Besluit gezagsregisters

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-08-2018 t/m 31-12-2022

Besluit van 26 november 1969, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 244 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 24 september 1969, Stafafdeling Wetgeving nieuw Burgerlijk Wetboek, nr. 373/669;

Gelet op artikel 244 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

De Raad van State gehoord (advies van 22 oktober 1969 nr. 41);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 21 november 1969, Stafafdeling Wetgeving nieuw Burgerlijk Wetboek, nr. 490/669;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In het ingevolge artikel 244 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bij elke rechtbank berustende openbaar register tekent de griffier rechtsfeiten aan, die betrekking hebben op de gezagsuitoefening over minderjarigen.

Artikel 2

In het register wordt aantekening gehouden van:

Artikel 3

Indien ingevolge het vorige artikel een aantekening over een minderjarige in het register is opgenomen, wordt daarin tevens aantekening gehouden van de volgende op hem betrekking hebbende gegevens:

  • a. de wijziging of vaststelling van zijn geslachtsnaam en de vaststelling van zijn voornamen, van welke gegevens Onze Minister van Veiligheid en Justitie onverwijld kennis geeft aan de griffier van de rechtbank Den Haag;

  • b. de wijziging van zijn voornamen, van zijn geslachtsnaam, zijn erkenning, of de ontkenning van het vaderschap of moederschap door de moeder uit wie het kind is geboren;

  • c. een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak, inhoudende de vaststelling van het ouderschap, de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap of moederschap, de vernietiging van zijn erkenning, de gegrondverklaring van een betwisting of inroeping van zijn staat, of de vernietiging van zulk een uitspraak, van welke gegevens de griffiers van de Hoge Raad en de gerechtshoven onverwijld kennis geven aan de griffier van de rechtbank waar de zaak in eerste aanleg heeft gediend.

Artikel 6

Elke inschrijving wordt voorzien van de datum van de inschrijving en indien van toepassing van de datum van de beslissing aangaande het gezag.

Artikel 9

Binnen de eerste drie maanden van elk kalenderjaar worden de gegevens betreffende degenen die in het vorig kalenderjaar achttien jaar geleden geboren werden, uit het gezagsregister gelicht en overgebracht naar een digitale archiefbewaarplaats.

Artikel 10

  • 1 De griffier is verplicht aan ieder kosteloos inzage van het register te verstrekken. Hij is voorts verplicht om - met inachtneming van het bij of krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken bepaalde - aan ieder een uittreksel uit het register te verstrekken. Het verzoek tot inzage in het register dan wel tot verstrekking van een uittreksel daaruit dient op een bepaalde minderjarige betrekking te hebben.

  • 2 Het eerste lid is mede van toepassing op de inzage en de verstrekking van uittreksels van de gegevens die reeds overeenkomstig artikel 9, uit het register zijn gelicht.

  • 3 Aan overheidsorganen en derden kan rechtstreeks toegang tot het register worden verleend voorzover deze toegang noodzakelijk is voor de goede vervulling van hun taken. Deze toegang heeft betrekking op een bepaalde minderjarige.

Artikel 12

  • 1 Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Invoeringswet Boek 1 nieuw B.W. in werking treedt.

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 26 november 1969

JULIANA.

De Minister van Justitie,

C. H. F. POLAK.

Uitgegeven de vierde december 1969.

De Minister van Justitie,

C. H. F. POLAK.

Naar boven