geregelde schoolsoort van overeenkomstige toepassing. In geval van twijfel welke de vergelijkbare schoolsoort is, beslist Onze Minister.
4 Bij beëindiging van de bekostiging, bedoeld in het derde lid, is het bevoegd gezag verplicht alle met de van het Rijk ontvangen gelden aangeschafte zaken aan het Rijk over te dragen volgens door Onze Minister te geven aanwijzingen. Indien naar het oordeel van Onze Minister andere onderwerpen regeling behoeven, bepaalt hij wat te dien aanzien zal gelden.
2 Het bevoegd gezag en de personeelsorganisaties, bedoeld in het tweede en derde lid, kunnen gezamenlijk besluiten dat het overleg over de in dat lid bedoelde aangelegenheden, voor zover dit betrekking heeft op een of meer door het bevoegd gezag in stand gehouden scholen, wordt gevoerd met de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad, bedoeld in de Wet medezeggenschap op scholen, van de desbetreffende school of scholen. Het bevoegd gezag en de personeelsorganisaties bepalen daarbij onder welke voorwaarden dat overleg wordt gevoerd.
3 Indien het overleg, bedoeld in het vierde lid, niet leidt tot een afronding overeenkomstig de op grond van dat lid vastgestelde voorwaarden, wordt alsnog over de desbetreffende aangelegenheden het overleg, bedoeld in het tweede en derde lid, gevoerd. De algemene maatregel van bestuur bepaalt tevens de gevallen waarin in dat overleg overeenstemming met de personeelsorganisaties dient te worden bereikt.
De werking van de beschikking op een verzoek om verlenging van de bekostigingstermijn, alsmede omtrent beëindiging van de bekostiging op grond van artikel 2, zesde lid, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
Onze Minister bepaalt welke rechten zijn verbonden aan akten, getuigschriften, diploma’s of verklaringen van een school die op grond van artikel 2 uit de openbare kas wordt bekostigd.
Artikel 7
[Vervallen per 01-08-1996]
1 Ten aanzien van hoger beroepsonderwijs waarop deze wet van toepassing is op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, blijft het bepaalde bij of krachtens deze wet van toepassing tot het tijdstip waarop de bekostiging voor het desbetreffende experiment wordt beëindigd.
2 Indien een experiment een school voor de opleiding van leraren betreft, wordt aan die school geen nascholing verzorgd onverminderd artikel XIV, eerste volzin, van de wet van 7 juli 1993 (Stb. 405).
Ten aanzien van educatie en beroepsonderwijs waarop deze wet van toepassing is op de dag voor inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van de Wet educatie en beroepsonderwijs, blijft het bepaalde bij of krachtens deze wet van toepassing tot het tijdstip waarop de bekostiging voor het desbetreffende experiment wordt beëindigd.
1 Indien aan artikel 2, eerste lid, toepassing wordt gegeven voor een experimentele school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs dan wel voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, of voor een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, zijn op die school onderscheidenlijk instelling de bepalingen van de Wet op de expertisecentra van toepassing, voor zover die betreffen de bekostiging door de gemeente.
2 Voor de toepassing van het eerste lid bepaalt Onze Minister of de experimentele school of instelling wordt gelijkgesteld met een schoolsoort als bedoeld in de Wet op de expertisecentra dan wel of deze door de gemeente als een eigensoortige school voor speciaal onderwijs of voor voortgezet speciaal onderwijs, dan wel een eigensoortige school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs dient te worden beschouwd.
3 Onze Minister vergoedt aan het bevoegd gezag van een experimentele school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs dan wel voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, of een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs de uitgaven die naar zijn oordeel voor het experiment noodzakelijk zijn.
Ten behoeve van leerlingen van een experimentele school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs dan wel voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, of een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs past de gemeente artikel 4 van de Wet op de expertisecentra toe, alsof het leerlingen zijn van een dergelijke school of instelling.
Deze wet kan worden aangehaald als "Experimentenwet onderwijs".
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel 10
[Vervallen per 01-08-1988]