Wet op de omzetbelasting 1968

Geraadpleegd op 11-10-2024.
Geldend van 01-01-2023 t/m 31-12-2023

Wet van 28 juni 1968, houdende vervanging van de bestaande omzetbelasting door een omzetbelasting volgens het stelsel van heffing over de toegevoegde waarde

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de richtlijnen van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake omzetbelasting (Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen van 14 april 1967) aanleiding zijn de bestaande omzetbelasting volgens het cumulatieve cascadestelsel te vervangen door een omzetbelasting volgens het stelsel van heffing over de toegevoegde waarde;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen

Artikel 1

Onder de naam 'omzetbelasting' wordt een belasting geheven ter zake van:

  • a. leveringen van goederen en diensten, welke in Nederland door een als zodanig handelende ondernemer onder bezwarende titel worden verricht;

  • b. intracommunautaire verwervingen van goederen onder bezwarende titel in Nederland door een als zodanig handelende ondernemer en door rechtspersonen, andere dan ondernemers;

  • c. intracommunautaire verwervingen onder bezwarende titel, anders dan in de zin van onderdeel b, van nieuwe vervoermiddelen in Nederland;

  • d. invoer van goederen.

Artikel 1a

  • 1 Artikel 1, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing wanneer het verworven goed:

    • a. is geleverd door een ondernemer op wie de in de artikelen 282 tot en met 292 van de BTW-richtlijn 2006 bedoelde vrijstellingsregeling van toepassing is;

    • b. is geleverd in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel f;

    • c. is geleverd met toepassing van artikel 5a, eerste lid; of

    • d. is geleverd met toepassing van een van de in de artikelen 312 tot en met 325 en 333 tot en met 340 van de BTW-richtlijn 2006 bedoelde bijzondere regelingen.

  • 2 Artikel 1, aanhef en onderdeel b, is voorts niet van toepassing op intracommunautaire verwervingen van goederen, andere dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsgoederen, door:

    • a. ondernemers die uitsluitend leveringen van goederen of diensten verrichten waarvoor geen recht op aftrek van belasting bestaat; en

    • b. rechtspersonen, andere dan ondernemers;

    voor zover het totaal van de vergoedingen ter zake van deze verwervingen in het lopende kalenderjaar niet meer bedraagt dan € 10 000 , mits het totaal van de vergoedingen ter zake van dergelijke verwervingen in het voorafgaande kalenderjaar niet meer heeft bedragen dan € 10 000 .

  • 3 De in het tweede lid bedoelde ondernemers en rechtspersonen kunnen aan de inspecteur verzoeken om dat lid op hen niet van toepassing te doen zijn. Bij inwilliging van het verzoek geldt zulks tot wederopzegging door belanghebbende doch ten minste voor twee kalenderjaren. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de toepassing van dit lid.

Artikel 2

Op de belasting, verschuldigd ter zake van leveringen van goederen en diensten, wordt in aftrek gebracht de belasting ter zake van de aan de ondernemer verrichte leveringen van goederen en verleende diensten, ter zake van de door hem verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen en ter zake van invoer van voor hem bestemde goederen.

Artikel 2a

  • 1 In deze wet en in de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. BTW-richtlijn 2006: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU 2006, L 347);

    • b. lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie;

    • c. Unie: het geheel van de grondgebieden van de lidstaten zoals die gebieden zijn omschreven in artikel 5, onder 2, van de BTW-richtlijn 2006, met dien verstande dat ook het Vorstendom Monaco en het eiland Man worden behandeld als gebied van de Franse Republiek respectievelijk het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en dat ook de zones Akrotiri en Dhekelia van Cyprus, die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vallen, worden behandeld als gebied van de Republiek Cyprus;

    • d.

      • 1°. derde-land: elke staat of elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie niet van toepassing is met uitzondering van het land en de gebieden, genoemd in onderdeel c;

      • 2°. derdelandsgebieden: de gebieden, genoemd in artikel 6 van BTW-richtlijn 2006.

    • e. accijnsgoederen: bier, wijn, tussenprodukten, overige alcoholhoudende produkten, minerale oliën en tabaksprodukten als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de accijns, kolen als bedoeld in artikel 32, onderdeel a, van de Wet belastingen op milieugrondslag, alsmede aardgas als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel m, van de Wet belastingen op milieugrondslag in verbinding met artikel 48, tweede lid, van die wet, maar met uitzondering van gas dat wordt geleverd via een op het grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net;

    • f. nieuwe vervoermiddelen: voor het personen- of goederenvervoer bestemde schepen met een lengte van meer dan 7,5 m, luchtvaartuigen met een totaal opstijggewicht van meer dan 1550 kg en landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor van meer dan 48 cc cilinderinhoud of met een vermogen van meer dan 7,2 kW, met uitzondering van schepen en luchtvaartuigen als bedoeld in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 3, onder a, onderscheidenlijk e, wanneer op het tijdstip van de levering:

      • 1°. na het tijdstip van eerste ingebruikneming van het landvoertuig niet meer dan zes maanden, dan wel van het schip of luchtvaartuig niet meer dan drie maanden, zijn verstreken; of

      • 2°. het vervoermiddel, als het een landvoertuig betreft ten hoogste 6000 km heeft afgelegd, als het een schip betreft ten hoogste 100 uren heeft gevaren, dan wel als het een luchtvaartuig betreft ten hoogste 40 uren heeft gevlogen;

    • g. btw-identificatienummer: het nummer dat ingevolge artikel 214 van de BTW-richtlijn 2006 door een lidstaat aan een ondernemer of aan een rechtspersoon, andere dan ondernemer, is toegekend;

    • h. intracommunautair goederenvervoer: het vervoer van goederen waarvan de plaats van vertrek en de plaats van aankomst op het grondgebied van twee verschillende lidstaten zijn gelegen;

    • i. plaats van vertrek: de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk aanvangt, zonder rekening te houden met de trajecten die worden afgelegd om zich naar de plaats te begeven waar de goederen zich bevinden;

    • j. plaats van aankomst: de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk eindigt;

    • k. wederverkoper: de ondernemer wiens activiteiten geheel of ten dele bestaan uit de wederverkoop van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten;

    • l. gebruikte goederen: alle roerende lichamelijke zaken die, in de staat waarin zij verkeren of na herstelling daarvan, opnieuw kunnen worden gebruikt, andere dan nieuwe vervoermiddelen die worden verzonden of vervoerd van een lidstaat naar een andere lidstaat, en andere dan bij ministeriële regeling aan te wijzen edele metalen en edelstenen;

    • m. kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten: de bij ministeriële regeling aan te wijzen goederen;

    • n. gedeelte van een binnen de Unie verricht passagiersvervoer: het gedeelte van een vervoer dat, zonder tussenstop buiten de Unie, plaatsvindt tussen de plaats van vertrek en de plaats van aankomst van het vervoer van passagiers; in geval het een heen- en terugreis betreft, wordt de terugreis als een afzonderlijk vervoer beschouwd;

    • o. plaats van vertrek van een vervoer van passagiers: het eerste punt in de Unie waar passagiers aan boord kunnen komen, eventueel na een tussenstop buiten de Unie;

    • p. plaats van aankomst van een vervoer van passagiers: het laatste punt in de Unie waar passagiers die binnen de Unie aan boord zijn gekomen van boord kunnen gaan, eventueel vóór een tussenstop buiten de Unie;

    • q. elektronische diensten: langs elektronische weg verrichte diensten, met name de in bijlage II van de BTW-richtlijn 2006 beschreven diensten;

    • r. telecommunicatiediensten: diensten waarmee de transmissie, uitzending of ontvangst van signalen, geschriften, beelden en geluiden of informatie van allerlei aard per draad, via radiofrequente straling, langs optische weg of met behulp van andere elektromagnetische middelen mogelijk wordt gemaakt, met inbegrip van de daarmee samenhangende overdracht en verlening van rechten op het gebruik van infrastructuur voor de transmissie, uitzending of ontvangst, waaronder het bieden van toegang tot wereldwijde informatienetten;

    • s. normale waarde:

      • 1°. het volledige bedrag, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, dat de afnemer van goederen of diensten, om de desbetreffende goederen of diensten op dat tijdstip te verkrijgen, in dezelfde handelsfase als waarin de goederen worden geleverd of de diensten worden verricht, op het tijdstip van die levering of van die verrichting en bij vrije mededinging daarvoor zou moeten betalen aan een zelfstandige leverancier of dienstverrichter in Nederland;

      • 2°. indien geen vergelijkbare levering of verrichting als bedoeld onder 1° voorhanden is:

        • met betrekking tot goederen: een waarde die niet lager is dan de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen of, indien er geen aankoopprijs is, dan de kostprijs, berekend op het tijdstip waarop de levering wordt verricht;

        • met betrekking tot diensten: een waarde die niet lager is dan de door de ondernemer voor het verrichten van de dienst gemaakte uitgaven;

    • t. voucher: een instrument ten aanzien waarvan de verplichting bestaat dat instrument als tegenprestatie of gedeeltelijke tegenprestatie voor goederenleveringen of diensten te aanvaarden en waarbij de te verrichten goederenleveringen of diensten, of de identiteit van de potentiële verrichters ervan, vermeld staan op het instrument zelf of in de bijbehorende documentatie, inclusief de voorwaarden voor het gebruik van het instrument;

    • u. voucher voor enkelvoudig gebruik: een voucher waarbij de plaats van de goederenlevering of dienstverrichting waarop de voucher betrekking heeft, alsmede het bedrag van de over die goederen of diensten verschuldigde belasting, bekend zijn op het tijdstip van uitgifte van de voucher;

    • v. voucher voor meervoudig gebruik: alle vouchers, uitgezonderd vouchers voor enkelvoudig gebruik;

    • w. intracommunautaire afstandsverkopen van goederen: de leveringen van goederen die worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van de leverancier, ook wanneer de leverancier indirect tussenkomt bij het vervoer of de verzending van de goederen, vanuit een andere lidstaat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

      • 1°. de levering van goederen wordt verricht aan een ondernemer of aan een rechtspersoon, andere dan ondernemer, van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen krachtens artikel 1a, tweede lid, niet aan de belasting zijn onderworpen, of aan enige andere niet-ondernemer;

      • 2°. de geleverde goederen zijn geen nieuwe vervoermiddelen, noch goederen, geleverd na montage of installatie, door of voor rekening van de leverancier, met of zonder beproeven van de geïnstalleerde of gemonteerde goederen;

    • x. afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde-land ingevoerde goederen: de leveringen van goederen die worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van de leverancier, met inbegrip van gevallen waarin de leverancier indirect tussenkomt bij het vervoer of de verzending van de goederen, vanuit een derdelandsgebied of een derde-land naar een afnemer in een lidstaat, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

      • 1°. de levering van goederen wordt verricht aan een ondernemer of aan een rechtspersoon, andere dan ondernemer, van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen krachtens artikel 1a, tweede lid, niet aan de belasting zijn onderworpen, of aan enige andere niet-ondernemer;

      • 2°. de geleverde goederen zijn geen nieuwe vervoermiddelen, noch goederen, geleverd na montage of installatie, door of voor rekening van de leverancier, met of zonder beproeven van de geïnstalleerde of gemonteerde goederen.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de wijze waarop moet worden aangetoond of een vervoermiddel als nieuw aangemerkt dient te worden.

Hoofdstuk II. Heffing ter zake van leveringen en diensten

Afdeling 1. Belastbaar feit

Artikel 3

  • 1 Leveringen van goederen zijn:

    • a. de overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een goed te beschikken;

    • b. de afgifte van goederen ingevolge een overeenkomst van huurkoop;

    • c. de oplevering van onroerende zaken door degene die de zaken heeft vervaardigd, met uitzondering van andere onbebouwde terreinen dan bouwterreinen als bedoeld in artikel 11, zesde lid;

    • d. de rechtsovergang van goederen tegen betaling van een vergoeding ingevolge een vordering door of namens de overheid;

    • e. [Red: vervallen;]

    • f. de rechtsovergang van goederen welke het onderwerp uitmaken van een overeenkomst tot het aanbrengen van die goederen aan een ander goed.

  • 2 Als levering van goederen wordt mede aangemerkt de vestiging, overdracht, wijziging, afstand en opzegging van rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen, met uitzondering van hypotheek en grondrente, tenzij de vergoeding, vermeerderd met de omzetbelasting, minder bedraagt dan de waarde in het economische verkeer van die rechten. De waarde in het economische verkeer bedraagt ten minste de kostprijs, met inbegrip van de omzetbelasting, van de onroerende zaak waarop het recht betrekking heeft, zoals die zou ontstaan bij de voortbrenging door een onafhankelijke derde op het tijdstip van de handeling.

  • 3 Met een levering onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, worden gelijkgesteld:

    • a. het door een ondernemer aan zijn bedrijf onttrekken van een goed dat hij voor eigen privé-doeleinden of voor privé-doeleinden van zijn personeel bestemt, dat hij om niet verstrekt of, meer in het algemeen, dat hij voor andere dan bedrijfsdoeleinden bestemt, ingeval met betrekking tot dat goed of de bestanddelen daarvan recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan;

    • b. [Red: vervallen;]

    • c. het onder zich hebben van goederen door een ondernemer of zijn rechthebbenden wanneer hij de uitoefening van zijn bedrijf beëindigt, ingeval bij de aanschaffing van die goederen of bij de bestemming ervan overeenkomstig het bepaalde in onderdeel b, zoals dat luidde op 31 december 2013, recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan.

  • 4 Indien door meer dan één persoon overeenkomsten worden gesloten met een verplichting tot levering van een zelfde goed dat vervolgens door de eerste persoon rechtstreeks aan de laatste afnemer wordt afgeleverd, wordt dat goed geacht door ieder van die personen te zijn geleverd.

  • 5 Goederen welke over een veiling worden verhandeld, worden geacht aan en vervolgens door de houder van de veiling te zijn geleverd.

  • 6 Goederen welke worden geleverd door tussenkomst van een commissionair of dergelijke ondernemer die overeenkomsten sluit op eigen naam maar op order en voor rekening van een ander, worden geacht aan en vervolgens door die ondernemer te zijn geleverd.

  • 7 Goederen zijn alle voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten, alsmede electriciteit, gas, warmte of koude en dergelijke.

  • 8 Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel a, worden onttrekkingen van goederen om voor bedrijfsdoeleinden te dienen als geschenken van geringe waarde of als monster, niet als een levering onder bezwarende titel beschouwd.

Artikel 3a

  • 1 Met een levering van een goed onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt gelijkgesteld de overbrenging door een ondernemer van een eigen goed van zijn bedrijf naar een andere lidstaat.

  • 2 Overbrenging van een goed naar een andere lidstaat is het verzenden of vervoeren van het goed voor bedrijfsdoeleinden, door of voor rekening van de ondernemer, voor zover het goed niet:

    • a. door de ondernemer wordt geleverd in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel f, of wordt geleverd met toepassing van artikel 5a, eerste lid;

    • b. door de ondernemer wordt geleverd met toepassing van artikel 5, eerste lid, onderdeel c;

    • c. door de ondernemer wordt geleverd met toepassing van artikel 9, tweede lid, onderdeel b;

    • d. [Red: vervallen;]

    • e. wordt gebruikt ten behoeve van een aan de ondernemer verleende dienst, bestaande in deskundigenonderzoeken of werkzaamheden met betrekking tot dat goed, die feitelijk plaatsvinden in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer, mits dat goed na de deskundigenonderzoeken of werkzaamheden wordt verzonden naar de ondernemer in de lidstaat waarvandaan het oorspronkelijk is verzonden of vervoerd;

    • f. tijdelijk wordt gebruikt in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer ten behoeve van een door de ondernemer verrichte dienst;

    • g. voor een periode van ten hoogste 24 maanden wordt gebruikt in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer, wanneer de invoer van hetzelfde goed uit een derde-land met het oog op tijdelijk gebruik in aanmerking zou komen voor de regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer; of

    • h. bestaat in gas dat via een op het grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net wordt geleverd onder de voorwaarden van artikel 5b, in warmte of koude dat via warmte- of koudenetten onder die voorwaarden wordt geleverd dan wel in elektriciteit die wordt geleverd onder die voorwaarden.

  • 3 In geval ten aanzien van een goed als bedoeld in het tweede lid, aanhef, en onderdelen a tot en met h, op enig tijdstip niet meer wordt voldaan aan de in het van toepassing zijnde onderdeel gestelde voorwaarden, wordt het goed geacht op dat tijdstip te zijn overgebracht naar een andere lidstaat.

Artikel 3b

  • 1 In afwijking van artikel 3a, eerste lid, wordt de overbrenging door een ondernemer van goederen die deel uitmaken van zijn bedrijfsvermogen naar een andere lidstaat in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep niet gelijkgesteld met een levering van goederen onder bezwarende titel.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt geacht sprake te zijn van de regeling inzake voorraad op afroep wanneer:

    • a. de goederen door een ondernemer zelf worden verzonden of vervoerd of voor zijn rekening door een derde partij worden verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat om die goederen daar, in een later stadium en na aankomst, aan een andere ondernemer te leveren doordat die de macht krijgt overgedragen om over deze goederen als eigenaar te beschikken krachtens een bestaande overeenkomst tussen de beide ondernemers;

    • b. de ondernemer die de goederen verzendt of vervoert, zijn bedrijf niet heeft gevestigd of geen vaste inrichting heeft in de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd;

    • c. de ondernemer voor wie de te leveren goederen zijn bestemd, voor btw-doeleinden is geïdentificeerd in de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd, en zowel zijn identiteit als het btw-identificatienummer dat door die lidstaat aan hem is toegekend, bij de ondernemer, bedoeld in onderdeel b, bekend zijn op het tijdstip waarop de verzending of het vervoer aanvangt; en

    • d. de ondernemer die de goederen verzendt of vervoert of dit voor zijn rekening door een derde laat doen, het vervoer van de goederen opneemt in het register, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel c, en, overeenkomstig artikel 37a, eerste lid, onderdeel d, in de lijst de identiteit vermeldt van de ondernemer die de goederen afneemt, evenals het btw-identificatienummer dat aan deze is toegekend door de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd.

  • 3 Wanneer aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, en de periode, genoemd in het vierde lid, is voldaan, zijn op het tijdstip van overdracht van de macht aan de ondernemer, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, om als eigenaar over de goederen te beschikken, de volgende regels van toepassing:

    • a. een levering van goederen als bedoeld in tabel II, onderdeel a, post 6, wordt geacht te zijn verricht door de ondernemer die de goederen zelf heeft verzonden of vervoerd of voor zijn rekening door een derde heeft laten verzenden of vervoeren in de lidstaat vanwaar de goederen zijn verzonden of vervoerd;

    • b. een intracommunautaire verwerving van goederen wordt geacht te zijn verricht door de ondernemer aan wie deze goederen worden geleverd in de lidstaat waarnaar de goederen werden verzonden of vervoerd.

  • 4 Indien de goederen niet binnen twaalf maanden na aankomst in de lidstaat waarnaar zij zijn verzonden of vervoerd, zijn geleverd aan de ondernemer, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, of het zesde lid, en geen van de situaties, genoemd in het zevende lid, zich heeft voorgedaan, wordt een overbrenging als bedoeld in artikel 3a geacht te zijn verricht op de dag na het verstrijken van de periode van twaalf maanden.

  • 5 In afwijking van het vierde lid wordt geen overbrenging als bedoeld in artikel 3a geacht te zijn verricht indien:

    • a. de macht om als eigenaar te beschikken over de goederen niet is overgedragen en die goederen worden teruggezonden naar de lidstaat vanwaar zij zijn verzonden of vervoerd binnen de periode, genoemd in het vierde lid; en

    • b. de ondernemer die de goederen heeft verzonden of vervoerd, de retour ontvangen goederen opneemt in het register, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel c.

  • 6 Indien de ondernemer, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, binnen de periode, genoemd in het vierde lid, wordt vervangen door een andere ondernemer, wordt op het tijdstip van de vervanging geen overbrenging als bedoeld in artikel 3a geacht te zijn verricht, op voorwaarde dat:

    • a. alle andere voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, zijn vervuld; en

    • b. de ondernemer, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, de vervanging opneemt in het register, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel c.

  • 7 Indien ten minste één van de voorwaarden, bedoeld in het tweede of zesde lid, binnen de periode, genoemd in het vierde lid, niet langer is vervuld, wordt een overbrenging van goederen in de zin van artikel 3a geacht te zijn verricht op het tijdstip dat de desbetreffende voorwaarde niet langer is vervuld. Dit tijdstip is, afhankelijk van de niet-vervulde voorwaarden, bepaald op de volgende momenten:

    • a. indien de goederen worden geleverd aan een andere persoon dan de ondernemer, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, of in het zesde lid: onmiddellijk vóór een dergelijke levering;

    • b. indien de goederen na aankomst in de lidstaat van bestemming worden verzonden of vervoerd naar een ander land dan de lidstaat vanwaar zij oorspronkelijk werden verplaatst: onmiddellijk vóór de aanvang van een dergelijke verzending of een dergelijk vervoer; of

    • c. indien de goederen worden vernietigd of gestolen of verloren zijn gegaan: op de datum waarop de goederen daadwerkelijk werden vernietigd of gestolen of verloren zijn gegaan, of indien het onmogelijk is om deze datum te bepalen, op de datum waarop werd vastgesteld dat de goederen waren vernietigd of gestolen of verloren zijn gegaan.

Artikel 3c

  • 1 Indien een ondernemer via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde-land ingevoerde goederen in zendingen met een intrinsieke waarde van niet meer dan € 150, faciliteert, wordt die ondernemer geacht die goederen zelf te hebben ontvangen en geleverd.

  • 2 Indien een ondernemer via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, de levering van goederen binnen de Unie door een niet in de Unie gevestigde ondernemer aan een andere dan ondernemer, faciliteert, wordt de ondernemer die de levering faciliteert geacht die goederen zelf te hebben ontvangen en geleverd.

Artikel 4

  • 1 Diensten zijn alle prestaties, niet zijnde leveringen van goederen in de zin van artikel 3.

  • 2 Met een dienst verricht onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, worden gelijkgesteld:

    • a. het gebruiken van een tot het bedrijf behorend goed voor privé-doeleinden van de ondernemer of van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden, wanneer voor dit goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan;

    • b. het om niet verrichten van diensten door de ondernemer voor eigen privé-doeleinden of voor privé-doeleinden van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden.

  • 3 Ter voorkoming van ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen worden voorts met een dienst verricht onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, gelijkgesteld de bij ministeriële regeling aan te wijzen verrichtingen door ondernemers binnen hun bedrijf, in gevallen waarin die ondernemers, indien zij die verrichtingen door andere ondernemers zouden laten doen, de belasting niet of niet geheel in aftrek zouden kunnen brengen.

  • 4 Diensten welke worden verleend door tussenkomst van een commissionair of dergelijke ondernemer die overeenkomsten sluit op eigen naam maar op order en voor rekening van een ander, worden geacht aan en vervolgens door die ondernemer te zijn verleend.

Afdeling 1a. Plaats van levering

Artikel 5

  • 1 De plaats waar een levering wordt verricht, is:

    • a. ingeval het goed in verband met de levering, anders dan in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel f, wordt verzonden of vervoerd, de plaats waar de verzending of het vervoer aanvangt;

    • b. in andere gevallen de plaats waar het goed zich bevindt op het tijdstip van de levering;

    • c. in afwijking van onderdeel b, in geval van een levering van goederen aan boord van een schip, vliegtuig of trein en tijdens het gedeelte van een binnen de Unie verricht passagiersvervoer, de plaats van vertrek van het vervoer van passagiers.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, worden, in de gevallen waarin de plaats van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen in een derdelandsgebied of derde-land ligt, de plaats waar de levering wordt verricht alsmede de plaats waar eventuele volgende leveringen worden verricht, geacht in de lidstaat van invoer van de goederen te liggen, voor zover de goederen door de leverancier of in diens opdracht worden ingevoerd.

Artikel 5a

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, wordt de plaats van levering:

    • a. van intracommunautaire afstandsverkopen van goederen geacht de plaats te zijn waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer;

    • b. van afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde-land ingevoerde goederen geacht de plaats te zijn waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer, indien de invoer plaatsvindt in een andere lidstaat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer;

    • c. van afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde-land ingevoerde goederen geacht zich in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer in die lidstaat te bevinden, indien de invoer in die lidstaat plaatsvindt, mits de belasting op deze goederen moet worden aangegeven in het kader van de invoerregeling, bedoeld in hoofdstuk V, afdeling 7, paragraaf 4.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de leveringen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten die aan de btw zijn onderworpen overeenkomstig de toepasselijke bijzondere regelingen van BTW-richtlijn 2006.

Artikel 5b

  • 1 Ingeval de levering van gas via een op het grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, van warmte of koude via warmte- of koudenetten of van elektriciteit wordt verricht aan een ondernemer die wederverkoper is, wordt die levering, in afwijking van artikel 5, verricht op de plaats waar deze ondernemer is gevestigd of een vaste inrichting heeft waarvoor de goederen worden geleverd, dan wel, bij het ontbreken hiervan, op de plaats waar zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats is.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt, in afwijking van artikel 2a, eerste lid, onderdeel k, onder een wederverkoper verstaan een ondernemer wiens hoofdactiviteit op het gebied van de aankoop van gas, warmte of koude of elektriciteit bestaat in het opnieuw verkopen van die producten en wiens eigen verbruik van die producten verwaarloosbaar is.

  • 3 In afwijking van artikel 5 wordt de levering van gas via een op het grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, van warmte of koude via warmte- of koudenetten of van elektriciteit in andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid verricht op de plaats waar de afnemer het werkelijke gebruik en verbruik van de goederen heeft. Ingeval het gas, de warmte, de koude of de elektriciteit geheel of ten dele niet daadwerkelijk door de afnemer wordt verbruikt, worden deze niet-verbruikte goederen geacht te zijn gebruikt en verbruikt op de plaats waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd waarvoor de goederen worden geleverd. Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting wordt de afnemer geacht de goederen te hebben gebruikt en verbruikt in zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats.

Artikel 5c

  • 1 Indien dezelfde goederen het voorwerp van opeenvolgende leveringen uitmaken en die goederen van een lidstaat naar een andere lidstaat rechtstreeks van de eerste leverancier naar de laatste afnemer in de keten worden verzonden of vervoerd, wordt de verzending of het vervoer uitsluitend toegeschreven aan de levering aan de tussenhandelaar, bedoeld in het derde lid.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt de verzending of het vervoer uitsluitend aan de levering van goederen door die tussenhandelaar toegeschreven indien de tussenhandelaar aan zijn leverancier het btw-identificatienummer heeft meegedeeld dat de lidstaat vanwaar de goederen worden verzonden of vervoerd, aan hem heeft toegekend.

  • 3 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder tussenhandelaar verstaan de leverancier in de keten die de goederen ofwel zelf verzendt of vervoert ofwel voor zijn rekening door een derde laat verzenden of vervoeren. De hier bedoelde tussenhandelaar kan niet de eerste leverancier in de keten zijn.

Artikel 5d

Indien een ondernemer geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd als bedoeld in artikel 3c wordt de verzending of het vervoer van de goederen toegerekend aan de levering die door die ondernemer is verricht.

Afdeling 1b. Plaats van een dienst

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 6

  • 1 De plaats van een dienst, verricht voor een als zodanig handelende ondernemer, is de plaats waar die ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. Worden deze diensten evenwel verricht voor een vaste inrichting van de ondernemer op een andere plaats dan die waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich bevindt. Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, geldt als plaats van de dienst de woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats van de ondernemer die deze diensten afneemt.

  • 2 De plaats van een dienst, verricht voor een andere dan ondernemer, is de plaats waar de dienstverrichter de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. Worden deze diensten evenwel verricht vanuit een vaste inrichting van de dienstverrichter, op een andere plaats dan die waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich bevindt. Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, geldt als plaats van de diensten de woonplaats of de gebruikelijke verblijfplaats van de dienstverrichter.

Paragraaf 2. Bijzondere bepalingen

Artikel 6a

De plaats van een dienst die voor andere dan ondernemers wordt verricht door een tussenpersoon die in naam en voor rekening van derden handelt, is de plaats waar de onderliggende handeling overeenkomstig de bepalingen van deze wet wordt verricht.

Artikel 6b

De plaats van een dienst die betrekking heeft op een onroerende zaak, met inbegrip van diensten van experts en makelaars in onroerende zaken, het verstrekken van accommodatie in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, zoals vakantiekampen of locaties die zijn ontwikkeld voor gebruik als kampeerterreinen, het verlenen van gebruiksrechten op een onroerende zaak, alsmede van diensten die erop gericht zijn de uitvoering van bouwwerken voor te bereiden of te coördineren, zoals de diensten verricht door architecten en door bureaus die toezicht houden op de uitvoering van het werk, is de plaats waar de onroerende zaak is gelegen.

Artikel 6c

  • 1 De plaats van personenvervoerdiensten is de plaats waar het vervoer plaatsvindt, zulks naar verhouding van de afgelegde afstanden.

  • 2 De plaats van andere goederenvervoerdiensten voor andere dan ondernemers dan het intracommunautaire goederenvervoer, is de plaats waar het vervoer plaatsvindt, zulks naar verhouding van de afgelegde afstanden.

  • 3 De plaats van intracommunautaire goederenvervoerdiensten voor andere dan ondernemers, is de plaats van vertrek.

Artikel 6d

De plaats van een voor een ondernemer verrichte dienst bestaande in het verlenen van toegang tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke evenementen, zoals beurzen en tentoonstellingen, en met de toegangverlening samenhangende diensten, is de plaats waar deze evenementen daadwerkelijk plaatsvinden.

Artikel 6e

  • 1 De plaats van voor een andere dan ondernemer verrichte diensten en van daarmee samenhangende diensten, in verband met culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke activiteiten, zoals beurzen en tentoonstellingen, inclusief de dienstverrichtingen van de organisatoren van dergelijke activiteiten, is de plaats waar die activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden.

  • 2 De plaats van de volgende diensten die voor andere dan ondernemers worden verricht, is de plaats waar die diensten daadwerkelijk worden verricht:

    • a. activiteiten die met vervoer samenhangen, zoals laden, lossen, intern vervoer en soortgelijke activiteiten;

    • b. deskundigenonderzoeken en werkzaamheden met betrekking tot roerende lichamelijke zaken.

Artikel 6f

  • 1 De plaats van restaurant- en cateringdiensten is de plaats waar die diensten materieel worden verricht.

  • 2 De plaats van restaurant- en cateringdiensten die materieel worden verricht aan boord van een schip, vliegtuig of trein tijdens het in de Unie verrichte gedeelte van een passagiersvervoer, is de plaats van vertrek van het passagiersvervoer.

Artikel 6g

  • 1 De plaats van dienst van kortdurende verhuur van een vervoermiddel is de plaats waar dat vervoermiddel daadwerkelijk ter beschikking van de afnemer wordt gesteld.

  • 2 De plaats van andere dan kortdurende verhuur van een vervoermiddel aan een andere dan ondernemer is de plaats waar de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.

  • 3 In afwijking van het tweede lid is de plaats van andere dan kortdurende verhuur van een pleziervaartuig aan een andere dan ondernemer de plaats waar het pleziervaartuig effectief ter beschikking van de afnemer wordt gesteld, indien deze dienst daadwerkelijk door de dienstverrichter wordt verricht vanuit de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting aldaar.

  • 4 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder «kortdurende verhuur» verstaan: het ononderbroken bezit of gebruik van het vervoermiddel gedurende een periode van ten hoogste dertig dagen, en voor schepen ten hoogste negentig dagen.

Artikel 6h

  • 1 De plaats van dienst van de volgende diensten, die worden verricht voor een andere dan ondernemer, is de plaats waar deze persoon gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft:

    • a. telecommunicatiediensten;

    • b. radio- en televisieomroepdiensten;

    • c. elektronische diensten.

  • 2 Het feit dat de dienstverrichter en de afnemer langs elektronische weg berichten uitwisselen, betekent op zich niet dat de verrichte dienst een elektronische dienst is.

Artikel 6i

De plaats van de volgende diensten, verricht voor een andere dan ondernemer die buiten de Unie gevestigd is of aldaar zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, is de plaats waar deze persoon gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft:

  • a. de overdracht en het verlenen van auteursrechten, octrooien, licentierechten, handelsmerken en soortgelijke rechten;

  • b. diensten op het gebied van de reclame;

  • c. diensten verricht door raadgevende personen, ingenieurs, adviesbureaus, advocaten, accountants en andere soortgelijke diensten, alsmede gegevensverwerking en informatieverschaffing;

  • d. de verplichting om een beroepsactiviteit of een in dit artikel vermeld recht geheel of gedeeltelijk niet uit te oefenen;

  • e. bank-, financiële en verzekeringsverrichtingen met inbegrip van herverzekeringsverrichtingen en met uitzondering van de verhuur van safeloketten;

  • f. het beschikbaar stellen van personeel;

  • g. de verhuur van roerende lichamelijke zaken, met uitzondering van alle vervoermiddelen;

  • h. het bieden van toegang tot een op het grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, tot warmte- of koudenetten of tot het elektriciteitssysteem, alsmede het verrichten van transmissie- of distributiediensten via deze systemen of netten en het verrichten van andere daarmee rechtstreeks verbonden diensten.

Paragraaf 3. Voorkoming van niet-heffing

Artikel 6j

De hierna genoemde diensten die worden verricht door ondernemers die buiten de Unie wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben van waaruit de dienst wordt verricht, of die, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten de Unie hebben, en de plaats van die diensten buiten de Unie is gelegen worden aangemerkt als worden zij in Nederland verricht, wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie in Nederland plaatsvinden:

  • a. diensten, bestaande in de verhuur van vervoermiddelen, die worden verricht voor andere dan ondernemers die in Nederland wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben waarvoor de diensten worden verricht;

  • b. diensten als bedoeld in artikel 6i, onderdelen a tot en met g, die worden verricht voor in Nederland gevestigde lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers.

Paragraaf 4. Drempel voor ondernemers die onder artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, vallende goederen leveren en onder artikel 6h vallende diensten verrichten

Artikel 6k

  • 1 Artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, en artikel 6h, eerste lid, zijn niet van toepassing wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a. de leverancier of dienstverrichter is gevestigd of, bij gebreke van een vestiging, heeft zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in slechts één lidstaat;

    • b. de diensten worden verleend aan andere dan ondernemers die gevestigd zijn, hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats hebben in een andere dan de lidstaat, bedoeld in onderdeel a, of de goederen worden verzonden of vervoerd naar een andere dan de lidstaat bedoeld in onderdeel a; en

    • c. het totale bedrag van de leveringen van diensten of goederen, bedoeld in onderdeel b, de belasting niet inbegrepen, is in het lopende kalenderjaar niet hoger dan € 10 000 of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid, en heeft dit bedrag ook niet overschreden in de loop van het voorafgaande kalenderjaar.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, zijn artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, en artikel 6h van toepassing wanneer de leverancier of dienstverrichter, bedoeld in het eerste lid, in de lidstaat op het grondgebied waarvan hij is gevestigd of, bij gebreke van een vestiging zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, daarvoor kiest overeenkomstig de in die lidstaat geldende regels.

  • 4 Wanneer de lidstaat, bedoeld in het derde lid, Nederland is, meldt de leverancier of dienstverrichter die artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, en artikel 6h wil toepassen dit bij de inspecteur. Deze melding geldt tot wederopzegging door die ondernemer doch ten minste voor twee kalenderjaren. De melding wordt gedaan op een door de inspecteur vast te stellen wijze. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de melding.

  • 5 De tegenwaarde in de nationale munteenheid van het bedrag, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, wordt berekend volgens de wisselkoers die op 5 december 2017 door de Europese Centrale Bank bekend is gemaakt.

Afdeling 1c. Ondernemer

Artikel 7

  • 1 Ondernemer is ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent.

  • 2 Waar in deze wet wordt gesproken van bedrijf, wordt daaronder mede verstaan:

    • a. beroep;

    • b. exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald, dat publiekrechtelijke lichamen die, anders dan als ondernemer, prestaties verrichten welke uit hun aard ook door ondernemers kunnen worden verricht, met betrekking tot die prestaties als ondernemer worden aangemerkt.

  • 4 Natuurlijke personen en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die op grond van het bepaalde in dit artikel ondernemer zijn en die in Nederland wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben en die in financieel, organisatorisch en economisch opzicht zodanig zijn verweven, dat zij een eenheid vormen, worden, al dan niet op verzoek van één of meer van deze natuurlijke personen of lichamen, bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur als één ondernemer aangemerkt en wel met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de inspecteur die beschikking heeft afgegeven. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter zake van de vorming, wijziging en beëindiging van de fiscale eenheid.

  • 5 Onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden kunnen lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen die, anders dan als ondernemer, prestaties verrichten ten behoeve van ondernemers, die krachtens artikel 15 ter zake belasting in aftrek zouden hebben kunnen brengen, indien die prestaties ten behoeve van hen door een ondernemer zouden zijn verricht, met betrekking tot die prestaties als ondernemer worden aangemerkt.

  • 6 Degene die, anders dan als ondernemer, een nieuw vervoermiddel levert welk vervoermiddel wordt verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat, wordt met betrekking tot die levering als ondernemer aangemerkt.

  • 7 Voor de toepassing van de regels betreffende de plaats van dienst in deze wet en in de daarop gebaseerde bepalingen wordt:

    • a. een ondernemer die ook werkzaamheden of handelingen verricht die niet als belastbare goederenleveringen of diensten in de zin van artikel 2, lid 1, van BTW-richtlijn 2006 worden beschouwd, met betrekking tot alle voor hem verrichte diensten als ondernemer aangemerkt;

    • b. een rechtspersoon, andere dan ondernemer, die voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, als ondernemer aangemerkt.

Afdeling 2. Maatstaf en tarief van heffing

Artikel 8

  • 1 De belasting wordt berekend over de vergoeding.

  • 2 De vergoeding is het totale bedrag dat - of voor zover de tegenprestatie niet in een geldsom bestaat, de totale waarde van de tegenprestatie welke - ter zake van de levering of de dienst in rekening wordt gebracht, de omzetbelasting niet daaronder begrepen. Ingeval ter zake van de levering of de dienst meer wordt voldaan dan hetgeen in rekening is gebracht, komt in plaats daarvan in aanmerking hetgeen is voldaan.

  • 3 Ten aanzien van de handelingen, bedoeld in artikel 3, derde lid, en artikel 3a, eerste lid, wordt de vergoeding gesteld op de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen of, indien er geen aankoopprijs is, de kostprijs, berekend op het tijdstip waarop deze handelingen worden uitgevoerd.

  • 4 De vergoeding wordt gesteld op de normale waarde van de dienst indien:

    • a. een auto tegen een lagere vergoeding dan de normale waarde voor andere dan bedrijfsdoeleinden in gebruik wordt gegeven aan een verbonden afnemer die geen volledig recht op aftrek heeft uit hoofde van artikel 15;

    • b. het gaat om handelingen als bedoeld in artikel 4, derde lid.

    Voor de toepassing van de eerste alinea, onderdeel a, wordt onder een verbonden afnemer verstaan een werknemer, een afnemer die een bestuurlijke verhouding met de ondernemer heeft en een afnemer waarmee de ondernemer een familiale band heeft.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in hoever:

    • a. de korting voor contante betaling, de kosten van verpakking, de vracht- en assurantiekosten, de uitschotten van belasting en andere met doorlopende posten gelijk te stellen bedragen niet tot de vergoeding behoren;

    • b. bij met grondrente bezwaarde eigendom, rechten van erfpacht, opstal, erfdienstbaarheid of beklemming, appartementen, lidmaatschapsrechten en dergelijke, de daaraan verbonden lasten tot de vergoeding behoren;

    • c. bij eigendom, bezwaard met een recht van erfpacht, opstal, erfdienstbaarheid of beklemming, de vergoeding wordt verminderd met de aan die rechten verbonden lasten;

    • d. bij levering anders dan met toepassing van artikel 28b of 28d, van gebruikte personenauto's, gebruikte motorrijwielen en gebruikte bestelauto's in de zin van artikel 10 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, de vergoeding wordt verminderd met de op de voet van die wet geheven belasting. Voor het vaststellen van het bedrag van die vermindering worden regels gesteld met inachtneming van de bepalingen van of ingevolge die wet.

  • 6 Indien gegevens voor het bepalen van de vergoeding zijn uitgedrukt in een andere munteenheid dan de euro, wordt de wisselkoers vastgesteld overeenkomstig de laatst genoteerde verkoopkoers op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt. In plaats van het hiervoor bedoelde wisselkoersmechanisme mag ook gebruik gemaakt worden van de wisselkoers die, op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt, door de Europese Centrale Bank laatstelijk was bekendgemaakt.

  • 7 Ten aanzien van de handelingen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, wordt de vergoeding gesteld op de door de ondernemer voor het verrichten van de diensten gemaakte uitgaven. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de door de ondernemer voor het verrichten van deze diensten gemaakte uitgaven.

Artikel 8a

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 9

  • 1 De belasting bedraagt 21 percent.

  • 2 In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting:

    • a. 9 percent voor leveringen van goederen en diensten, genoemd in de bij deze wet behorende tabel I;

    • b. nihil voor leveringen van goederen en diensten, genoemd in de bij deze wet behorende tabel II, mits is voldaan aan bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden.

Afdeling 3. Vrijstellingen

Artikel 11

  • 1 Onder bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden zijn van de belasting vrijgesteld:

    • a. de levering van onroerende zaken en van rechten waaraan deze zijn onderworpen, met uitzondering van:

      • 1°. de levering van een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het erbij behorend terrein vóór, op of uiterlijk twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming, alsmede de levering van een bouwterrein;

      • 2°. leveringen, andere dan die bedoeld onder 1°, aan personen die de onroerende zaak gebruiken voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting op de voet van artikel 15 bestaat, mits de ondernemer die de levering verricht en degene aan wie wordt geleverd, blijkens de notariële akte van levering daarvoor hebben gekozen of in andere gevallen gezamenlijk een verzoek daartoe aan de inspecteur hebben gedaan en overigens voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;

    • b. de verhuur (de verpachting daaronder begrepen) van onroerende zaken, met uitzondering van:

      • 1°. de verhuur van blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines;

      • 2°. de verhuur binnen het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen, die daar slechts voor een korte periode verblijf houden;

      • 3°. de verhuur van parkeerruimte voor voertuigen en de verhuur van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen;

      • 4°. de verhuur van safeloketten;

      • 5°. de verhuur van onroerende zaken, andere dan gebouwen en gedeelten daarvan welke als woning worden gebruikt, door een verhuurder, die niet de vrijstelling, bedoeld in artikel 25, eerste lid, toepast, aan personen die de onroerende zaak gebruiken voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van de belasting op de voet van artikel 15 bestaat mits de verhuurder en de huurder blijkens de schriftelijke huurovereenkomst daarvoor hebben gekozen of in andere gevallen gezamenlijk een verzoek daartoe aan de inspecteur hebben gedaan en overigens voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;

      onder verhuur van onroerende zaken wordt mede verstaan iedere andere vorm waarin onroerende zaken voor gebruik, anders dan als levering, ter beschikking worden gesteld;

    • c. het verzorgen en het verplegen van in een inrichting opgenomen personen, alsmede de handelingen die daarmee nauw samenhangen, waaronder begrepen het verstrekken van spijzen en dranken, geneesmiddelen en verbandmiddelen aan die personen;

    • d. de diensten aan de jeugd en de jeugdleiders door organisaties voor het algemene jeugdwerk die door de overheid als zodanig zijn erkend;

    • e. diensten die nauw samenhangen met de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding en die door instellingen worden verricht voor personen die aan sport of lichamelijke opvoeding doen, met uitzondering van:

      • het verlenen van toegang tot wedstrijden, demonstraties en dergelijke;

      • het ter beschikking stellen van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen die op grond van objectieve kenmerken niet geschikt zijn voor sportbeoefening;

    • f. de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen leveringen en diensten van sociale of culturele aard, mits de ondernemer geen winst beoogt en niet een verstoring van concurrentieverhoudingen optreedt ten opzichte van ondernemers die winst beogen;

    • g.

      • 1°. de volgende leveringen en diensten:

        • a. de diensten op het vlak van de gezondheidskundige verzorging van de mens door beoefenaren van een medisch of paramedisch beroep die een op dit beroep gerichte opleiding hebben voltooid waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor zover deze diensten tot het gebied van deskundigheid van dit beroep behoren en onderdeel vormen van bedoelde opleiding;

        • b. diensten die door tandtechnici als zodanig worden verricht; de leveringen van tandprothesen door tandartsen en tandtechnici; het vervoer van zieken of gewonden met ambulance-automobielen;

      • 2°. de verblijfszorg, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onder a, en de zorg, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onder b en c, van de Wet langdurige zorg, alsmede huishoudelijke hulp, voor zover die zorg niet gepaard gaat met verblijf in een instelling en plaatsvindt aan personen ten behoeve van wie in een indicatiebesluit op grond van de Wet langdurige zorg is vastgesteld dat ze op de in die onderdelen bedoelde zorg zijn aangewezen;

      • 3°. de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen diensten die deel uitmaken van een voorziening ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, verleend aan personen van wie vaststaat dat zij ingevolge die wet op die diensten zijn aangewezen;

      • 4°. de diensten door ondernemers bestaande in het verlenen van dagbesteding, arbeidstraining of dagopvang aan:

    • h. de diensten door lijkbezorgers;

    • i. de volgende leveringen en diensten:

      • 1°. de handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deviezen, bankbiljetten en munten, welke in enig land de hoedanigheid van wettig betaalmiddel bezitten, met uitzondering van bankbiljetten en munten, welke gewoonlijk niet als wettig betaalmiddel worden gebruikt of welke een verzamelwaarde hebben;

      • 2°. de handelingen, bemiddeling daaronder begrepen doch uitgezonderd bewaring en beheer, inzake effecten en andere waardepapieren met uitzondering van documenten welke goederen vertegenwoordigen;

      • 3°. het beheer van door beleggingsfondsen en beleggingsmaatschappijen ter collectieve belegging bijeengebrachte vermogens;

    • j. de volgende diensten:

      • 1°. het verlenen van en de bemiddeling inzake krediet;

      • 2°. de handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende giro- en rekeningcourantverkeer, deposito's, betalingen, overmakingen, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren, met uitzondering van de invordering van schuldvorderingen;

      • 3°. het aangaan van en het bemiddelen bij borgtochten en andere zekerheids- en garantieverbintenissen;

    • k. handelingen ter zake van verzekering en herverzekering met inbegrip van daarmee samenhangende diensten, verricht door assurantiemakelaars en verzekeringstussenpersonen;

    • l. de kansspelen in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Wet op de kansspelbelasting;

    • m. de diensten, en de daarmee gepaard gaande leveringen, bedoeld in artikel 16 van de Postwet 2009, die worden verricht door een verlener van de universele postdienst, bedoeld in die wet;

    • n. de niet-commerciële activiteiten van openbare radio- en televisieorganisaties;

    • o. het verzorgen van:

      • 1°. onderwijs, met inbegrip van de diensten en leveringen die daarmee nauw samenhangen, door daartoe bestemde scholen en instellingen, als is omschreven bij of krachtens de wetten tot regeling van het onderwijs dat krachtens wettelijk voorschrift is onderworpen aan het toezicht door de Inspectie van het onderwijs of aan een ander toezicht door de minister die met de zorg voor het desbetreffende onderwijs is belast;

      • 2°. bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen onderwijs, met inbegrip van de diensten en leveringen die daarmee nauw samenhangen, waarbij kan worden bepaald, dat de vrijstelling slechts toepassing vindt ten aanzien van ondernemers die met dat onderwijs geen winst beogen;

    • p. de voordrachten en dergelijke diensten in bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen, mits tegen een vergoeding die in hoofdzaak strekt tot dekking van kosten;

    • q. de diensten door componisten, schrijvers en journalisten;

    • r. de levering van een roerende zaak die in het bedrijf van de ondernemer uitsluitend is gebruikt ten behoeve van vrijgestelde prestaties of voor doeleinden als zijn bedoeld in artikel 16, ingeval ter zake van de voorafgaande levering van die zaak geen belasting in aftrek is gebracht;

    • s. de levering van menselijke organen, menselijk bloed en moedermelk;

    • t. de diensten en daarmee nauw samenhangende leveringen door werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede door organisaties van politieke, godsdienstige, vaderlandslievende, levensbeschouwelijke of liefdadige aard aan hun leden tegen een statutair vastgestelde contributie;

    • u. bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen diensten welke door zelfstandige groeperingen van personen of lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die prestaties verrichten welke zijn vrijgesteld of waarvoor zij geen ondernemer zijn, worden verleend aan hun leden en welke rechtstreeks nodig zijn voor het verrichten van voornoemde prestaties, mits die groeperingen van hun leden slechts terugbetaling vorderen van hun aandeel in de gezamenlijke uitgaven en geen verstoring van concurrentieverhoudingen optreedt;

    • v. leveringen en diensten van bijkomstige aard door organisaties waarvan de prestaties overigens op grond van onderdeel c, d, e, f, o, onder 1°, of t zijn vrijgesteld, voor zover die leveringen en diensten voortvloeien uit activiteiten ter verkrijging van financiële steun voor deze organisaties, mits de ontvangsten ter zake van leveringen niet meer bedragen dan € 68 067 per jaar en ter zake van diensten niet meer dan € 22 689 per jaar, met dien verstande dat voor organisaties als bedoeld in onderdeel e, laatstgenoemd bedrag € 50 000 bedraagt;

    • w. opvang van kinderen in kinderopvang of gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, indien het betreft kinderopvang in een overeenkomstig die wet geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang door tussenkomst van een overeenkomstig die wet geregistreerd gastouderbureau en overigens wordt voldaan aan de in voormelde wet gestelde eisen, opvang van kinderen als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, onderdeel a, van die wet, alsmede nader bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen vormen van kinderopvang.

  • 2 De nauw samenhangende leveringen en diensten, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdelen c, e, o en t, zijn van de vrijstelling uitgesloten wanneer zij:

    • a. niet onontbeerlijk zijn voor het verrichten van de vrijgestelde handelingen; of

    • b. in hoofdzaak ertoe strekken aan de instelling extra opbrengsten te verschaffen door de uitvoering van handelingen welke worden verricht in rechtstreekse mededinging met aan de heffing van belasting onderworpen handelingen van commerciële ondernemingen.

  • 3 De vrijstellingen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdelen c, e en t, zijn slechts van toepassing, indien de ondernemer geen winst beoogt. Onder het beogen van winst wordt mede verstaan het behalen van exploitatieoverschotten, tenzij deze worden aangewend voor de instandhouding of verbetering van de diensten die worden verricht.

  • 4 Voor toepassing van het eerste lid, onderdeel e, is geen sprake van een instelling die winst beoogt, indien:

    • a. de instelling direct of indirect bijdragen ontvangt die geen vergoeding vormen of een vergoeding vormen hoger dan de normale waarde voor een prestatie en de instelling zonder die bijdragen geen overschot zou behalen; of

    • b. aan de instelling direct of indirect een sportaccommodatie of een gedeelte daarvan ter beschikking wordt gesteld door een publiekrechtelijk lichaam dat ter zake van die terbeschikkingstelling niet ten minste de aan die accommodatie of het gedeelte daarvan toerekenbare integrale kosten aan zijn afnemer in rekening brengt.

  • 5 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, onder 1°:

    • a. wordt als gebouw beschouwd ieder bouwwerk dat vast met de grond is verbonden;

    • b. wordt na de verbouwing van een gebouw de ingebruikneming als eerste ingebruikneming aangemerkt, indien door die verbouwing een vervaardigd goed is voortgebracht;

    • c. wordt als erbij behorend terrein beschouwd ieder terrein dat naar maatschappelijke opvattingen behoort bij dan wel dienstbaar is aan het gebouw.

  • 6 Onder een bouwterrein als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, wordt verstaan onbebouwde grond die kennelijk bestemd is om te worden bebouwd met een of meer gebouwen.

  • 7 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen a, onder 2°, en b, onder 5°, worden onder het gebruiken voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting op de voet van artikel 15 bestaat, niet begrepen de handelingen, bedoeld in de artikelen 3, derde lid, en 4, tweede lid.

  • 8 Tot de leveringen of diensten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen f, g, onder 2° en onder 3°, t, u of v, behoren niet de bij ministeriële regeling, in verband met het voorkomen van een verstoring van concurrentieverhoudingen, aan te wijzen leveringen of diensten.

Afdeling 4. Wijze van heffing

Artikel 12

  • 1 De belasting wordt geheven van de ondernemer die de levering of de dienst verricht.

  • 2 Ingeval de ondernemer die een levering als bedoeld in artikel 5b of een dienst als bedoeld in artikel 6, eerste lid, verricht, niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft van waaruit de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend, en aan degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend een btw-identificatienummer in Nederland is toegekend, wordt de belasting geheven van degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend.

  • 3 Ingeval de ondernemer die de levering, niet zijnde een levering waarop de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, van toepassing is, of een dienst, andere dan bedoeld in het tweede lid, verricht, niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft van waaruit de levering of de dienst wordt verricht, en degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend, een ondernemer is die in Nederland woont of is gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting heeft, of een in Nederland gevestigd lichaam in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is, wordt de belasting geheven van degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend.

  • 4 Voor de toepassing van dit artikel wordt een ondernemer die een vaste inrichting heeft in Nederland, geacht een niet in Nederland gevestigde ondernemer te zijn wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a. hij verricht in Nederland een belastbare goederenlevering of een dienst;

    • b. bij het verrichten van die goederenlevering of die dienst is de vaste inrichting in Nederland niet betrokken.

  • 5 In bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen wordt onder bij of krachtens deze maatregel te stellen regelen de belasting, ten einde voor de inning daarvan meer waarborgen te scheppen, geheven van degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend.

Artikel 13

  • 1 De belasting wordt verschuldigd:

    • a. in gevallen waarin ingevolge de artikelen 34b tot en met 35 een factuur moet worden uitgereikt, op het tijdstip van de uitreiking of, indien deze niet tijdig plaatsvindt, het tijdstip waarop zij uiterlijk had moeten geschieden tenzij sprake is van een dienst waarover de belasting op grond van artikel 12, tweede lid, verschuldigd is door de afnemer van deze dienst, in welk geval de belasting verschuldigd wordt op het tijdstip waarop de dienst wordt verricht;

    • b. in andere gevallen op het tijdstip waarop de levering of de dienst wordt verricht.

  • 2 In afwijking in zover van het eerste lid wordt de belasting of het desbetreffende gedeelte daarvan uiterlijk verschuldigd op het tijdstip waarop de vergoeding geheel of gedeeltelijk wordt ontvangen.

  • 3 Bij een levering of overbrenging voor bedrijfsdoeleinden van goederen met toepassing van de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, wordt de belasting, in afwijking van het eerste en tweede lid, verschuldigd op het tijdstip van uitreiking van de factuur, of op het tijdstip van het verstrijken van de in artikel 34g, eerste volzin, bedoelde termijn indien er vóór die datum geen factuur is uitgereikt.

  • 4 In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, wordt de belasting ter zake van diensten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, verschuldigd op de laatste dag van het boekjaar waarin die diensten worden verricht. Diensten die op die dag nog niet zijn voltooid, worden geacht op die dag te zijn voltooid voorzover zij betrekking hebben op dat boekjaar. Indien het boekjaar langer is dan een jaar wordt de belasting verschuldigd op de laatste dag van het kalenderjaar waarin de diensten worden verricht met overeenkomstige toepassing van de tweede volzin.

  • 5 Voor de toepassing van het eerste lid worden de diensten waarvan de belasting op grond van artikel 12, tweede lid, verschuldigd is door de afnemer van deze diensten en die doorlopend worden verricht gedurende een periode langer dan één jaar geacht bij de afloop van elk kalenderjaar te zijn voltooid zolang de dienstverrichting doorloopt en die geen aanleiding geven tot afrekeningen of betalingen in die periode.

  • 6 De goederenleveringen die doorlopend worden verricht gedurende een periode langer dan een kalendermaand, waarbij de goederen onder de voorwaarden van de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, worden vervoerd naar een andere lidstaat, worden geacht bij de afloop van elke kalendermaand te zijn voltooid zolang de goederenlevering doorloopt.

  • 7 Goederenleveringen en diensten, andere dan die bedoeld in het vierde, vijfde en zesde lid, die gedurende een zekere periode doorlopend worden verricht, worden geacht ten minste eenmaal per jaar te zijn voltooid.

Artikel 13a

In afwijking in zoverre van artikel 13 vindt het belastbare feit van de levering van goederen door een ondernemer die geacht wordt die goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 3c en van de levering van goederen aan die ondernemer, plaats, en wordt de belasting verschuldigd, op het tijdstip waarop de betaling is aanvaard.

Artikel 14

  • 1 De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting moet op aangifte worden voldaan.

  • 2 In afwijking in zover van het eerste lid wordt de belasting die verschuldigd is geworden door ondernemers als bedoeld in artikel 7, zesde lid, niet voldaan over een tijdvak.

Artikel 15

  • 1 De in artikel 2 bedoelde belasting welke de ondernemer in aftrek brengt, is:

    • a. de belasting welke in het tijdvak van aangifte door andere ondernemers ter zake van door hen aan de ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten in rekening is gebracht op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur;

    • b. de belasting welke in het tijdvak van aangifte is verschuldigd geworden ter zake van door de ondernemer verrichte intracommunautaire verwervingen als bedoeld in artikel 17a, eerste lid, mits de ondernemer in het bezit is van een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur;

    • c. de belasting welke in het tijdvak van aangifte is verschuldigd geworden:

    • d. de belasting die is begrepen in de aankoopprijs van een nieuw vervoermiddel dat met toepassing van onderdeel a, post 6, van de bij deze wet behorende tabel II, wordt geleverd door:

    een en ander voor zover de goederen en de diensten door de ondernemer worden gebruikt voor belaste handelingen.

    Indien een verzoek om teruggaaf van belasting kan worden gedaan op de voet van artikel 30, eerste en tweede lid, kan die belasting door de ondernemer niet in aftrek worden gebracht. Indien een onroerende zaak deel uitmaakt van het vermogen van het bedrijf van een ondernemer en door de ondernemer zowel voor de activiteiten van het bedrijf als voor zijn privégebruik of voor het privégebruik van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, is de belasting over de uitgaven in verband met deze onroerende zaak slechts aftrekbaar, overeenkomstig de in dit artikel vervatte beginselen, naar evenredigheid van het gebruik ervan voor de bedrijfsactiviteiten van de ondernemer. Voor het gebruik van de onroerende zaak voor privédoeleinden van de ondernemer of van zijn personeel, of meer in het algemeen voor andere dan bedrijfsdoeleinden is artikel 4, tweede lid, onderdeel a, niet van toepassing.

  • 2 De ondernemer brengt eveneens in aftrek de belasting, bedoeld in het eerste lid, voorzover de goederen en diensten door de ondernemer worden gebruikt voor:

    • a. handelingen door de als zodanig handelende ondernemer buiten Nederland verricht, waarvoor recht op aftrek zou ontstaan wanneer zij binnen Nederland zouden plaatsvinden;

    • b. handelingen die overeenkomstig de artikelen 143, onder f, g, g bis, h of i, 144 en 146 tot en met 153 van de BTW-richtlijn 2006 zijn vrijgesteld;

    • c. handelingen als bedoeld in de artikelen 11, eerste lid, onderdelen i, j en k, mits de ontvanger buiten de Unie gevestigd is of wanneer de handelingen rechtstreeks samenhangen met goederen die bestemd zijn om te worden uitgevoerd uit de Unie.

  • 3 In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt bij levering van een nieuw vervoermiddel door een in het eerste lid, onderdeel d, bedoelde ondernemer de in het eerste lid bedoelde aftrek beperkt tot de belasting die in de aankoopprijs is begrepen of die verschuldigd is geworden ter zake van de intracommunautaire verwerving of de invoer van het vervoermiddel. De aftrek bedraagt ten hoogste het bedrag van de belasting dat verschuldigd zou zijn indien op die levering het tarief van nihil niet van toepassing zou zijn. Het recht op aftrek ontstaat op het tijdstip waarop het vervoermiddel wordt geleverd. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld inzake de toepassing van dit lid en van het eerste lid, onderdeel d.

  • 4 De aftrek van belasting vindt plaats overeenkomstig de bestemming van de goederen en diensten op het tijdstip waarop de belasting aan de ondernemer in rekening wordt gebracht dan wel op het tijdstip waarop de belasting wordt verschuldigd. Indien op het tijdstip waarop de ondernemer goederen en diensten gaat gebruiken, blijkt, dat de belasting ter zake voor een groter of kleiner gedeelte in aftrek is gebracht dan waartoe de ondernemer op grond van het gebruik is gerechtigd, wordt hij de te veel afgetrokken belasting op dat tijdstip verschuldigd. De verschuldigd geworden belasting wordt op de voet van artikel 14 voldaan. De te weinig afgetrokken belasting wordt aan hem op zijn verzoek teruggegeven.

  • 5 Geen aftrek vindt plaats van belasting welke in rekening is gebracht ter zake van het verstrekken van spijzen en dranken voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden.

  • 6 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent de aftrek van belasting, ingeval goederen en diensten door de ondernemer mede worden gebruikt anders dan voor belaste handelingen of anders dan voor de handelingen, bedoeld in het tweede lid. Daarbij wordt tevens rekening gehouden met wijzigingen in het gebruik van onroerende zaken, bedoeld in het eerste lid, laatste alinea. Voorts kan daarbij worden bepaald dat het afstoten van goederen welke de ondernemer in zijn bedrijf heeft gebruikt, buiten aanmerking wordt gelaten.

  • 7 Een herziening van de aftrek vindt niet plaats:

    • a. in geval van naar behoren bewezen en aangetoonde vernietiging, verlies of diefstal van goederen;

    • b. in geval van onttrekkingen van goederen voor het verstrekken van geschenken van geringe waarde en van monsters, als bedoeld in artikel 3, achtste lid.

Artikel 16

  • 1 Bij koninklijk besluit kan de in artikel 15, eerste lid, bedoelde aftrek in bepaalde gevallen geheel of gedeeltelijk worden uitgesloten, zulks ten einde te voorkomen, dat op goederen en diensten, welke worden gebruikt voor het voeren van een zekere staat, voor het bevredigen van behoeften van anderen dan ondernemers of ten behoeve van prestaties als zijn bedoeld in artikel 11, de belasting geheel of gedeeltelijk niet drukt.

  • 2 Na het tot stand komen van een besluit, door Ons krachtens het eerste lid genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet tot goedkeuring van dat besluit aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden.

  • 3 Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een der Kamers der Staten-Generaal tot het niet-aannemen van het voorstel besluit, wordt Ons besluit onverwijld ingetrokken.

Artikel 16a

Ter zake van prestaties als bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdelen a en c, en artikel 4, tweede lid, wordt de belasting niet verschuldigd indien het prestaties betreft als bedoeld in het op artikel 16, eerste lid, gebaseerde koninklijk besluit.

Artikel 17

Ingeval de voor aftrek in aanmerking komende belasting meer bedraagt dan de in het tijdvak verschuldigd geworden belasting, wordt het verschil aan de ondernemer op zijn verzoek terugbetaald.

Hoofdstuk IIA. Heffing ter zake van intracommunautaire verwervingen

Afdeling 1. Belastbaar feit

Artikel 17a

  • 1 Intracommunautaire verwerving van goederen is de verwerving van goederen ingevolge een levering van deze goederen door een als zodanig handelende ondernemer, welke goederen worden verzonden of vervoerd van een lidstaat naar een andere lidstaat.

  • 2 Wanneer door rechtspersonen, andere dan ondernemers, verworven goederen worden verzonden of vervoerd uit een derdelandsgebied of derde-land en door deze rechtspersonen worden ingevoerd in een andere lidstaat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer, worden deze goederen geacht te zijn verzonden of vervoerd vanuit de lidstaat van invoer van de goederen.

  • 3 Met een intracommunautaire verwerving van goederen onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, wordt gelijkgesteld het beschikken voor bedrijfsdoeleinden over een goed dat door of voor rekening van de ondernemer wordt verzonden of vervoerd uit een andere lidstaat waar het goed is vervaardigd, gewonnen, bewerkt, gekocht, onderworpen aan heffing van belasting ter zake van intracommunautaire verwerving, of door hem is ingevoerd.

  • 4 Met een intracommunautaire verwerving van goederen onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, wordt gelijkgesteld het komen binnen Nederland van goederen die zijn verzonden of vervoerd vanuit een andere lidstaat, zonder dat deze goederen aldaar onderworpen waren aan heffing van belasting, omdat zij aldaar ter beschikking hebben gestaan voor het gebruik in het kader van:

    • a. een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, bedoeld titel V, hoofdstuk 2, afdeling 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie;

    • b. het Verdrag van Londen van 19 juni 1951 tussen de Staten, die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (Trb. 1951, 114 en Trb. 1953, 10, Stb. 1953, 438);

    indien de invoer van die goederen niet zou zijn vrijgesteld.

Artikel 17b

  • 1 De plaats waar een intracommunautaire verwerving wordt verricht, is de plaats van aankomst van de verzending of het vervoer.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt een intracommunautaire verwerving verricht in de lidstaat die aan de afnemer het btw-identificatienummer heeft toegekend waaronder de verwerving wordt verricht, voor zover de afnemer niet aantoont dat de belasting is geheven met toepassing van het eerste lid.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing en de intracommunautaire verwerving van goederen wordt geacht overeenkomstig het eerste lid aan de heffing te zijn onderworpen indien:

    • a. de afnemer aantoont de verwerving te hebben verricht met het oog op een daaropvolgende levering binnen het grondgebied van de overeenkomstig het eerste lid bepaalde lidstaat, waarvoor degene voor wie deze levering bestemd is, overeenkomstig artikel 197 van BTW-richtlijn 2006 is aangewezen als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon; en

    • b. de afnemer heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 37a.

Afdeling 2. Maatstaf en tarief van heffing

Artikel 17c

  • 1 De belasting wordt berekend over de vergoeding.

  • 2 Met betrekking tot intracommunautaire verwervingen waarbij de ondernemer die de goederen levert verplicht is ter zake van die levering een factuur uit te reiken is artikel 8, tweede, vijfde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 4 In afwijking van het eerste lid wordt met betrekking tot de intracommunautaire verwervingen van accijnsgoederen waarbij de voor die goederen in Nederland verschuldigde of voldane accijns niet in de vergoeding is begrepen, de belasting berekend over de vergoeding vermeerderd met die voor de goederen verschuldigde of voldane accijns.

  • 5 Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de intracommunautaire verwervingen van alcoholvrije dranken als bedoeld in artikel 6 van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, waarbij de voor die goederen in Nederland op de voet van die wet verschuldigde of voldane belasting niet in de vergoeding is begrepen.

Artikel 17d

Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het tarief van nihil alleen toepassing kan vinden ten aanzien van intracommunautaire verwervingen van goederen, genoemd in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, posten 1, 3, 4, 5 en 10.

Afdeling 3. Vrijstellingen

Artikel 17e

Onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van belasting verleend voor de intracommunautaire verwervingen van goederen waarvoor:

  • a. de levering in Nederland in elk geval is vrijgesteld;

  • b. bij invoer in elk geval een vrijstelling van toepassing zou zijn;

  • c. in elk geval recht zou bestaan op volledige teruggaaf daarvan.

Afdeling 4. Wijze van heffing

Artikel 17f

De belasting wordt geheven van degene die de intracommunautaire verwerving verricht.

Artikel 17g

  • 1 De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip van uitreiking van de factuur, of bij het verstrijken van de in artikel 34g, eerste volzin, bedoelde termijn indien er vóór die datum geen factuur is uitgereikt.

  • 2 Een intracommunautaire verwerving van een goed wordt verricht op het tijdstip waarop de aan de verwerving ten grondslag liggende levering van dat goed wordt verricht.

Artikel 17h

  • 1 De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting moet op aangifte worden voldaan.

  • 2 In afwijking in zover van het eerste lid wordt de belasting die verschuldigd is geworden ter zake van intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen door natuurlijke personen en rechtspersonen aan wie geen btw-identificatienummer is toegekend, niet voldaan over een tijdvak.

Hoofdstuk III. Heffing ter zake van invoer

Afdeling 1. Belastbaar feit

Artikel 18

  • 1 Invoer van goederen is:

    • a. het brengen in Nederland van goederen die niet voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 28 en 29 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

    • b. het brengen in Nederland vanuit een derdelandsgebied van andere dan de in onderdeel a bedoelde goederen;

    • c. het in Nederland beëindigen van, dan wel het in Nederland onttrekken van goederen aan een douaneregime;

    • d. de bevoorrading in Nederland van vervoermiddelen met goederen welke niet in het vrije verkeer zijn.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder douaneregime:

    • a. tijdelijke opslag als bedoeld in artikel 5, onderdeel 17, van het Douanewetboek van de Unie;

    • b. douanevervoer als bedoeld in de artikelen 226 en 234 van het Douanewetboek van de Unie;

    • c. douane-entrepot als bedoeld in artikel 240 van het Douanewetboek van de Unie;

    • d. tijdelijke invoer als bedoeld in artikel 250 van het Douanewetboek van de Unie, voor zover het betreft een volledige vrijstelling van rechten bij invoer;

    • e. actieve veredeling als bedoeld in artikel 256 van het Douanewetboek van de Unie; en

    • f. wederuitvoer als bedoeld in artikel 270 van het Douanewetboek van de Unie.

  • 3 Als invoer wordt niet aangemerkt het in Nederland brengen van goederen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, waarop een douaneregime van toepassing is dan wel waarop aansluitend aan het in Nederland brengen een douaneregime van toepassing wordt. Evenmin wordt als invoer aangemerkt het in Nederland beëindigen van een douaneregime voor zover dit regime wordt opgevolgd door een douaneregime.

  • 4 Als invoer wordt voorts niet aangemerkt het in Nederland beëindigen van, dan wel het in Nederland onttrekken van goederen aan de regeling intern douanevervoer, bedoeld in artikel 227 van het Douanewetboek van de Unie, indien het vervoer aanvangt en eindigt in de Unie.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de toepassing van dit artikel.

Afdeling 2. Maatstaf en tarief van heffing

Artikel 19

  • 1 De belasting wordt berekend over de douanewaarde.

  • 2 In de douanewaarde zijn begrepen:

    • a. de rechten bij invoer, belastingen en heffingen, met uitzondering van de ter zake van de invoer in Nederland verschuldigde omzetbelasting;

    • b. de bijkomende kosten, zoals kosten van commissie, verpakking, vervoer en verzekering tot de plaats van bestemming.

Artikel 20

  • 1 De belasting bedraagt 21 percent.

  • 2 In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting:

    • a. 9 percent voor de invoer van goederen, genoemd in de bij deze wet behorende tabel I, onderdeel a;

    • b. nihil voor de invoer van goederen, genoemd in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, posten 3, 4, 5 en 10, mits is voldaan aan bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden;

    • c. nihil voor de invoer van gas via een aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, van gas dat van een gastransportschip in een aardgassysteem of een upstreampijpleidingnet wordt ingebracht, van warmte of koude via warmte- of koudenetten of van elektriciteit, mits de toepasselijkheid van dat tarief uit boeken en bescheiden blijkt.

Afdeling 3. Vrijstellingen

Artikel 21

Bij ministeriële regeling wordt, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, vrijstelling van belasting verleend voor:

  • a. de invoer van goederen waarvoor aanspraak op vrijstelling van douanerechten bestaat, met uitzondering van goederen die worden aangemerkt als afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde-land ingevoerde goederen;

  • b. de invoer van goederen in de zin van artikel 18, eerste lid, onderdeel b, indien aanspraak op vrijstelling van rechten bij invoer zou bestaan indien de goederen zouden zijn ingevoerd in de zin van artikel 18, eerste lid, onderdeel a;

  • c. de invoer van goederen waarvan de levering in Nederland in elk geval is vrijgesteld;

  • d. de invoer van goederen die worden verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat wanneer degene die de goederen heeft ingevoerd deze levert met toepassing van de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6;

  • e. de invoer van goederen wanneer de btw moet worden aangegeven in het kader van de bijzondere regeling, bedoeld in hoofdstuk V, afdeling 7, paragraaf 4, en wanneer uiterlijk bij de indiening van de invoeraangifte het individuele btw-identificatienummer, bedoeld in artikel 28tf, aan het bevoegde douanekantoor in de lidstaat van invoer is verstrekt.

Artikel 21a

Voor de toepassing van artikel 21b wordt verstaan onder:

  • a. persoonlijke bagage van reizigers: bagage die de reiziger kan aangeven bij de douaneautoriteiten, alsmede de bagage die hij later aangeeft, mits hij aannemelijk kan maken dat deze bij zijn vertrek als begeleide bagage is ingeschreven bij de maatschappij die zijn vervoer heeft verzorgd, met dien verstande dat brandstof, andere dan die zich in het normale reservoir van een voertuig bevindt of andere dan een maximale hoeveelheid van tien liter per voertuig in een draagbaar reservoir, geen persoonlijke bagage is;

  • b. invoer die geen handelskarakter heeft: invoer die een incidenteel karakter heeft, waaraan blijkens de aard of de hoeveelheid van de goederen geen commerciële overwegingen ten grondslag liggen en die uitsluitend betrekking heeft op goederen, bestemd voor persoonlijk gebruik van de reizigers dan wel voor het gebruik door hun gezinsleden of bestemd om als geschenk te worden aangeboden;

  • c. cigarillo’s: sigaren die per stuk niet meer wegen dan drie gram;

  • d. particuliere plezierluchtvaart of plezierzeevaart: het gebruik van een luchtvaartuig of een zeewaardig vaartuig door de eigenaar daarvan of door de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het gebruiksrecht daarvan geniet door huur of anderszins, voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen of voor het verrichten van diensten onder bezwarende titel, dan wel ten behoeve van overheidsinstanties.

Artikel 21b

  • 1 Voor de invoer van goederen wordt vrijstelling verleend indien deze invoer geen handelskarakter heeft en deze goederen deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers komende uit derdelandsgebieden of derde-landen. De vrijstelling wordt verleend voor:

    • a. goederen, niet zijnde goederen bedoeld in de onderdelen b tot en met e, waarvan de totale waarde niet meer dan € 430 per reiziger bedraagt. Voor de toepassing van dit onderdeel wordt de waarde van een afzonderlijk goed niet gesplitst;

    • b. de volgende tabaksproducten per reiziger tot een maximum van:

      • 200 sigaretten;

      • 100 cigarillo’s;

      • 50 sigaren;

      • 250 gram rooktabak; of

      • een proportioneel assortiment van deze producten;

    • c. alcohol en alcoholhoudende dranken, niet zijnde niet-mousserende wijnen en bier, per reiziger tot een maximum van:

      • 1 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan 22% vol. of niet gedenatureerde ethylalcohol van 80% vol. en hoger;

      • 2 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van maximaal 22% vol.; of een proportioneel assortiment van deze producten;

    • d. een maximale hoeveelheid van 4 liter niet-mousserende wijn en 16 liter bier per reiziger;

    • e. brandstof die zich in het normale reservoir van een voertuig bevindt, alsmede per voertuig een maximale hoeveelheid van tien liter brandstof in een draagbaar reservoir.

  • 2 Het maximumbedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt voor reizigers in de particuliere plezierluchtvaart of plezierzeevaart beperkt tot € 300.

  • 3 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, c en d, geldt niet voor reizigers jonger dan zeventien jaar.

  • 4 De maximale hoeveelheden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, c en d, worden voor personeel van vervoermiddelen die worden gebruikt in het verkeer tussen de Unie en derdelandsgebieden of derde-landen beperkt tot de volgende hoeveelheden:

    • a. voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b:

      • 40 sigaretten;

      • 20 cigarillo’s;

      • 10 sigaren;

      • 50 gram rooktabak;

    • b. voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c:

      • 1 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan 22% vol. of niet gedenatureerde ethylalcohol van 80% vol. en hoger;

      • 1 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van maximaal 22% vol.;

    • c. voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel d:

      2 liter niet-mousserende wijn en 8 liter bier.

Afdeling 4. Wijze van heffing

Artikel 22

  • 2 Bij ministeriële regeling kan, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, kwijtschelding of teruggaaf van bij invoer verschuldigde belasting worden verleend in de gevallen waarin aanspraak op kwijtschelding of terugbetaling van rechten bij invoer bestaat of zou bestaan indien de goederen in het douanegebied van de Unie, bedoeld in artikel 4 van het Douanewetboek van de Unie zouden zijn ingevoerd of, in andere gevallen, om redenen van billijkheid.

  • 3 Belasting waarvan krachtens het tweede lid kwijtschelding of teruggaaf wordt verleend, komt niet voor aftrek op de voet van artikel 15 in aanmerking. Heeft de aftrek reeds plaatsgevonden, dan wordt de ondernemer die de aftrek heeft genoten het in aftrek gebrachte bedrag als belasting verschuldigd.

Artikel 22a

  • 1 Op goederen als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel b , die Nederland binnenkomen uit een derdelandsgebied dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Unie, bedoeld in artikel 4 van het Douanewetboek van de Unie zijn de volgende bepalingen van toepassing:

    • a. de formaliteiten betreffende het in Nederland brengen zijn dezelfde als zijn voorzien in de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en tweede lid, van de Algemene douanewet, ten aanzien van goederen die in het vrije verkeer worden gebracht in de zin van die wettelijke bepalingen;

    • b. indien de plaats van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen zich buiten de lidstaat van binnenkomen in de Unie bevindt, zijn de goederen binnen de Unie in het verkeer onder de regeling intern douanevervoer als bedoeld in artikel 18, vierde lid, indien de goederen bij het binnenkomen in de Unie onder die regeling zijn gebracht;

    • c. indien op de goederen op het tijdstip van binnenkomen in de Unie een van de douaneregimes als bedoeld in artikel 18, tweede lid, zou kunnen worden toegepast indien zij zouden zijn ingevoerd in de zin van artikel 18, eerste lid, onderdeel a, kan dit douaneregime ook op deze goederen worden toegepast.

  • 2 Op goederen, andere dan bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel a , die worden verzonden of vervoerd uit de Unie naar een derdelandsgebied dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Unie als bedoeld in het eerste lid, aanhef, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

Artikel 23

  • 1 In afwijking van artikel 22 wordt de belasting ter zake van de invoer van goederen, bestemd voor aangewezen ondernemers en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers, geheven van die ondernemers en lichamen. Bij ministeriële regeling worden onder daarbij te stellen voorwaarden regels gesteld omtrent de aanwijzing. Daarbij kan worden bepaald dat op verzoek een aanwijzing kan geschieden door de inspecteur.

  • 2 De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip waarop de goederen worden ingevoerd.

  • 3 De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting moet op aangifte worden voldaan.

  • 5 Dit artikel is niet van toepassing voor ondernemers die de vrijstelling van belasting bedoeld in artikel 25, eerste lid, toepassen.

Hoofdstuk IV. Uitvoer van goederen

Artikel 24

  • 1 Aan lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers, die goederen in ongebruikte staat uitvoeren uit de Unie of plaatsen onder de regeling douane-entrepot op basis van artikel 237, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie in het kader van hun menslievende, liefdadige of opvoedkundige werk buiten de Unie, wordt op verzoek teruggaaf verleend van de voor die goederen betaalde belasting.

  • 2 Ten behoeve van natuurlijke personen die, anders dan als ondernemer, goederen uitvoeren uit de Unie, kan op bij ministeriële regeling te bepalen wijze en onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen ontheffing worden verleend van de belasting die is verschuldigd ter zake van de levering van die goederen.

Hoofdstuk V. Bijzondere regelingen

Afdeling 1. Vrijstelling van belasting (kleine ondernemers)

Artikel 25

  • 1 Een ondernemer die in Nederland is gevestigd of aldaar een vaste inrichting heeft en van wie de omzet in een kalenderjaar in Nederland niet meer bedraagt dan € 20.000 kan kiezen voor toepassing van vrijstelling van belasting ter zake van door hem in dat en volgende kalenderjaren verrichte leveringen van goederen en diensten. De vrijstelling is niet van toepassing op leveringen van nieuwe vervoermiddelen die door of voor rekening van de verkoper of afnemer worden verzonden of vervoerd naar een plaats in een andere lidstaat en op de levering van onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen die de ondernemer in zijn bedrijf heeft gebruikt.

  • 2 De omzet, bedoeld in het eerste lid, wordt gevormd door de som van de vergoedingen voor de door de ondernemer verrichte leveringen van goederen en diensten:

  • 3 In afwijking van het tweede lid wordt bij de vaststelling van de omzet niet in aanmerking genomen de vergoeding voor de levering van door de ondernemer in zijn bedrijf gebruikte:

    • a. onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen;

    • b. roerende zaken waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting afschrijft of waarop hij zou kunnen afschrijven indien hij aan een zodanige belasting zou zijn onderworpen.

  • 4 De ondernemer die de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, toepast, heeft geen recht op aftrek van belasting als bedoeld in artikel 2 en mag op de factuur op geen enkele wijze melding maken van omzetbelasting.

  • 6 Indien de ondernemer kiest voor de toepassing van de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, dient deze ondernemer hiervan melding te doen uiterlijk vier weken voorafgaand aan het belastingtijdvak waarin de vrijstelling toepassing vindt op een door de inspecteur voorgeschreven wijze. De inspecteur kan bij voor bezwaar vatbare beschikking beslissen dat de ondernemer niet in aanmerking komt voor toepassing van de vrijstelling, indien aannemelijk is dat niet zal worden voldaan aan de gestelde voorwaarden voor de toepassing van de vrijstelling.

  • 7 De toepassing van de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, geldt tot wederopzegging door de ondernemer doch ten minste voor drie jaren na aanvang van de toepassing van de vrijstelling. De ondernemer kan pas drie jaren na die wederopzegging opnieuw kiezen voor de toepassing van de vrijstelling.

  • 8 Bij overschrijding van de omzetdrempel, genoemd in het eerste lid, gedurende een kalenderjaar is de vrijstelling niet van toepassing op de levering van het goed of de dienst waardoor die overschrijding tot stand komt en op alle daaropvolgende leveringen van goederen en diensten. De ondernemer kan pas drie jaren na die overschrijding van de omzetdrempel opnieuw kiezen voor de toepassing van de vrijstelling.

  • 9 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van dit artikel.

Afdeling 2. Voldoening naar ontvangsten

Artikel 26

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld volgens welke daarbij aangewezen ondernemers die niet aan ondernemers plegen te leveren of diensten plegen te bewijzen, de belasting ter zake van leveringen en diensten worden verschuldigd op het tijdstip waarop de vergoeding wordt voldaan; alsdan wordt de belasting berekend over de voldane vergoeding.

Afdeling 4. Accijnsgoederen, andere dan tabaksproducten

Artikel 28a

De heffing van omzetbelasting ter zake van de intracommunautaire verwerving van accijnsgoederen, andere dan tabaksprodukten, geschiedt met overeenkomstige toepassing van de voor de accijns geldende regels, indien de verwerving wordt verricht door ondernemers of rechtspersonen, andere dan ondernemers, waarvoor artikel 1a, tweede lid, toepassing vindt ter zake van intracommunautaire verwervingen van goederen, andere dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsgoederen.

Afdeling 5. Regeling voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten

Artikel 28b

  • 1 Ingeval een wederverkoper gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten levert, wordt, in afwijking van artikel 8, eerste lid, de belasting berekend over de winstmarge. De winstmarge is het verschil tussen de vergoeding en hetgeen ter zake van de levering van een dergelijk goed aan de wederverkoper door hem is of moet worden voldaan.

  • 2 Het eerste lid is slechts van toepassing indien het goed aan de wederverkoper is geleverd door:

    • a. een ander dan een ondernemer;

    • b. een ondernemer, met toepassing van artikel 11, eerste lid, onderdeel r;

    • c. een ondernemer die de vrijstelling, bedoeld in artikel 25, eerste lid, toepast, mits het een in zijn bedrijf gebruikte roerende zaak betreft waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting afschrijft of waarop hij zou kunnen afschrijven indien hij aan een zodanige belasting zou zijn onderworpen;

    • d. een andere wederverkoper, met toepassing van het eerste lid; of

    • e. een ondernemer of een wederverkoper uit een andere lidstaat, mits het een levering is als bedoeld in artikel 314, onder b, c of d, van de BTW-richtlijn 2006.

Artikel 28c

  • 1 Op verzoek van de wederverkoper is artikel 28b, eerste lid, van overeenkomstige toepassing op de leveringen van:

    • a. kunstvoorwerpen die hem zijn geleverd met toepassing van de bij deze wet behorende tabel I, onderdeel a, post 29, onderdeel b;

    • b. kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten die hij zelf heeft ingevoerd, met dien verstande dat alsdan de winstmarge het verschil is tussen de vergoeding en de douanewaarde vermeerderd met de ter zake van de invoer in Nederland verschuldigde omzetbelasting.

  • 2 De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij inwilliging van het verzoek geldt zulks tot wederopzegging door belanghebbende doch ten minste voor twee kalenderjaren. Een hernieuwd verzoek kan eerst twee jaren na die wederopzegging worden ingewilligd.

Artikel 28d

  • 1 In bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen wordt, in afwijking in zoverre van de artikelen 28b en 28c, ter zake van leveringen van goederen waarop een zelfde tarief wordt toegepast, de belasting berekend over de winstmarge per tijdvak van aangifte. Deze winstmarge is het verschil tussen de som van de vergoedingen ter zake van die leveringen in dat tijdvak en de som van hetgeen in dat tijdvak door de wederverkoper is of moet worden voldaan ter zake van in artikel 28b, tweede lid, en 28c, eerste lid, bedoelde leveringen of invoer van dergelijke goederen.

Artikel 28e

In afwijking van artikel 15 vindt geen aftrek plaats:

  • a. ingeval de artikelen 28b, 28c of 28d toepassing vinden, van de belasting welke begrepen is in het door de wederverkoper in rekening gebrachte bedrag; en

  • b. ingeval artikel 28c toepassing vindt, van de belasting welke aan de wederverkoper in rekening is gebracht ter zake van de aan hem verrichte levering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, van dat artikel, of van de belasting welke de wederverkoper verschuldigd is geworden ter zake van de invoer als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, van dat artikel.

Artikel 28f

  • 1 In afwijking van de artikelen 28b en 28c is de wederverkoper ter zake van elk van zijn leveringen die voor toepassing van die artikelen in aanmerking komen, gerechtigd de belasting te berekenen overeenkomstig artikel 8, eerste lid.

  • 2 Ingeval het eerste lid toepassing vindt, vindt aftrek plaats van de belasting die ingevolge artikel 28e, onderdeel b, niet in aftrek is gebracht. Het recht op aftrek ontstaat op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt ter zake van de levering door de wederverkoper.

Artikel 28g

Artikel 12, derde lid, is niet van toepassing ten aanzien van een wederverkoper die niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft, die goederen levert met toepassing van artikel 28b, 28c of 28d.

Artikel 28h

  • 2 Het is de wederverkoper die goederen levert met toepassing van artikel 28b, 28c of 28d niet toegestaan om de belasting afzonderlijk te vermelden op de ter zake van die levering uit te reiken factuur.

Artikel 28i

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van deze afdeling.

Afdeling 6. Regeling voor beleggingsgoud

Artikel 28j

  • 1 In deze wet en in de daarop berustende bepalingen wordt onder beleggingsgoud verstaan:

    • a. goud, in de vorm van staven of plaatjes met een door de goudmarkten aanvaard gewicht, met een zuiverheid van ten minste 995/1000, al dan niet belichaamd in effecten, doch met uitzondering van bij ministeriële regeling aan te wijzen kleine staven of plaatjes met een gewicht van ten hoogste 1 gram;

    • b. gouden munten die:

      • 1°. een zuiverheid van ten minste 900/1000 hebben;

      • 2°. na 1800 zijn geslagen;

      • 3°. in het land van oorsprong als wettig betaalmiddel fungeren of hebben gefungeerd;

      • 4°. normaliter verkocht worden voor een prijs die de openmarktwaarde van het in de munten vervatte goud niet met meer dan 80% overschrijdt;

    • c. gouden munten die zijn opgenomen in de lijst die de Europese Commissie elk jaar publiceert in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie en die daarmee worden geacht aan de in onderdeel b opgenomen criteria te voldoen gedurende het hele jaar waarvoor de lijst wordt gepubliceerd.

  • 2 De in het eerste lid, onderdelen b en c, bedoelde gouden munten worden, voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen, geacht niet wegens hun numismatische belang te worden verkocht.

Artikel 28k

Van de belasting zijn vrijgesteld:

  • a. de levering, de intracommunautaire verwerving en de invoer van beleggingsgoud, waaronder begrepen beleggingsgoud dat belichaamd is in certificaten voor toegewezen of niet-toegewezen goud of dat verhandeld wordt op goudrekeningen, en waaronder begrepen, in het bijzonder, goudleningen en swaps, die een eigendoms- of vorderingsrecht op beleggingsgoud belichamen, evenals de handelingen betreffende beleggingsgoud bestaande in future- en termijncontracten die leiden tot de overdracht van een eigendoms- of vorderingsrecht met betrekking tot beleggingsgoud;

  • b. de diensten door tussenpersonen die handelen in naam en voor rekening van een ander wanneer zij betrokken zijn bij de levering van beleggingsgoud voor hun principaal.

Artikel 28l

  • 1 De ondernemer die beleggingsgoud produceert of goud omzet in beleggingsgoud kan ervoor kiezen artikel 28k, onderdeel a, op hem niet van toepassing te doen zijn met betrekking tot leveringen van beleggingsgoud aan een andere ondernemer.

  • 2 De ondernemer die in het kader van zijn onderneming normaliter goud levert voor industriële doeleinden, kan ervoor kiezen artikel 28k, onderdeel a, op hem niet van toepassing te doen zijn met betrekking tot leveringen van beleggingsgoud als bedoeld in artikel 28j, eerste lid, onderdeel a, aan een andere ondernemer.

  • 3 Indien de leverancier het recht om overeenkomstig het eerste of het tweede lid voor belastingheffing te kiezen heeft uitgeoefend, kan de tussenpersoon ervoor kiezen artikel 28k, onderdeel b, op hem niet van toepassing te doen zijn met betrekking tot de in dat onderdeel vermelde diensten.

Artikel 28m

  • 1 In afwijking in zoverre van artikel 15 heeft de ondernemer een recht op aftrek van de belasting die in rekening is gebracht of verschuldigd is geworden met betrekking tot:

    • a. beleggingsgoud dat hem is geleverd door een ondernemer die een in artikel 28l bedoeld keuzerecht heeft uitgeoefend;

    • b. de levering aan hem of de intracommunautaire verwerving of de invoer door hem van ander goud dan beleggingsgoud dat vervolgens door hem of namens hem wordt omgezet in beleggingsgoud;

    • c. aan hem verleende diensten bestaande in een wijziging van de vorm, het gewicht of de zuiverheid van goud met inbegrip van beleggingsgoud;

    indien de latere levering door hem van dat goud ingevolge deze afdeling is vrijgesteld.

  • 2 In afwijking in zoverre van artikel 15 heeft de ondernemer die beleggingsgoud produceert of goud in beleggingsgoud omzet een recht op aftrek van de belasting die hem in rekening is gebracht of door hem verschuldigd is geworden met betrekking tot de levering dan wel de intracommunautaire verwerving of de invoer van goederen of diensten die met de productie of de omzetting van dat goud verband houden alsof de latere levering door hem van het ingevolge deze afdeling vrijgestelde goud aan de heffing van belasting was onderworpen.

Artikel 28n

De ondernemer die handelt in beleggingsgoud dient, met overeenkomstige toepassing van artikel 34, aantekening te houden van alle handelingen betreffende beleggingsgoud waarvoor de vergoeding meer dan € 10 000 bedraagt en de documenten te bewaren aan de hand waarvan de identiteit van de cliënt bij dergelijke handelingen kan worden vastgesteld.

Artikel 28o

In geval een ondernemer een levering of een dienst verricht die een verwerking omvat van aan een ander toebehorend beleggingsgoud, waardoor het goud niet langer als beleggingsgoud is aan te merken, wordt, in afwijking in zoverre van artikel 8, de belasting berekend over het door de ondernemer voor die levering of dienst in rekening gebrachte bedrag – de omzetbelasting niet daaronder begrepen – vermeerderd met de normale waarde van het goud dat in het tot stand gekomen goed voorkomt.

Artikel 28p

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van deze afdeling.

Afdeling 7. Bijzondere regelingen voor ondernemers die diensten verrichten voor andere dan ondernemers, of goederen op afstand verkopen, of bepaalde goederen binnenlands leveren

Paragraaf 1. Algemene bepaling

Artikel 28q

Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop gebaseerde bepalingen wordt onder btw-melding verstaan de melding waarin alle gegevens staan die nodig zijn om het bedrag van de in elke lidstaat verschuldigde btw vast te stellen.

Paragraaf 2. Bijzondere regeling voor diensten verricht door niet in de Unie gevestigde ondernemers (niet-Unieregeling)

Artikel 28r

Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. niet in de Unie gevestigde ondernemer: een ondernemer die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet op het grondgebied van de Unie heeft gevestigd noch daar over een vaste inrichting beschikt;

  • b. lidstaat van identificatie: de lidstaat waar de niet in de Unie gevestigde ondernemer verkiest opgave te doen van het begin van zijn activiteit als ondernemer op het grondgebied van de Unie overeenkomstig deze paragraaf;

  • c. lidstaat van verbruik: de lidstaat waar de dienst overeenkomstig hoofdstuk II, afdeling 1b, wordt geacht te zijn verricht;

  • d. niet-Unieregeling: de bijzondere regeling, bedoeld in deze paragraaf.

Artikel 28ra

Een niet in de Unie gevestigde ondernemer die diensten verricht voor een andere dan ondernemer die in een lidstaat gevestigd is of er zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft, kan gebruik maken van de niet-Unieregeling. Deze niet-Unieregeling is van toepassing op alle aldus in de Unie verrichte diensten.

Artikel 28rb

  • 1 De niet in de Unie gevestigde ondernemer doet aan de lidstaat van identificatie opgave van het begin en de beëindiging van zijn activiteit als ondernemer, alsook van wijziging ervan in die mate dat hij niet langer aan de voorwaarden voldoet om van de niet-Unieregeling gebruik te mogen maken. Deze opgave gebeurt langs elektronische weg.

  • 2 De ondernemer die kiest voor Nederland als lidstaat van identificatie, doet de opgave, bedoeld in het eerste lid, bij de inspecteur.

Artikel 28rc

  • 1 De mededeling die de niet in de Unie gevestigde ondernemer aan de lidstaat van identificatie doet wanneer zijn belastbare activiteiten beginnen, bevat de volgende bijzonderheden:

    • a. de naam;

    • b. het postadres;

    • c. de elektronische adressen, met inbegrip van websites;

    • d. in voorkomend geval, het nationale belastingnummer; en

    • e. een verklaring dat de ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet op het grondgebied van de Unie heeft gevestigd noch daar over een vaste inrichting beschikt.

  • 2 De niet in de Unie gevestigde ondernemer doet de lidstaat van identificatie mededeling van alle wijzigingen in de verstrekte informatie.

  • 3 De ondernemer die kiest voor Nederland als lidstaat van identificatie, doet de mededelingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, aan de inspecteur.

  • 4 De ondernemer, bedoeld in het derde lid, wordt opgenomen in het identificatieregister niet-Unieregeling.

  • 5 Indien degene die heeft gekozen voor Nederland als lidstaat van identificatie niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor identificatie, wordt de identificatie door de inspecteur geweigerd respectievelijk beëindigd. De weigering of beëindiging geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel 28rd

  • 1 Voor de toepassing van de niet-Unieregeling wordt door de lidstaat van identificatie aan de ondernemer een individueel btw-identificatienummer toegekend dat hem langs elektronische weg wordt meegedeeld.

  • 2 De ondernemer die kiest voor Nederland als lidstaat van identificatie verkrijgt het individueel btw-identificatienummer, bedoeld in het eerste lid, van de inspecteur.

Artikel 28re

  • 1 De niet in de Unie gevestigde ondernemer wordt door de lidstaat van identificatie verwijderd uit het identificatieregister in de volgende gevallen:

    • a. indien hij meldt dat hij niet langer diensten verricht die onder de niet-Unieregeling vallen;

    • b. indien anderszins kan worden aangenomen dat zijn aan de niet-Unieregeling onderworpen belastbare activiteiten beëindigd zijn;

    • c. hij vervult niet langer de voorwaarden om van de niet-Unieregeling gebruik te mogen maken;

    • d. hij voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van de niet-Unieregeling.

  • 2 De verwijdering, bedoeld in het eerste lid, geschiedt ingeval Nederland de lidstaat van identificatie is, bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur.

Artikel 28rf

  • 1 De niet in de Unie gevestigde ondernemer die van de niet-Unieregeling gebruikmaakt, dient langs elektronische weg bij de lidstaat van identificatie een btw-melding in voor elk kalenderkwartaal, ongeacht of al dan niet onder de niet-Unieregeling vallende diensten zijn verricht. De btw-melding wordt uiterlijk voor het einde van de maand volgend op het verstrijken van het belastingtijdvak waarop de melding betrekking heeft, ingediend.

  • 2 De ondernemer die voor Nederland heeft gekozen als lidstaat van identificatie dient de in het eerste lid bedoelde btw-melding in bij de inspecteur.

Artikel 28rg

  • 1 De btw-melding bevat het individueel btw-identificatienummer voor de toepassing van de niet-Unieregeling en, voor elke lidstaat van verbruik waar de btw verschuldigd is, het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de gedurende het belastingtijdvak verrichte diensten die onder de niet-Unieregeling vallen, en het totale bedrag van de belasting daarover, uitgesplitst naar belastingtarieven. De geldende btw-tarieven en de totale verschuldigde belasting worden eveneens op de btw-melding vermeld.

  • 2 Indien een reeds ingediende btw-melding naderhand moet worden gewijzigd, worden deze wijzigingen in een volgende btw-melding opgenomen, uiterlijk drie jaren na de datum waarop de oorspronkelijke btw-melding moest worden ingediend overeenkomstig artikel 28rf. In die volgende btw-melding staan de betrokken lidstaat van verbruik, het belastingtijdvak en het btw-bedrag waarvoor wijzigingen nodig zijn, vermeld.

Artikel 28rh

  • 1 De btw-melding wordt in euro verricht.

  • 2 Indien de vergoeding voor diensten is uitgedrukt in een andere munteenheid dan de euro hanteert de niet in de Unie gevestigde ondernemer, in afwijking van artikel 8, zesde lid, bij de invulling van de btw-melding de wisselkoers die gold op de laatste dag van het belastingtijdvak. De omwisseling geschiedt volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor die dag bekend heeft gemaakt of, wanneer die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking.

Artikel 28ri

  • 1 De niet in de Unie gevestigde ondernemer voldoet de btw onder verwijzing naar de betreffende btw-melding, zulks op het moment dat de btw-melding wordt ingediend, doch uiterlijk bij het verstrijken van de termijn waarbinnen de btw-melding moet worden ingediend. De belasting wordt overgemaakt naar een door de lidstaat van identificatie opgegeven bankrekening in euro, dan wel naar een bankrekening in hun eigen valuta van lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben aangenomen, indien die lidstaten dat eisen.

  • 2 De ondernemer die voor Nederland heeft gekozen als lidstaat van identificatie voldoet de btw bij de ontvanger.

Artikel 28rj

De niet in de Unie gevestigde ondernemer die van de niet-Unieregeling gebruikmaakt, past geen aftrek van belasting toe als bedoeld in artikel 168 van BTW-richtlijn 2006. In afwijking van artikel 1, eerste lid, van de Dertiende Richtlijn 86/560/EEG van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting – Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen (PbEG 1986, L 326) wordt deze ondernemer teruggaaf verleend overeenkomstig die richtlijn. Artikel 2, tweede en derde lid, en artikel 4, tweede lid, van die richtlijn zijn niet van toepassing op de teruggaaf die verband houdt met onder de niet-Unieregeling vallende diensten.

Indien de ondernemer die van de niet-Unieregeling gebruikmaakt, in een lidstaat moet worden geïdentificeerd voor activiteiten die niet onder de niet-Unieregeling vallen, brengt hij de in die lidstaat betaalde voorbelasting die verband houdt met zijn aan de niet-Unieregeling onderworpen belastbare activiteiten, in aftrek op de overeenkomstig artikel 250 van BTW-richtlijn 2006 in te dienen aangifte.

Artikel 28rk

  • 2 Indien het totaal van de belasting op de btw-melding voor Nederland over een belastingtijdvak negatief is, wordt de btw-melding voor dat totaal aangemerkt als een verzoek om teruggaaf van belasting.

  • 3 De inspecteur beslist op het verzoek om teruggaaf bij voor bezwaar vatbare beschikking

Artikel 28rl

  • 1 De niet in de Unie gevestigde ondernemer voert van alle handelingen waarop de niet-Unieregeling van toepassing is, een boekhouding. Deze boekhouding moet voldoende gegevens bevatten om de belastingautoriteiten van de lidstaat van verbruik in staat te stellen de juistheid van de btw-melding te bepalen.

  • 2 Desgevraagd moet de in het eerste lid bedoelde boekhouding langs elektronische weg aan de lidstaat van identificatie en aan de lidstaat van verbruik beschikbaar worden gesteld. De boekhouding wordt bewaard gedurende tien jaar na afloop van het jaar waarin de handeling is verricht.

Paragraaf 3. Bijzondere regeling voor intracommunautaire afstandsverkopen van goederen, voor leveringen van goederen binnen een lidstaat door elektronische interfaces die die leveringen faciliteren, en voor diensten verricht door in de Unie doch niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemers (Unieregeling)

Artikel 28s

Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemer: een ondernemer die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting op het grondgebied van de Unie heeft gevestigd, maar in de lidstaat van verbruik noch de zetel van zijn bedrijfsuitoefening, noch een vaste inrichting heeft;

  • b. lidstaat van identificatie:

    • 1°. in het geval de ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening in de Unie heeft gevestigd: de lidstaat waar die zetel zich bevindt; of

    • 2°. in het geval de ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Unie heeft gevestigd: de lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft; of

    • 3°. in het geval de ondernemer niet in de Unie is gevestigd, maar daarin meer dan één vaste inrichting heeft: de lidstaat waar zich een vaste inrichting bevindt, waarin de ondernemer meldt dat hij van de Unieregeling gebruik maakt. De ondernemer is gedurende het betreffende kalenderjaar en de twee daaropvolgende kalenderjaren aan deze keuze gebonden; of

    • 4°. in het geval de ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Unie heeft gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft: de lidstaat waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt. Indien er meer dan één lidstaat is waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt, vermeldt de ondernemer welke van deze lidstaten de lidstaat van identificatie is. De ondernemer is gedurende het betreffende kalenderjaar en de twee daaropvolgende kalenderjaren aan deze keuze gebonden;

  • c. lidstaat van verbruik:

    • 1°. in het geval van de verrichting van een dienst: de lidstaat waar de dienst overeenkomstig hoofdstuk II, afdeling 1b, wordt geacht te zijn verricht; of

    • 2°. in het geval van een intracommunautaire afstandsverkoop van goederen: de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer; of

    • 3°. in het geval van de levering van goederen door een ondernemer die deze levering faciliteert overeenkomstig artikel 3c, tweede lid, indien de verzending of het vervoer van de geleverde goederen in dezelfde lidstaat begint en eindigt: deze lidstaat;

  • d. Unieregeling: de bijzondere regeling, bedoeld in deze paragraaf.

Artikel 28sa

  • 1 Van de Unieregeling kan worden gebruik gemaakt door:

    • a. een ondernemer die intracommunautaire afstandsverkopen van goederen verricht;

    • b. een ondernemer die de levering van goederen faciliteert overeenkomstig artikel 3c, tweede lid, indien het vervoer van de geleverde goederen in dezelfde lidstaat begint en eindigt;

    • c. een niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemer die diensten verricht voor andere dan ondernemers.

  • 2 De Unieregeling is van toepassing op alle door de betrokken ondernemer in de Unie geleverde goederen of verrichte diensten, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 28sb

  • 1 Een ondernemer doet aan de lidstaat van identificatie opgave van het begin en de beëindiging van zijn onder de Unieregeling vallende activiteiten, alsmede van de wijzigingen ervan waardoor hij niet langer voldoet aan de voorwaarden om van de Unieregeling gebruik te mogen maken. Deze opgave wordt langs elektronische weg verstrekt.

  • 2 De ondernemer die kiest voor Nederland als lidstaat van identificatie doet de in het eerste lid bedoelde opgave bij de inspecteur.

  • 3 De ondernemer wordt bij opgave van het begin van zijn onder de Unieregeling vallende activiteiten opgenomen in het identificatieregister Unieregeling.

  • 4 Indien degene die heeft gekozen voor Nederland als lidstaat van identificatie niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor identificatie, wordt de identificatie door de inspecteur geweigerd respectievelijk beëindigd. De weigering of beëindiging geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel 28sc

  • 1 De niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemer wordt door de lidstaat van identificatie uitgesloten van de Unieregeling en verwijderd uit het identificatieregister in elk van de volgende gevallen:

    • a. indien hij meldt dat hij niet langer leveringen van goederen of diensten verricht die onder de Unieregeling vallen;

    • b. indien anderszins kan worden aangenomen dat zijn aan de Unieregeling onderworpen belastbare activiteiten beëindigd zijn;

    • c. hij vervult niet langer de voorwaarden om van de Unieregeling gebruik te mogen maken;

    • d. hij voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van de Unieregeling.

  • 2 De uitsluiting bedoeld in het eerste lid geschiedt ingeval Nederland de lidstaat van identificatie is, bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur.

Artikel 28sd

  • 1 De ondernemer die van de Unieregeling gebruikmaakt, dient voor elk kalenderkwartaal langs elektronische weg een btw-melding in bij de lidstaat van identificatie, ongeacht of al dan niet leveringen van goederen of diensten zijn verricht die onder de Unieregeling vallen. De btw-melding wordt vóór het einde van de maand volgend op het verstrijken van het kalenderkwartaal waarop de aangifte betrekking heeft, ingediend.

  • 2 De ondernemer die voor Nederland heeft gekozen als lidstaat van identificatie dient de in het eerste lid bedoelde btw-melding in bij de inspecteur.

Artikel 28se

  • 1 De btw-melding bevat het aan de ondernemer toegekende btw-identificatienummer en, voor elke lidstaat van verbruik waar de btw verschuldigd is, het totale bedrag exclusief btw, de toepasselijke btw-tarieven, het totale bedrag van de overeenkomstige belasting, uitgesplitst naar belastingtarieven, en de totale verschuldigde belasting over de volgende gedurende het kalenderkwartaal verrichte leveringen die onder de Unieregeling vallen:

    • a. intracommunautaire afstandsverkopen van goederen;

    • b. goederenleveringen overeenkomstig artikel 3c, tweede lid, indien de verzending of het vervoer van die goederen in dezelfde lidstaat begint en eindigt;

    • c. diensten.

  • 2 De btw-melding bevat ook de wijzigingen met betrekking tot voorgaande belastingtijdvakken, bedoeld in het achtste lid.

  • 3 Wanneer goederen worden verzonden of vervoerd vanuit een andere lidstaat dan de lidstaat van identificatie, bevat de btw-melding ook:

    • a. het totale bedrag exclusief btw;

    • b. de toepasselijke btw-tarieven;

    • c. het totale bedrag van de overeenkomstige belasting, uitgesplitst naar belastingtarieven; en

    • d. de totale verschuldigde belasting over de volgende leveringen die onder de Unieregeling vallen, voor elke lidstaat waaruit die goederen zijn verzonden of vervoerd:

      • i. intracommunautaire afstandsverkopen van goederen die niet via een ondernemer verlopen overeenkomstig artikel 3c, tweede lid;

      • ii. intracommunautaire afstandsverkopen van goederen en goederenleveringen door een ondernemer overeenkomstig artikel 3c, tweede lid, indien de verzending of het vervoer van de goederen in dezelfde lidstaat begint en eindigt.

  • 4 Met betrekking tot de leveringen, bedoeld in het derde lid, onderdeel d, onder i, bevat de btw-melding ook het individuele btw-identificatienummer of het fiscale registratienummer dat door elk van de desbetreffende lidstaten is toegekend.

  • 5 Met betrekking tot de leveringen, bedoeld in het derde lid, onderdeel d, onder ii, bevat de btw-melding ook het individuele btw-identificatienummer of het fiscale registratienummer dat door elk van de desbetreffende lidstaten is toegekend, indien beschikbaar.

  • 6 De btw-melding bevat de informatie, bedoeld in het derde, vierde en vijfde lid, uitgesplitst naar lidstaat van verbruik.

  • 7 Indien de ondernemer die onder de Unieregeling vallende diensten verricht, behalve in de lidstaat van identificatie in een of meer andere lidstaten één of meer vaste inrichtingen heeft van waaruit de diensten worden verricht, bevat de btw-melding, per lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft gevestigd en uitgesplitst naar lidstaat van verbruik:

    • a. het totale bedrag exclusief btw;

    • b. de toepasselijke btw-tarieven;

    • c. het totale bedrag van de overeenkomstige belasting en de totale verschuldigde belasting over die leveringen; en

    • d. het individueel btw-identificatienummer of het fiscaal registratienummer van de inrichting.

  • 8 Indien een reeds ingediende btw-melding naderhand moet worden gewijzigd, worden deze wijzigingen in een volgende btw-melding opgenomen uiterlijk drie jaar na de datum waarop de oorspronkelijke melding moest worden ingediend overeenkomstig artikel 28sd. In die volgende btw-melding staan de betrokken lidstaat van verbruik, het kalenderkwartaal en het btw-bedrag waarvoor de wijzigingen nodig zijn, vermeld.

Artikel 28sf

  • 1 De btw-melding wordt in euro verricht.

  • 2 Indien de goederenleveringen en diensten in een andere munteenheid luiden, hanteert de ondernemer die van de Unieregeling gebruikmaakt, bij het invullen van de btw-melding de wisselkoers die gold op de laatste dag van het belastingtijdvak. De omwisseling geschiedt volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor die dag bekend heeft gemaakt of, wanneer die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking.

Artikel 28sg

  • 1 De ondernemer die gebruikmaakt van de Unieregeling, betaalt de btw, onder verwijzing naar de betreffende btw-melding, uiterlijk bij het verstrijken van de termijn waarbinnen de btw-melding moet worden ingediend. De btw wordt overgemaakt naar een door de lidstaat van identificatie opgegeven bankrekening in euro, dan wel naar een bankrekening in hun eigen valuta van lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben aangenomen, indien die lidstaten dat eisen.

  • 2 De ondernemer die voor Nederland heeft gekozen als lidstaat van identificatie betaalt de btw bij de ontvanger.

Artikel 28sh

De ondernemer die van de Unieregeling gebruikmaakt, past met betrekking tot zijn aan de Unieregeling onderworpen belastbare activiteiten, geen aftrek toe als bedoeld in artikel 168 van BTW-richtlijn 2006 voor de betaalde voorbelasting. In afwijking van artikel 2, eerste lid, artikel 3 en artikel 8, eerste lid, onderdeel e, van Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn (PbEU 2008, L 44) wordt deze ondernemer teruggaaf verleend overeenkomstig die richtlijn.

Indien de ondernemer die van de Unieregeling gebruikmaakt, in een lidstaat moet worden geïdentificeerd voor activiteiten die niet onder de Unieregeling vallen, brengt hij de in die lidstaat betaalde voorbelasting die verband houdt met zijn aan de Unieregeling onderworpen belastbare activiteiten, in aftrek op de overeenkomstig artikel 250 van BTW-richtlijn 2006 in te dienen aangifte.

Artikel 28si

  • 2 Indien het totaal van de belasting op de btw-melding voor Nederland over een belastingtijdvak negatief is, wordt de btw-melding voor dat totaal aangemerkt als een verzoek om teruggaaf van belasting.

  • 3 De inspecteur beslist op het verzoek om teruggaaf bij voor bezwaar vatbare beschikking

Artikel 28sj

  • 1 De ondernemer die van de Unieregeling gebruikmaakt, voert van alle onder de Unieregeling vallende handelingen een boekhouding. Deze boekhouding moet voldoende gegevens bevatten om de belastingautoriteiten van de lidstaat van verbruik in staat te stellen de juistheid van de btw-melding te bepalen.

  • 2 Desgevraagd moet de in het eerste lid bedoelde boekhouding langs elektronische weg aan de lidstaat van verbruik en aan de lidstaat van identificatie beschikbaar worden gesteld. De boekhouding wordt bewaard gedurende tien jaar na afloop van het jaar waarin de handeling is verricht.

Paragraaf 4. Bijzondere regeling voor afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen (invoerregeling)

Artikel 28t

Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop gebaseerde bepalingen hebben afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen uitsluitend betrekking op goederen, met uitzondering van accijnsgoederen, in zendingen met een intrinsieke waarde van niet meer dan € 150.

Artikel 28ta

  • 1 Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. niet in de Unie gevestigde ondernemer: een ondernemer die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet op het grondgebied van de Unie heeft gevestigd noch daar over een vaste inrichting beschikt;

    • b. tussenpersoon: een in de Unie gevestigde persoon die door de ondernemer die afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen verricht, is aangewezen als de persoon die gehouden is tot voldoening van de btw en die in naam en voor rekening van de ondernemer de in de invoerregeling vastgestelde verplichtingen moet nakomen;

    • c. lidstaat van identificatie:

      • 1°. wanneer de ondernemer niet in de Unie is gevestigd, de lidstaat waar hij verkiest zich te registreren;

      • 2°. wanneer de ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Unie heeft gevestigd maar daar wel één of meer vaste inrichtingen heeft, de lidstaat met een vaste inrichting waar de ondernemer meldt dat hij van de invoerregeling gebruik zal maken;

      • 3°. wanneer de ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening in een lidstaat heeft gevestigd, deze lidstaat;

      • 4°. wanneer de tussenpersoon de zetel van zijn bedrijfsuitoefening in een lidstaat heeft gevestigd, deze lidstaat;

      • 5°. wanneer de tussenpersoon de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Unie heeft gevestigd, maar daar wel één of meer vaste inrichtingen heeft, de lidstaat met een vaste inrichting waar de tussenpersoon meldt dat hij van de invoerregeling gebruik zal maken;

    • d. lidstaat van verbruik: de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer;

    • e. invoerregeling: de bijzondere regeling, bedoeld in deze paragraaf.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, onder 2° en 5°, is de ondernemer of tussenpersoon wanneer hij meer dan één vaste inrichting in de Unie heeft, gebonden door zijn beslissing betreffende de aanwijzing van de lidstaat van vestiging gedurende het betreffende kalenderjaar en de twee daaropvolgende jaren.

Artikel 28tb

  • 1 De volgende ondernemers die afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen verrichten kunnen gebruik maken van de invoerregeling:

    • a. elke in de Unie gevestigde ondernemer die afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen verricht;

    • b. elke al dan niet in de Unie gevestigde ondernemer die afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen verricht, en die door een in de Unie gevestigde tussenpersoon is vertegenwoordigd;

    • c. elke ondernemer die gevestigd is in een derde-land waarmee de Unie een overeenkomst betreffende wederzijds bijstand heeft gesloten waarvan het toepassingsgebied vergelijkbaar is met Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (PbEU 2010, L 84) en Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PbEU 2010, L 268), en die afstandsverkopen van goederen vanuit dat derde-land verricht.

  • 2 De ondernemers passen de invoerregeling toe op al hun afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, kan een ondernemer slechts één tussenpersoon tegelijk aanwijzen.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering van de heffing en de invordering, regels worden gesteld met betrekking tot de tussenpersoon.

Artikel 28tc

  • 1 Voor afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen waarvan de btw-melding wordt gedaan in het kader van de invoerregeling, vindt het belastbare feit plaats en wordt de belasting verschuldigd op het tijdstip van levering.

  • 2 De goederen worden geacht te zijn geleverd op het tijdstip waarop de betaling is aanvaard.

Artikel 28td

  • 1 De ondernemer die van de invoerregeling gebruik maakt, of een voor zijn rekening handelende tussenpersoon, doet aan de lidstaat van identificatie opgave van het begin en de beëindiging van zijn activiteit in het kader van de invoerregeling, alsmede van de wijzigingen ervan waardoor hij niet langer voldoet aan de voorwaarden om van de invoerregeling gebruik te mogen maken. Deze informatie wordt langs elektronische weg verstrekt.

  • 2 Wanneer de ondernemer kiest voor Nederland als lidstaat van identificatie doet hij of zijn tussenpersoon de in het eerste lid bedoelde opgave bij de inspecteur.

  • 3 De ondernemer en de tussenpersoon bedoeld in het tweede lid worden opgenomen in het identificatieregister invoerregeling.

Artikel 28te

  • 1 De mededeling die de ondernemer die geen beroep doet op een tussenpersoon, aan de lidstaat van identificatie doet voordat hij van de invoerregeling gebruik begint te maken, bevat de volgende bijzonderheden:

    • a. de naam;

    • b. het postadres;

    • c. het elektronisch adres, met inbegrip van websites;

    • d. het btw-identificatienummer of nationaal belastingnummer.

  • 2 De mededeling die de tussenpersoon aan de lidstaat van identificatie doet voordat hij van de invoerregeling gebruik begint te maken voor rekening van een ondernemer, bevat de volgende bijzonderheden:

    • a. de naam;

    • b. het postadres;

    • c. het elektronisch adres;

    • d. het btw-identificatienummer.

  • 3 De informatie die de tussenpersoon moet verstrekken aan de lidstaat van identificatie voor elke ondernemer die hij vertegenwoordigt voordat die ondernemer van de invoerregeling gebruik begint te maken, dient de volgende gegevens te bevatten:

    • a. de naam;

    • b. het postadres;

    • c. het elektronisch adres, met inbegrip van websites;

    • d. het btw-identificatienummer of nationaal belastingnummer;

    • e. het individuele identificatienummer, bedoeld in artikel 28tf, tweede lid.

  • 4 Een ondernemer die van de invoerregeling gebruikmaakt of, in voorkomend geval, zijn tussenpersoon doet de lidstaat van identificatie mededeling van alle wijzigingen in de verstrekte informatie. Voor Nederland als lidstaat van identificatie wordt deze mededeling gedaan aan de inspecteur.

Artikel 28tf

  • 1 De ondernemer die gebruikmaakt van de invoerregeling wordt voor de toepassing van de invoerregeling een individueel btw-identificatienummer toegekend door de lidstaat van identificatie die hem dit nummer langs elektronische weg meedeelt.

  • 2 Een tussenpersoon wordt door de lidstaat van identificatie een individueel identificatienummer toegekend dat hem door die lidstaat langs elektronische weg wordt meegedeeld.

  • 3 De tussenpersoon wordt door de lidstaat van identificatie een individueel btw-identificatienummer toegekend voor de toepassing van de invoerregeling ten aanzien van iedere ondernemer waarvoor hij is aangesteld.

  • 4 Het btw-identificatienummer, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, wordt uitsluitend gebruikt voor de toepassing van de invoerregeling.

  • 5 De ondernemer of tussenpersoon die kiest voor Nederland als lidstaat van identificatie verkrijgt de btw-identificatienummers, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, van de inspecteur.

  • 6 Indien degene die heeft gekozen voor Nederland als lidstaat van identificatie niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor identificatie, wordt de identificatie door de inspecteur geweigerd respectievelijk beëindigd. De weigering of beëindiging geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel 28tg

  • 1 De niet van een tussenpersoon gebruikmakende ondernemer wordt door de lidstaat van identificatie uit het identificatieregister invoerregeling verwijderd in de volgende gevallen:

    • a. de ondernemer deelt de lidstaat van identificatie mee dat hij niet langer afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen verricht;

    • b. er kan anderszins worden aangenomen dat zijn belastbare activiteiten betreffende afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen, beëindigd zijn;

    • c. hij vervult niet langer de voorwaarden om van de invoerregeling gebruik te mogen maken;

    • d. hij voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van de invoerregeling.

  • 2 De tussenpersoon wordt door de lidstaat van identificatie verwijderd uit het identificatieregister invoerregeling in de volgende gevallen:

    • a. hij heeft gedurende twee opeenvolgende kalenderkwartalen niet gehandeld als tussenpersoon voor rekening van een ondernemer die van de invoerregeling gebruikmaakt;

    • b. hij vervult niet langer de andere voorwaarden om als tussenpersoon te kunnen optreden;

    • c. hij voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van de invoerregeling.

  • 3 De door een tussenpersoon vertegenwoordigde ondernemer wordt door de lidstaat van identificatie verwijderd uit het identificatieregister invoerregeling in de volgende gevallen:

    • a. de tussenpersoon deelt de lidstaat van identificatie mee dat deze ondernemer niet langer afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen verricht;

    • b. er kan anderszins worden aangenomen dat de belastbare activiteiten van deze ondernemer betreffende afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen, beëindigd zijn;

    • c. de ondernemer vervult niet langer de voorwaarden om van de invoerregeling gebruik te mogen maken;

    • d. de ondernemer voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van de invoerregeling;

    • e. de tussenpersoon deelt de lidstaat van identificatie mee dat hij deze ondernemer niet langer vertegenwoordigt.

  • 4 De verwijdering bedoeld in de voorgaande leden geschiedt ingeval Nederland de lidstaat van identificatie is bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur.

Artikel 28th

  • 1 De ondernemer die van de invoerregeling gebruik maakt, of zijn tussenpersoon dient langs elektronische weg bij de lidstaat van identificatie een btw-melding in voor elke kalendermaand, ongeacht of al dan niet afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen zijn verricht. De btw-melding wordt uiterlijk ingediend voor het einde van de kalendermaand volgend op het verstrijken van het belastingtijdvak waarop de melding betrekking heeft.